ECLI:NL:RBDHA:2019:2485

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 maart 2019
Publicatiedatum
14 maart 2019
Zaaknummer
NL19.3375
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met betrekking tot Dublin-overeenkomst

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 maart 2019 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die stelt de Somalische nationaliteit te hebben en geboren te zijn in 1988, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. Deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, omdat Finland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublin-overeenkomst.

Verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 5 maart 2019, waar verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, is het verzoek behandeld. De rechtbank heeft in een eerdere zaak, NL19.3374, het beroep in de bodemzaak ongegrond verklaard, wat betekent dat er geen aanleiding meer was voor het treffen van een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat er geen proceskostenveroordeling plaatsvond. De uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, in aanwezigheid van griffier mr. D.D. Tempelman. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.3375

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker

(gemachtigde: mr. M. Dalloesingh),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. B.M. Kristel).

Procesverloop

Bij besluit van 13 februari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling genomen op de grond dat Finland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL19.3374, plaatsgevonden op 5 maart 2019. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen Y. Abdiqadir. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Verzoeker stelt de Somalische nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 1988.
Nu de rechtbank bij mondelinge uitspraak van 5 maart 2019, zaaknummer NL19.3374, het beroep in de bodemzaak ongegrond heeft verklaard is er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
De uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. D.D. Tempelman, griffier.
Dit proces-verbaal is digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.