ECLI:NL:RBDHA:2019:2371
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van asielaanvraag wegens niet verschijnen bij gehoor
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 maart 2019 uitspraak gedaan in een procedure betreffende een asielaanvraag van eiser, die de Afghaanse nationaliteit heeft. Eiser had op 13 juni 2018 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Echter, op 5 februari 2019 is eiser niet verschenen op de afspraak voor zijn gehoor, zonder voorafgaande kennisgeving. Dit leidde ertoe dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aanvraag buiten behandeling heeft gesteld en een inreisverbod voor twee jaar heeft opgelegd.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen totdat op het beroep was beslist. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat eiser verantwoordelijk is voor het ontvangen van informatie over zijn asielprocedure, en dat de gemachtigde van eiser de uitnodiging voor het gehoor tijdig heeft ontvangen en doorgegeven. De rechtbank concludeert dat er geen verschoonbare reden is voor het niet-verschijnen van eiser.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter en voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt op 12 april 2019. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden ingesteld.