ECLI:NL:RBDHA:2019:2361
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van Dublinverordening en interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 maart 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een burger van Azerbeidzjan, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag echter niet in behandeling genomen, omdat Letland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat Letland zich niet houdt aan zijn internationale verplichtingen en dat zij vreest voor haar leven bij terugzending naar Azerbeidzjan.
De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris het bestreden besluit terecht heeft genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank oordeelt dat Letland, door het verzoek om overname te aanvaarden, heeft gegarandeerd de asielaanvraag van eiseres in behandeling te nemen. Eiseres heeft onvoldoende bewijs geleverd dat Letland zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de medische situatie van eiseres niet zodanig is dat deze niet in Letland behandeld kan worden.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres kennelijk ongegrond verklaard, waarbij zij heeft geoordeeld dat er geen aanleiding is om af te wijken van de Dublinverordening en dat de staatssecretaris de aanvraag van eiseres terecht niet in behandeling heeft genomen. De uitspraak is gedaan door mr. P.M. van Dijk-de Keuning, rechter, en is openbaar gemaakt op 12 maart 2019.