ECLI:NL:RBDHA:2019:2368
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag en voorlopige voorziening in het kader van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 maart 2019 uitspraak gedaan in een procedure waarbij de eiser, een Soedanese nationaliteit hebbende man, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om de overdracht naar Frankrijk te voorkomen totdat op het beroep is beslist.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat Frankrijk de verantwoordelijkheden die voortvloeien uit internationale verdragen, zoals het Vluchtelingenverdrag en het EVRM, zal naleven. Eiser heeft niet aangetoond dat er sprake is van tekortkomingen in de asielprocedure of opvangvoorzieningen in Frankrijk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de enkele omstandigheid dat eiser niet is uitgezet naar Soedan, onvoldoende is om aan te nemen dat Frankrijk zijn verplichtingen niet nakomt.
De rechtbank heeft het beroep van eiser kennelijk ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De beslissing is genomen zonder zitting, op basis van de ingediende stukken. De uitspraak is openbaar gedaan en digitaal ondertekend. Eiser kan binnen zes weken na bekendmaking verzet aantekenen tegen deze uitspraak.