ECLI:NL:RBDHA:2019:2367
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening in het kader van Dublin-overdracht naar Italië
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 maart 2019 uitspraak gedaan in een procedure waarbij eiser, een Marokkaanse nationaliteit hebbende jongeman, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om de overdracht naar Italië te voorkomen totdat op het beroep is beslist.
De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht. Eiser heeft aangevoerd dat Italië niet langer kan worden beschouwd als een veilige derde staat vanwege tekortkomingen in de asielprocedure en opvangvoorzieningen. Hij heeft verschillende rapporten en artikelen over de situatie in Italië ingediend ter onderbouwing van zijn standpunt. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser niet heeft aangetoond dat de situatie in Italië zodanig is verslechterd dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer kan worden toegepast.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de door eiser overgelegde stukken geen wezenlijk ander beeld geven van de situatie in Italië dan eerder is beoordeeld door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de problemen die eiser heeft aangevoerd niet voldoende zijn om de overdracht aan Italië te blokkeren. Het beroep van eiser is kennelijk ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.