ECLI:NL:RBDHA:2019:2273

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 februari 2019
Publicatiedatum
11 maart 2019
Zaaknummer
NL19.1487
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Eritrese eiser en de verantwoordelijkheid van Zwitserland onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 februari 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiser van Eritrese nationaliteit. De eiser had op 9 oktober 2018 asiel aangevraagd in Nederland, maar zijn aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Zwitserland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag, aangezien de eiser eerder in Zwitserland asiel had aangevraagd. De rechtbank heeft de zaak behandeld in het kader van een voorlopige voorziening en bodemzaak, waarbij de eiser werd bijgestaan door een gemachtigde en een tolk. Tijdens de zitting op 22 februari 2019 heeft de eiser aangevoerd dat er geen gebruik was gemaakt van een registertolk, wat volgens hem een schending van zijn rechten was. De rechtbank oordeelde echter dat, hoewel er geen registertolk was, de eiser niet benadeeld was door dit gebrek, omdat hij de tolk goed kon verstaan en begrijpen. De rechtbank heeft ook overwogen dat de staatssecretaris zich terecht op het interstatelijk vertrouwensbeginsel kon beroepen, wat betekent dat ervan kan worden uitgegaan dat Zwitserland zijn internationale verplichtingen zal nakomen. De eiser voerde aan dat hij in Zwitserland niet deugdelijk rechtsmiddel had en dat overdracht aan Zwitserland zou leiden tot schending van zijn rechten onder het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank heeft deze argumenten verworpen en geoordeeld dat de staatssecretaris in redelijkheid kon besluiten om de asielaanvraag van de eiser niet in behandeling te nemen. Uiteindelijk werd het beroep van de eiser ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.1487

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Erik),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.A.P.M. van der Zanden).

Procesverloop

Bij besluit van 22 januari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Zwitserland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het beroep is, tegelijk met de zaak NL19.1488, besproken op de zitting van 22 februari 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen
T. Tzegai. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Eritrese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] . Hij heeft op 9 oktober 2018 in Nederland asiel aangevraagd.
2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Verweerder heeft erop gewezen dat eiser eerder in Zwitserland asiel heeft aangevraagd en dat Zwitserland om die reden verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder d, van de Dublinverordening [1] . Nederland heeft bij Zwitserland een verzoek om terugname gedaan. Zwitserland heeft dit verzoek aanvaard.
3. Eiser voert in beroep aan dat ten onrechte geen gebruik is gemaakt van een registertolk. Verder betoogt eiser dat ten aanzien van Zwitserland niet langer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Tot slot is eiser van mening dat verweerder, gelet op de bijzondere individuele omstandigheden van eiser, de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de aanvraag aan zich had moeten trekken.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Allereerst
4. Vooropgesteld wordt dat niet in geschil is dat Zwitserland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, omdat eiser eerder in dat land asiel heeft aangevraagd en hij daarna het grondgebied van de Europese Unie niet meer heeft verlaten. Zwitserland heeft deze verantwoordelijkheid op 21 november 2018 ook aanvaard.
Registertolk
5. Uit de stukken blijkt dat bij het Aanmeldgehoor Dublin op 15 oktober 2018 geen gebruik is gemaakt van een registertolk. Verweerder heeft dit gemotiveerd met de toelichting dat een registertolk niet tijdig beschikbaar was en dat uit de aard en de termijnen van de Dublinprocedure volgt dat is voldaan aan de voorwaarde van vereiste spoed zoals bedoeld in artikel 28, derde lid, van de Wbtv [2] . Allereerst heeft eiser terecht aangevoerd dat verweerder nagelaten heeft om uit te leggen waarom er geen tolk tijdig beschikbaar was. Ook ter zitting is deze uitleg achterwege gebleven. Daarmee is artikel 28, vierde lid, van de Wbtv geschonden [3] . Daarbij wordt overwogen dat in Dublinprocedures niet op voorhand sprake is van de vereiste spoed. Er zijn geen wettelijke termijnen die verweerder hebben genoodzaakt om eiser op 15 oktober 2018, in plaats van later, te horen. Illustratief in dat verband is dat verweerder na het gehoor nog tot 20 november 2018 heeft gewacht om een terugnameverzoek bij Zwitserland in te dienen. De conclusie is dan ook dat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat de uitzondering op de hoofdregel – verweerder heeft een afnameplicht van registertolk – in het geval van eiser van toepassing is.
6. De rechtbank ziet echter aanleiding dit gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb [4] , nu evident is dat eiser door het gebrek niet is benadeeld. Niet is gebleken dat eiser de tolk niet goed heeft begrepen. Tijdens het gehoor heeft eiser bevestigend geantwoord op de vraag van de gehoormedewerker aan het begin van het gehoor of hij de tolk goed kon verstaan en begrijpen in het Tigrinya. Op de vraag aan het einde van het gehoor of eiser nog op- of aanmerkingen heeft over de werkwijze van de gehoormedewerker of de tolk, heeft eiser geantwoord: "Nee". Uit het aanmeldgehoor, de correcties en aanvullingen, de zienswijze en het beroepschrift is ook niet gebleken dat sprake is geweest van miscommunicatie tussen eiser en de tolk. Bovendien blijkt noch uit de beroepsgronden, noch uit de behandeling ter zitting dat eiser feiten of omstandigheden naar voren had willen brengen waartoe hij door gebruikmaking van een niet-registertolk niet in staat is geweest.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
7. Eiser betoogt dat verweerder de verantwoordelijkheid voor de asielaanvraag van eiser aan zich had moeten trekken omdat ten aanzien van Zwitserland niet meer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
8. In zijn algemeenheid mag verweerder ten opzichte van Zwitserland uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat verweerder niet meer vast kan houden aan dat uitgangspunt.
9. Eiser heeft aangevoerd dat Zwitserland zijn internationale verplichtingen niet nakomt en dat overdracht aan dat land daarom leidt tot schending van artikel 3 van het EVRM [5] . Eiser wijst erop dat Zwitserland eerder zijn asielaanvraag heeft afgewezen en dat het zinloos is om daartegen te ageren of een nieuwe asielaanvraag in te dienen. In dit verband wordt aangehaald rapportage van AIDA [6] over Zwitserland [7] . Verder voert eiser aan dat Zwitserland in zoverre een ander beleid heeft dan Nederland, dat Eritreeërs die illegaal de grens van hun land hebben overschreden niet om die reden in aanmerking komen voor een asielvergunning. Ter onderbouwing daarvan haalt eiser rechtspraak aan van het Bundesverwaltungsgericht (BVG) [8] . Gelet op dit andere beleid leidt overdracht van eiser aan Zwitserland tot refoulement, aldus eiser.
10. Anders dan eiser heeft betoogd, kan uit de rapportage van AIDA niet worden afgeleid dat indieners van een opvolgende asielaanvraag geen deugdelijk rechtsmiddel hebben. In Zwitserland moeten de indieners van een opvolgende asielaanvraag hun aanvraag schriftelijk motiveren. Als dat niet gebeurt of als de motivering hetzelfde is als bij de eerste asielaanvraag, kan de aanvraag worden afgewezen zonder een formeel besluit. Maar ook dan kan het niet juist toepassen van deze regeling nog in beroep worden aangevochten. De stelling van eiser ter zitting dat hij na de afwijzing van zijn eerste asielaanvraag in Zwitserland een paar keer vergeefs opnieuw asiel heeft aangevraagd, is niet onderbouwd. Bovendien is niet geconcretiseerd onder welke omstandigheden dat zou zijn gebeurd.
11. Dat Zwitserland niet hetzelfde beleid voert als Nederland ten aanzien van illegale grensoverschrijders afkomstig uit Eritrea, is juist. Dat blijkt uit het door eiser aangehaalde arrest van het BVG. Verweerder beaamt dat ook. Daarmee is echter nog niet gezegd dat refoulement voor eiser dreigt.
12. Allereerst heeft eiser niet onderbouwd dat zijn asielaanvraag in Zwitserland is afgewezen ondanks het feit dat hij illegaal Eritrea is uitgereisd. Eiser heeft slechts het voorblad van de uitwijzingsmaatregel overgelegd [9] , en niet het gemotiveerde afwijzingsbesluit. Het is aan eiser om met stukken te onderbouwen hoe de besluitvorming van de Zwitserse beslissingsautoriteit in zijn werk is gegaan. Eiser heeft ook ter zitting geen bevredigende verklaring kunnen geven voor het feit dat hij de Zwitserse stukken in dat land heeft achtergelaten. Anders dan eiser heeft betoogd, ligt het niet op de weg van verweerder om op zijn beurt de stukken van eiser bij de Zwitserse autoriteiten op te vragen. Dat de gemachtigde van eiser onlangs zelf, tot dusver vergeefs, deze stukken heeft opgevraagd, maakt dat niet anders.
13. Daarbij komt dat uit het aangehaalde arrest van het BVG blijkt dat afgewezen Eritrese asielzoekers niet worden uitgezet naar Eritrea [10] . Niet is gesteld of gebleken dat die praktijk sindsdien is gewijzigd.
14. De conclusie is dat verweerder zich terecht een beroep op het interstatelijk vertrouwensbeginsel op het standpunt heeft gesteld dat ervan kan worden uitgegaan dat Zwitserland de verplichtingen zoals vastgelegd in het Vluchtelingenverdrag en het EVRM niet zal schenden. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Humanitaire clausule
15. Eiser heeft zich beroepen op de humanitaire clausule, vervat in artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. Hij is van mening dat verweerder zijn standpunt hierover onvoldoende heeft gemotiveerd.
16. Vooropgesteld wordt dat verweerder beoordelingsruimte heeft bij de toepassing van deze bepaling.
17. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft gesteld dat de door eiser aangevoerde omstandigheden geen bijzondere individuele omstandigheden zijn die maken dat overdracht aan Zwitserland van onevenredige hardheid getuigt. Ter zitting heeft eiser erop gewezen dat hij al lang in de Europese Unie verblijft, dat hij lang in afwachting van zijn asielbesluit in Zwitserland heeft verbleven en dat zijn asielaanvraag in Nederland wel zou zijn gehonoreerd, gelet op het beleid in Nederland ten aanzien van Eritrese asielzoekers. In deze omstandigheden hoeft verweerder geen aanleiding te zien om het asielverzoek op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich te trekken.
Conclusie
18. Het beroep is ongegrond.
19. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. A.E. Paulus, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013
2.Wet beëdigde tolken en vertalers
3.Zie ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 19 februari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:600
4.Algemene wet bestuursrecht
5.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
6.Asylum Information Database.
7.Landenrapport over Zwitserland 2017, update 2018, pagina 51.
8.Arrest van het BVG van 17 augustus 2017, D-2311/2016.
9.De ‘Verfügung’ van 27 september 2018.
10.Rechtsoverweging 19 van het arrest van 17 augustus 2017, D-2311/2016.