ECLI:NL:RBDHA:2019:2355

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 februari 2019
Publicatiedatum
12 maart 2019
Zaaknummer
NL18.24571
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van kennelijke ongegrondheid en manipulatie van vingerafdrukken

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 februari 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Soedanese nationaliteit, een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat eiser zijn vingerafdrukken zou hebben gemanipuleerd, wat volgens de staatssecretaris een poging tot misleiding van de autoriteiten inhield. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig overwogen, inclusief het asielrelaas van eiser, dat onder andere zijn arrestatie tijdens een demonstratie in Soedan omvatte.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag van eiser op goede gronden als kennelijk ongegrond kon worden afgewezen. De rechtbank oordeelde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij daadwerkelijk was gearresteerd en dat hij niet geloofwaardig was in zijn verklaringen over de omstandigheden van zijn ontsnapping. Bovendien heeft de rechtbank geoordeeld dat de staatssecretaris niet ten onrechte had gesteld dat eiser zijn vingerafdrukken had gemanipuleerd, wat de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas ondermijnde. De rechtbank heeft de afwijzing van de aanvraag door de staatssecretaris bevestigd en het beroep van eiser ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft ook opgemerkt dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Gravenhage
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.24751

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

(gemachtigde: mr. E.A.A. Charry),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.A.B. van Steijn).

ProcesverloopBij besluit van 17 december 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL18.24752, plaatsgevonden op 22 januari 2019. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Soedanese nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1988.
Eiser heeft op 14 juni 2017 een eerste asielaanvraag ingediend en het volgende asielrelaas aan zijn aanvraag ten grondslag gelegd. Eiser was op 28 oktober 2016 met het openbaar vervoer onderweg naar zijn tante, toen de weg werd afgesloten. Op die weg was een demonstratie bezig tegen de slechte economische situatie in Soedan en tegen de hoge prijzen van medicijnen en gas. Eiser is, met anderen, opgepakt en meegenomen. Hij werd beschouwd als opposant van het regime. De mensen die hem meenamen, hielden hem voor dat de personen die zijn opgepakt zouden worden ingezet bij de interventietroepen in Darfur of een militaire training moesten gaan volgen. Eiser heeft verklaard dat hij is ontsnapt toen hij vaten met water moest vullen op een binnenplaats. Hoewel politiemannen hem hebben nageroepen en in zijn richting hebben geschoten, heeft eiser toch kunnen ontsnappen. Nadat hij is ontsnapt, heeft eiser in een winkeltje zijn vader gebeld. Zijn vader vertelde eiser dat de politie en veiligheidsdienst langs zijn geweest. Eiser is op aanraden van zijn vader naar de boerderij van een vriend op het eiland Touti gegaan. Eiser heeft op 5 maart 2017 de boerderij verlaten en is Soedan ontvlucht.
Verweerder heeft deze aanvraag bij besluit van 6 september 2017 afgewezen als kennelijk ongegrond. Het tegen dat besluit ingestelde beroep is bij uitspraak van 20 oktober 2017 door de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, gegrond verklaard, omdat het asielrelaas niet inhoudelijk is beoordeeld (ECLI:NL:RBAMS:2017:7693). Op 1 augustus 2018 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) het door de staatssecretaris ingestelde hoger beroep kennelijk ongegrond verklaard (201708591/1/V1). Gelet hierop heeft verweerder bij het thans bestreden besluit opnieuw op de aanvraag van eiser beslist.
2. Als relevante elementen van het asielrelaas van eiser heeft verweerder onderscheiden:
 Identiteit, nationaliteit en herkomst;
 Arrestatie tijdens demonstratie en daarop volgende gevangenhouding en ontsnapping.
3. Verweerder heeft de aanvraag kennelijk ongegrond verklaard op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000) juncto artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000.
Verweerder betoogt dat er geen bruikbaar dactyloscopisch signalement van eiser kon worden vervaardigd en dat dit aantoonbaar het gevolg is van opzet aan de zijde van eiser. Door het opzettelijk manipuleren van zijn vingers maakt eiser het onderzoek onmogelijk en doet dit ernstig vermoeden dat eiser de juiste gegevens verzwijgt, teneinde te bewerkstelligen dat hij in een gunstigere positie komt te verkeren dan waarin hij zonder deze onjuiste gegevens zou verkeren (frustratie van een onderzoek naar een mogelijke andere verantwoordelijke lidstaat).
Verder ziet verweerder, hoewel eiser slechts zijn geldig bevonden rijbewijs als identificerend document heeft overgelegd, geen reden om aan de verklaringen van eiser omtrent zijn identiteit, nationaliteit en herkomst te twijfelen. De verklaringen over de arrestatie tijdens de demonstratie en de daarop volgende gevangenhouding en ontsnapping zijn echter ongeloofwaardig geacht.
4. Eiser heeft in beroep, samengevat, het volgende aangevoerd.
Verweerder heeft ten onrechte gesteld dat eiser zijn vingertoppen zou hebben gemanipuleerd om zijn asielprocedure te frustreren en te frauderen ten einde asiel te krijgen in Nederland. Hij weet niet wat de oorzaak is van het ontbreken van vingerafdrukken. Eiser heeft een document van de Soedanese autoriteiten overgelegd om te onderbouwen dat hij hier al lange tijd problemen door heeft ondervonden. Zo heeft hij geen paspoort kunnen krijgen in Soedan omdat hij onvoldoende reliëf op zijn vingertoppen heeft. Dat dit mogelijk is, is al wetenschappelijk onderzocht in 2011 en eiser verwijst hiervoor naar het American Journal of Human Genetics door Nousbeck van 4 augustus 2011. Verweerder dient nader onderzoek te verrichten naar (de oorzaak van) het ontbreken van bruikbare vingerafdrukken. Voorts heeft eiser aangevoerd dat het standpunt van verweerder dat zijn asielrelaas ongeloofwaardig is omdat hij vooraf had moeten weten dat er demonstraties gaande waren en risico liep als hij daarbij zou gaan kijken, arbitrair is. Verweerder heeft niet betwist dat er demonstraties gaande waren en dat deelnemers risico liepen op detentie, mishandeling e.d. Niet valt uit te sluiten dat ook willekeurige aanwezigen zoals eiser in hetzelfde lot hebben gedeeld. Verder stelt eiser dat het ontbreken van een openbare verklaring van de Soedanese overheid over het sturen van gevangenen naar het front niet wil zeggen dat dat niet plaatsvond.
Nu eiser als gewetensbezwaarde niet wil deelnemen aan oorlogshandelingen in Soedan zal hij bij terugkomst als deserteur behandeld worden. Bij gedwongen terugkeer zal hij hierdoor een onmenselijke behandeling ondergaan die verbonden is door artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: het EVRM) en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: het Handvest).
5. Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 afgewezen als ongegrond in de zin van artikel 32, eerste lid, van de Procedurerichtlijn, indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen.
Ingevolge artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000 kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 worden afgewezen als kennelijk ongegrond in de zin van artikel 32, tweede lid, van de Procedurerichtlijn, indien de vreemdeling Onze Minister heeft misleid door omtrent zijn identiteit of nationaliteit valse informatie of documenten te verstrekken of door relevante informatie of documenten die een negatieve invloed op de beslissing hadden kunnen hebben, achter te houden.
Ingevolge C1/4.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (hierna: Vc 2000) is in ieder geval sprake van het verstrekken van onjuiste gegevens bij de aanvraag dan wel het achterhouden van de juiste gegevens als er aanwijzingen zijn dat sprake is van vingermutilatie.
6. De rechtbank ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of verweerder op goede gronden de aanvraag van eiser heeft afgewezen als kennelijk ongegrond nu volgens verweerder is gebleken dat eiser zijn vingerafdrukken heeft gemanipuleerd en hierdoor kan worden geconcludeerd dat hij verweerder heeft willen misleiden. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
6.1
Uit de gedingstukken blijkt dat de AVIM (vreemdelingenpolitie) op 14 juni 2017, 28 juni 2017 en 12 juli 2017 vingerafdrukken van eiser heeft geprobeerd af te nemen, maar dat het niet is gelukt een goed dactyloscopisch signalement van eiser te vervaardigen. In het proces-verbaal van bevindingen van 14 juni 2017 hebben verbalisanten Van der Klok en Huis in ‘t Veld, belast met het toezicht op vreemdelingen, vermeld dat op de vingers van eiser een voor de verbalisanten onbekend middel was aangebracht. Verbalisant Huis in ‘t Veld heeft deze waarneming ook vermeld in een document van 28 juni 2017, over de tweede keer dat is geprobeerd vingerafdrukken bij eiser af te nemen. Daarbij heeft deze verbalisant opgemerkt dat de omstandigheid dat geen bruikbaar dactyloscopisch signalement kon worden vervaardigd, zeker het gevolg is van opzet aan de kant van eiser. In het proces-verbaal van bevindingen van 12 juli 2017 hebben verbalisanten Lubbers en Bodewits voorts vermeld dat Huis in ‘t Veld op 12 juli 2017 voor de derde keer vingerafdrukken van eiser heeft geprobeerd af te nemen. De papilairlijnen op de vingers van eiser waren die dag van zodanig slechte kwaliteit, dat er geen goed dactyloscopisch signalement van eiser te vervaardigen was. De verbalisanten zagen dat de meeste vingertoppen glad waren en er meerdere wondjes zichtbaar waren op de rechterwijsvingertop. Tijdens het nemen van de vingerafdrukken voelde het alsof er een onnatuurlijke laag op de vingertoppen zat.
6.2
Een proces-verbaal waarin de resultaten van een onderzoek van de Vreemdelingenpolitie zijn neergelegd, wordt aangemerkt als een deskundigenbericht dat verweerder aan zijn besluit ten grondslag kan leggen, tenzij eiser concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van dat bericht naar voren brengt. Hierin is eiser niet geslaagd. Verweerder heeft niet ten onrechte gesteld dat eiser wisselend heeft verklaard over de oorzaak van zijn slechte vingerafdrukken. Zo heeft eiser verklaard dat hij niet weet waardoor de vingerafdrukken ontbreken, dat het zou komen doordat hij geboren is met slechte vingerafdrukken, doordat hij rookt zonder filter en de sigaretten oprookt tot het einde of dat het zou komen door zijn werkzaamheden als boer. Ter onderbouwing van zijn stelling dat zijn vingerafdrukken altijd al slecht zijn geweest heeft eiser een wetenschappelijk artikel en een originele verklaring omtrent het ontbreken van vingerafdrukken van de Soedanese autoriteiten overgelegd. Het wetenschappelijk artikel is onvoldoende om twijfel te zaaien aan de bevindingen van de AVIM, aangezien het een algemeen onderzoek is naar het ontbreken van vingerafdrukken en het niet specifiek ziet op de situatie van eiser. De verklaring van de Soedanese autoriteiten van 3 december 2017, waarin staat dat eiser in 2009-2010 een paspoort heeft aangevraagd maar deze niet heeft gekregen vanwege het niet verschijnen van vingerafdrukken, is een kopie en geen origineel zoals eiser stelt, zodat er geen uitspraken kunnen worden gegaan over authenticiteit, inhoud, opmaak en afgifte van het document. Daarnaast kan uit het document niet worden opgemaakt dat eiser zijn vingerafdrukken niet gemanipuleerd heeft in Nederland, aangezien de Vreemdelingenpolitie een onnatuurlijke laag op zijn vingertoppen heeft geconstateerd. Voorts stelt verweerder terecht dat het uiterst opmerkelijk is dat dezelfde instantie die op zoek zou zijn naar eiser een document met voornoemde strekking zou overleggen aan eiser. Mede gelet op de verklaring van eiser dat hij geen contact heeft met zijn familie of anderen uit Soedan is het voor de rechtbank onduidelijk hoe eiser aan de verklaring is gekomen. Nu eiser niet ter zitting is verschenen, heeft hij daarover geen duidelijkheid kunnen verschaffen.
6.3
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van de bevindingen van de AVIM. Verweerder heeft dan ook de aanvraag op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000 kennelijk ongegrond kunnen achten.
7. Ten aanzien van de (on)geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiser, overweegt de rechtbank voorts het volgende.
7.1
De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt met zijn verklaringen dat hij gearresteerd is tijdens een demonstratie, in detentie heeft gezeten en ontsnapt is omdat hij niet naar de frontlinie van Darfur gestuurd wilde worden. Verweerder heeft niet ten onrechte gesteld dat de aanwezigheid van eiser bij de demonstratie bevreemdingwekkend is aangezien hij wist dat deelname aan een demonstratie verstrekkende gevolgen kan hebben. Het is ook niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat eiser niet wist dat er een demonstratie gaande was, gelet op de algemene bekendheid van de demonstraties toentertijd en de massale omvang (tienduizenden demonstranten) van de demonstraties. Ook de omstandigheden dat eiser is blijven staan bij aankomst van de politie bij de demonstratie en dat de politie eiser heeft opgepakt terwijl hij niet deelnam aan de demonstratie, doen afbreuk aan de geloofwaardigheid van zijn relaas.
Met betrekking tot zijn ontsnapping tijdens de detentie heeft verweerder het niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat eiser ontsnapt is door op een vat te gaan staan en vervolgens over een hoge muur is geklommen, terwijl twee gewapende agenten hem in de gaten hielden. Eiser heeft verklaard dat hij als gedetineerde naar de frontlinie in Darfur gestuurd zou worden. De rechtbank merkt met verweerder op dat uit het algemeen ambtsbericht Soedan van 2017 blijkt dat demonstranten worden opgepakt, gedetineerd, mishandeld en gemarteld. Ook werden demonstraties met geweld beëindigd, waarbij soms dodelijke slachtoffers vielen. Echter over gedetineerden die naar de frontlinie van Darfur worden gestuurd is in openbare bronnen niets bekend. Verweerder heeft het dan ook niet ten onrechte niet aannemelijk gevonden dat eiser naar de frontlinie in Darfur zou, of zal, worden gestuurd.
7.2
Eiser voert aan dat hij bij terugkomst in zijn land van herkomst als deserteur blootgesteld zal worden aan een onmenselijke behandeling conform artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest. Nu de rechtbank heeft geoordeeld dat het asielrelaas van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig is geacht, is het ook niet aannemelijk dat eiser zal worden blootgesteld aan een onmenselijke behandeling bij terugkeer in Soedan.
8. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L.E. Bakels, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.E. Maas, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.