ECLI:NL:RBDHA:2019:2611
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onterecht opgelegde aanslag inkomstenbelasting en verzuimboete na niet tijdig indienen aangifte IB/PVV
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 maart 2019 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie. Eiser, die niet tijdig aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2015 had ingediend, ontving van de Belastingdienst een ambtshalve aanslag en een verzuimboete. Ondanks meerdere herinneringen en aanmaningen heeft eiser pas in de bezwaarfase een aangifte ingediend. De rechtbank oordeelde dat de aanslag berustte op een redelijke schatting van het belastbaar inkomen, en dat eiser niet overtuigend had aangetoond dat de uitspraak op bezwaar onjuist was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, omdat eiser niet had voldaan aan de bewijslast die op hem rustte na het niet tijdig indienen van de aangifte. De opgelegde verzuimboete werd als terecht beschouwd, en er was geen aanleiding voor matiging. De rechtbank concludeerde dat de aanslag en de verzuimboete correct waren opgelegd en dat er geen proceskostenveroordeling volgde. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.