ECLI:NL:RBDHA:2019:2266

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 februari 2019
Publicatiedatum
11 maart 2019
Zaaknummer
NL19.1637
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing asielaanvraag op grond van Dublin-regelgeving met betrekking tot Italië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 februari 2019 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling werd genomen. Dit besluit was gebaseerd op de stelling dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag, aangezien eiser eerder asiel had aangevraagd in Italië en sindsdien de Europese Unie niet had verlaten. Eiser heeft zijn beroep ingesteld, waarbij hij zich liet vertegenwoordigen door mr. B.J. Manspeaker. De rechtbank heeft de zaak ter zitting besproken, waarbij ook de zaak NL19.1638 aan de orde kwam.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat er geen geschil bestaat over de verantwoordelijkheid van Italië voor de asielaanvraag van eiser. Eiser heeft echter betoogd dat de staatssecretaris de verantwoordelijkheid niettemin aan zich had moeten trekken, onder verwijzing naar het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State eerder had geconcludeerd dat de omstandigheden in het Italiaanse opvangsysteem geen reden vormen om van dit beginsel af te wijken. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat hij als bijzonder kwetsbaar persoon moet worden aangemerkt, en zijn stelling dat hij problemen heeft met de Italiaanse maffia is niet onderbouwd.

De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de staatssecretaris zich in redelijkheid op het standpunt heeft gesteld dat de door eiser aangevoerde omstandigheden geen bijzondere individuele omstandigheden zijn die maken dat overdracht aan Italië van onevenredige hardheid getuigt. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van mr. A.E. Paulus, op 22 februari 2019.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.1637
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Drenth),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.A.P.M. van der Zanden).

Procesverloop

Bij besluit van 23 januari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het beroep is, tegelijk met de zaak NL19.1638, ter zitting besproken op 22 februari 2019. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. B.J. Manspeaker, als waarnemer voor zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Niet in geschil is dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, omdat eiser eerder asiel heeft gevraagd in Italië en eiser sindsdien de Europese Unie niet heeft verlaten.
2. In geschil is of verweerder de verantwoordelijkheid niettemin aan zich had moeten trekken. Eiser heeft allereerst aangevoerd dat ten aanzien van Italië niet langer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
3. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft geoordeeld dat het Salvini-decreet [1] en de algehele omstandigheden in het Italiaanse opvangsysteem geen redenen zijn om te concluderen dat ten aanzien van Italië niet langer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel [2] . Ook in recentere uitspraken heeft de Afdeling bevestigd dat van dit uitgangspunt kan worden uitgegaan [3] . Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat het anders is.
4. Eiser heeft hiervoor een beroep gedaan op het rapport van de DRC & SRC [4] . Naar het oordeel van de rechtbank kan dit beroep niet slagen, omdat dit rapport ziet op bijzonder kwetsbare asielzoekers en eiser niet als bijzonder kwetsbaar persoon kan worden aangemerkt. Eiser is meerderjarig en wordt geacht zich in Italië staande te houden. De enkele stelling dat hij problemen heeft met de Italiaanse maffia heeft hij niet onderbouwd.
5. Gelet op het claimakkoord moet ervan worden uitgegaan dat bij overdracht aan Italië eiser daar zal worden opgevangen. Dat Italië te kampen heeft met een groot aantal asielzoekers baart zorgen, maar betekent niet dat ten aanzien van Italië niet langer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser stelt weliswaar dat hij in Italië uit het kamp is gezet, maar heeft dit niet onderbouwd. Voor zover sprake is van problemen in de asielprocedure en opvang in Italië, dient eiser hierover te klagen bij de hogere Italiaanse autoriteiten.
6. De rechtbank is tot slot van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft gesteld dat de door eiser aangevoerde omstandigheden geen bijzondere individuele omstandigheden zijn die maken dat overdracht aan Italië van onevenredige hardheid getuigt. In deze omstandigheden behoefde verweerder dus geen aanleiding te zien om het asielverzoek op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich te trekken.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. A.E. Paulus, griffier, op 22 februari 2019.
Dit proces-verbaal is digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Wetsdecreet van de Italiaanse autoriteiten van 24 september 2018
2.Uitspraak van 19 december 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:4131),
3.Zie de uitspraken van 16 januari 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:130) en 28 januari (ECLI:NL:RVS:2019:2019).
4.Rapport van de Danish Refugee Council (DRC) en de Swiss Refugee Council (SRC of OSAR) van 12 december 2018: