ECLI:NL:RBDHA:2019:2610

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 maart 2019
Publicatiedatum
18 maart 2019
Zaaknummer
nl18.20193
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Iraakse nationaliteit op basis van seksuele geaardheid en afvalligheid van de islam

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 maart 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiser van Iraakse nationaliteit. Eiser heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin zijn asielaanvraag werd afgewezen. Eiser heeft in het verleden meerdere asielprocedures gevoerd, waarbij zijn identiteit en nationaliteit niet aannemelijk konden worden gemaakt. De huidige aanvraag, de zevende, is ingediend op 20 november 2012 en betreft onder andere de seksuele gerichtheid van eiser, die stelt biseksueel te zijn, en zijn afvalligheid van de islam.

Tijdens de zitting op 6 februari 2019 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en is er een tolk aanwezig geweest. De rechtbank heeft overwogen dat de verklaringen van eiser over zijn identiteit, nationaliteit en seksuele gerichtheid niet consistent zijn en dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat de asielaanvraag ongegrond is. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn seksuele geaardheid in Irak bekend is en dat hij vreest voor eerwraak. Eiser heeft zijn verklaringen over zijn geaardheid en afvalligheid niet voldoende onderbouwd, en de rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de aanvraag ongegrond is.

De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser, waaronder de inconsistenties in zijn verklaringen en de wijze van beoordeling door verweerder, niet kunnen volgen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de aanvraag terecht is afgewezen en het beroep ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.20193
V-nummer: [nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

ook bekend als: [naam 2]
(gemachtigde: mr. C.G. Matze),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N. Hamzaoui).

ProcesverloopEiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 17 augustus 2018 (het bestreden besluit).

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 februari 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen Z. Karem. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is van Iraakse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum]. In de voorgaande zes asielprocedures was hij bekend als [naam 2], geboren op [geboortedatum 2] en van Iraanse nationaliteit. Deze asielaanvragen zijn niet-inhoudelijk afgedaan omdat eiser zijn identiteit en nationaliteit niet aannemelijk had gemaakt. Deze besluiten staan in rechte vast.
2. Eiser heeft op 20 november 2012 de huidige, zevende asielaanvraag ingediend. Bij
besluit van 29 april 2013 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Bij uitspraak van
15 oktober 2013 van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, is het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 16 juli 2015 is het hoger beroep gegrond verklaard en het besluit vernietigd. Dit houdt verband met de nieuwe werkwijze van verweerder in
zaken waarin de geaardheid van een vreemdeling een rol speelt.
Bij besluit van 11 december 2015 is de aanvraag van eiser wederom afgewezen. Bij uitspraak van 19 januari 2016 heeft deze rechtbank, deze zittingsplaats, het
beroep daartegen gegrond verklaard en het toen bestreden besluit vernietigd. Verweerder diende alsnog een standpunt in te nemen over de geloofwaardigheid van eisers gestelde biseksuele gerichtheid, mede in het licht van de gestelde identiteit en nationaliteit van eiser. Verweerder heeft hiertegen geen hoger beroep ingesteld.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- de nationaliteit, identiteit en herkomst;
- de seksuele gerichtheid;
- de dreigende eerwraak wegens eisers relatie met zijn schoonzus;
- het atheïsme van eiser;
- de afvalligheid van de islam;
- eisers negatieve uitlatingen over de islam, met name op Facebook.
4. Verweerder heeft eisers asielaanvraag afgewezen als ongegrond. Verweerder acht eisers verklaringen over zijn identiteit, nationaliteit, atheïsme en negatieve uitlatingen over de islam geloofwaardig. Het enkele feit dat eiser niet gelooft, dan wel geen geloof praktiseert, is volgens verweerder niet voldoende om hem als afvallige te zien. Ook is niet aannemelijk gemaakt dat een brede kring van personen hiervan op de hoogte is geraakt.
Voor wat betreft zijn herkomst wordt eiser het voordeel van de twijfel gegund. Hij heeft hierdoor geen problemen ondervonden.
Eisers verklaringen over zijn seksuele gerichtheid, zijn afvalligheid en zijn diepgewortelde overtuiging om zich negatief uit te laten over de islam, zijn volgens verweerder ongeloofwaardig. Zijn verklaringen over eerwraak zijn niet op geloofwaardigheid beoordeeld. De reden hiervoor is dat eiser geen verschoonbare reden heeft gegeven voor het feit dat hij dit element eerst in de tweede asielprocedure naar voren heeft gebracht.
5. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Wat eiser tegen het bestreden besluit heeft aangevoerd, wordt hierna besproken.
6. Verweerder heeft in reactie op het voorgaande ter zitting nog verklaard dat het eiser niet wordt verweten dat hij meerdere asielprocedures heeft gevoerd.
De omstandigheid dat eiser blijkens de diverse gehoren voortdurend ‘zwabbert’ in zijn verklaringen wordt hem wel aangerekend.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Algemeen
De rechtbank constateert dat de gronden van beroep grotendeels letterlijk een herhaling zijn van de eerder ingediende zienswijze. Omdat eiser hierbij niet heeft aangegeven waarom de zienswijze wordt herhaald en waarom het bestreden besluit op deze punten niet juist is, blijven deze punten buiten bespreking en wordt van de juistheid van de beoordeling in het bestreden besluit uitgegaan.
Verder constateert de rechtbank dat aan het beroepschrift slechts hier en daar een paar opmerkingen zijn toegevoegd. Deze zullen hierna worden beoordeeld.
Seksuele gerichtheid
7. In beroep voert eiser aan dat verweerder zich telkens op het standpunt stelt dat de tweede of verdere asielaanvraag te laat is om zich op homoseksualiteit (dan wel biseksualiteit, zo begrijpt de rechtbank) te beroepen. Nu eiser niet nader heeft aangeduid waar in de besluitvorming hem dit is verweten, kan deze beroepsgrond niet slagen. De rechtbank volstaat met een verwijzing naar het voornemen waarin het toetsingskader voor geaardheid is opgenomen. In het voornemen heeft verweerder verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 8 juli 2015 en naar de daaruit ontwikkelde werkinstructie 2015/9. Vervolgens heeft verweerder eisers verklaringen daaraan getoetst. Niet is gebleken dat het moment waarop eiser melding heeft gemaakt van zijn geaardheid daarbij een rol heeft gespeeld. Dit zou overigens ook niet anders geweest indien getoetst aan werkinstructie 2018/9.
Facebookberichten uit 2012
8. In beroep heeft eiser wederom een aantal berichten tussen ‘[naam 2]’ en [naam 3] geciteerd. Deze berichten dateren van 2012, ver voordat eiser over zijn geaardheid heeft gesproken. Deze berichten zijn dus niet ‘gefabriceerd’ zoals verweerder wil doen voorkomen, ze bestonden al, aldus eiser.
De rechtbank overweegt hieromtrent dat verweerder blijkens het voornemen en het bestreden besluit zich niet uitsluitend op het standpunt heeft gesteld dat iedereen dergelijke berichten kan ‘fabriceren’ en sturen, zoals eiser stelt. Verweerder heeft daarnaast immers ook overwogen dat uit de teksten geen serieuze relatie van eiser met [naam 3] kan worden afgeleid nu het korte simpele berichten betreft met weinig inhoud. Verder heeft verweerder geconstateerd dat er sprake is van lange tussenpozen tussen de berichten. Ten slotte heeft verweerder ook nog andere verklaringen van eiser over zijn gestelde relatie met [naam 3] bij de beoordeling betrokken.
Worsteling met geaardheid
9. Eiser stelt dat verweerder een ‘worsteling’ bij eiser heeft waargenomen, een
innerlijke strijd en vraagt zich af waarom dit volgens verweerder niet kan leiden tot een heroverweging van het voornemen. De rechtbank verwijst naar het bestreden besluit waarin verweerder in reactie op de zienswijze al heeft opgemerkt dat deze opmerking niet is gemaakt.
Verloop van het acceptatieproces
10. In beroep herhaalt eiser dat zijn acceptatieproces een grillig verloop heeft gekend, met ups en downs. Volgens eiser is het dan ook een vloeiend proces met perioden waarin hij zichzelf wat meer accepteert, welke worden afgewisseld met perioden waarin de acceptatie wat minder is. Dat valt hem niet te verwijten.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich in het voornemen echter terecht op het standpunt gesteld dat eiser zelf heeft verklaard dat hij een acceptatieproces heeft ondergaan en dat van hem dus kan worden verlangd dat hij hierover helderheid kan verschaffen. In het bestreden besluit heeft verweerder nog voldoende aanvullend gemotiveerd waarom het niet aannemelijk is dat eiser het ene moment vrede met zijn geaardheid heeft en het andere moment niet. Verweerder heeft daartoe onder andere terecht verwezen naar de langdurige relaties die eiser heeft gehad.
Facebookberichten over de islam
11. Eiser bestrijdt dat zijn vele Facebookberichten onvindbaar zijn. Eiser stelt dat verweerder de berichten niet heeft aangetroffen dan wel niet heeft herkend omdat deze in het Koerdisch zijn geschreven.
In reactie daarop verwijst de rechtbank naar het voornemen waarin verweerder de wijze waarop het onderzoek is verricht heeft beschreven. Zo heeft eiser gegevens zoals zijn gebruikersnaam en het profiel waarop de berichten zijn verschenen, aan verweerder verstrekt. Vervolgens heeft verweerder onderzoek gedaan en slechts één atheïstische uiting van eiser aangetroffen. Nu eiser zijn bewering niet heeft onderbouwd en het tegendeel niet heeft aangetoond, is zijn voornoemde verklaring voor het niet aantreffen van zijn berichten, niet afdoende.
Artikel 3 van het EVRM
12. Eiser vreest dat hij uiteindelijk gedood zal worden uit naam van Allah. Hij moet niet alleen zijn seksualiteit, maar ook zijn atheïsme en zijn andere innerlijke overtuigingen onderdrukken. Terwijl alles op Facebook staat en uiteindelijk toch uit zal komen.
De rechtbank verwijst voor wat betreft de gestelde uitingen over het atheïsme naar de conclusie in de voorgaande rechtsoverweging.
Verder heeft verweerder ten aanzien van eisers gestelde geaardheid in het bestreden besluit terecht overwogen dat niet aannemelijk is dat dit in Irak bekend is. Van belang hierbij zijn eisers eerdere verklaringen dat niemand hiervan op de hoogte is.
Wijze van beoordelen door verweerder
13. Eiser stelt dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen. Verweerder heeft zijn gehele relaas op één hoop gegooid terwijl het eigenlijk een ontwikkelingsproces is dat eiser heeft doorgemaakt, een innerlijke groei van eiser die zich uitstrekt over een periode van bijna negen jaar.
De rechtbank onderschrijft deze visie van eiser over de beoordeling door verweerder niet.
Zoals deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, in de uitspraak van 15 oktober 2013 al heeft overwogen, heeft eiser in de eerdere zes asielprocedures niet de waarheid gesproken met betrekking tot zijn identiteit en nationaliteit. Het is derhalve grotendeels aan eiser te wijten dat er sinds zijn eerste asielaanvraag van 5 juli 2009 zoveel tijd verstreken is.
Omdat eiser eerst bij zijn zevende asielaanvraag zijn identiteit en nationaliteit aannemelijk heeft gemaakt, diende verweerder alsnog een standpunt in te nemen over de geloofwaardigheid van eisers gestelde biseksuele geaardheid. Verweerder heeft daarbij terecht besloten om ook eisers verklaringen in de vijfde en de zesde aanvraag bij de beoordeling te betrekken. Omdat eiser in de diverse procedures naast de gestelde biseksualiteit inmiddels ook andere asielmotieven had aangedragen zoals zijn bekering tot het christendom, zijn daaropvolgende atheïsme en zijn afvalligheid, heeft verweerder terecht besloten om deze asielmotieven ook in hun onderlinge samenhang te beoordelen. Op basis van dit samenstel van verklaringen heeft verweerder tot de eindconclusie kunnen komen dat eiser niet consistent is in zijn verklaringen en dat dit niet is te herleiden tot een proces dat wordt gekenmerkt door ups en downs.
14. De rechtbank komt, al het voorgaande overziende, dan ook tot de conclusie dat de aanvraag terecht is afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. J. Loonstra, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.