In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 februari 2019 uitspraak gedaan over de derde asielaanvraag van eiser, een Iraakse nationaliteit, die eerder twee asielaanvragen had ingediend. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aanvraag buiten behandeling mocht stellen omdat eiser niet had gereageerd op wezenlijk belangrijke verzoeken om informatie. Eiser had in zijn derde aanvraag gesteld dat hij homoseksueel is en bescherming nodig heeft, maar de rechtbank vond dat hij onvoldoende onderbouwing had geleverd voor zijn nieuwe aanvraag. De rechtbank merkte op dat eiser geen documenten had meegestuurd met zijn kennisgeving en dat hij niet had gereageerd op verzoeken van de staatssecretaris om aanvullende informatie te verstrekken. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris in redelijkheid de aanvraag buiten behandeling kon stellen, omdat er geen nieuwe, relevante informatie was overgelegd die de aanvraag kon onderbouwen. Eiser had ook niet afdoende gereageerd op de vragen van de staatssecretaris, wat van wezenlijk belang was voor de beoordeling van zijn aanvraag. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen aanleiding meer was om dit te treffen. De uitspraak is openbaar gedaan en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.