Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.OPTAS PENSIOENEN N.V.,
AEGON LEVENSVERZEKERING N.V.,
1.De procedure
- het op 13 december 2018 ingekomen verzoekschrift,
- het op 16 januari 2019 ingekomen verweerschrift,
- de brief van 17 januari 2019 van mr. Van Schaik met een aantal aanvullende producties;
- de fax van mr. Van der Velden van 17 januari 2019 bevattende de mededeling dat het verweerschrift, in weerwil van de kop daarvan, mede geldt als verweerschrift ingediend door Aegon.
- verzoekster, vergezeld van mr. Van Schaik,
- de heren [A] , [B] , [C] en [D] , vergezeld van mr. Van der Velden en mr. Doornik, namens verweersters.
2.De feiten
3.Het verzoek en het verweer
De regel luidt dat een beschikking als deze uitvoerbaar bij voorraad kan worden verklaard (artikel 288 Rv). De wet of de aard van de zaak kan meebrengen dat uitvoerbaarheid bij voorraad achterwege blijft. De rechtbank maakt uit het bepaalde in artikel 2:316 lid 5 BW op dat de wetgever er uitdrukkelijk rekening mee heeft gehouden dat een fusie plaatsvindt dadelijk nadat de rechtbank het verzet heeft opgeheven terwijl hoger beroep is of wordt ingesteld. Dat impliceert dat de beslissing tot opheffing van het verzet in de visie van de wetgever uitvoerbaar bij voorraad kan worden verklaard. Dat is wat de rechtbank in dit geval ook zal doen; zij ziet geen aanleiding in de aard van de zaak of in het belang van verzoekster, die verklaring achterwege te laten