ECLI:NL:RBDHA:2019:2214
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Statusverlening in Italië en de ontvankelijkheid van asielaanvraag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 februari 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.M. van Woensel, had beroep ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin de aanvraag niet ontvankelijk werd verklaard. Dit besluit was gebaseerd op het feit dat eiser internationale bescherming had gekregen in Italië.
Tijdens de zitting, waar partijen niet verschenen, heeft de rechtbank de zaak behandeld en onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris terecht had gesteld dat eiser terug kan naar Italië, aangezien hij daar reeds internationale bescherming geniet. De rechtbank heeft overwogen dat de verklaringen van eiser over onvoldoende medische zorg en leefbaarheid in Italië niet voldoende waren om aan te tonen dat hij in strijd met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) behandeld zou zijn.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan door rechter mr. J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier S.A.K. Kurvink. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.