Verzoek en verweer
Het verzoek, zoals dat thans luidt, strekt tot echtscheiding met nevenvoorzieningen tot:
1. vaststelling van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de vrouw;
2. vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken zoals subsidiair verzocht in het verweerschrift op zelfstandig verzoek, tevens wijzigingsverzoek van 29 november 2017 en uitgewerkt in een zorgregeling die als bijlage 38 bij brief van 7 december 2018 in het geding is gebracht;
3. vaststelling van door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie van primair € 508,-- per maand per kind, subsidiair € 423,-- per maand per kind, althans een bedrag als de rechtbank juist acht, bij vooruitbetaling te voldoen, met ingang van de dag waarop de beschikking zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, vermeerderd met iedere uitkering die de man op grond van geldende wetten of andere regelingen voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zal of kan worden verleend;
4. bepaling dat de eventuele kosten van tenuitvoerlegging van de alimentatiebeslissingen voor rekening van de man komen, voor zover deze door hem veroorzaakt worden;
5. opname en waarmerking van het echtscheidingsconvenant in de beschikking;
6. bepaling dat de man, met ingang van de datum waarop de woning, die partijen in onverdeelde mede-eigendom toebehoort, staande en gelegen aan de [echtelijke woning] te [plaats ew] in eigendom wordt overgedragen aan de vrouw, zal bijdragen in het levensonderhoud van de vrouw met een bedrag van € 2.000,-- bruto per maand, bij vooruitbetaling te voldoen, een en ander overeenkomstig hetgeen partijen in artikel 1.2 van het tussen hen op 24 en 25 januari 2019 gesloten echtscheidingsconvenant met elkaar zijn overeengekomen;
7. veroordeling van de man om binnen 31 dagen na ondertekening van het door partijen gesloten echtscheidingsconvenant aan de vrouw uit te betalen de somma van € 100.000,-- te vermeerderen met de wettelijke rente over het aan de vrouw verschuldigde vanaf de eerste dag dat de hierboven omschreven betalingstermijn is verstreken tot aan de dag waarop de betaling geheel heeft plaatsgevonden;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man kan zich vinden in de door de vrouw verzochte echtscheiding en opname van het convenant. De man heeft verweer gevoerd tegen de overige verzoeken van de vrouw, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Tevens heeft de man thans nog zelfstandig verzocht om de echtscheiding uit te spreken, met nevenvoorzieningen tot:
1. bepaling dat de minderjarige [minderjarige 1] haar hoofdverblijfplaats bij de man heeft en de minderjarige [minderjarige 2] bij de vrouw;
2. vaststelling van de zorgregeling voor de minderjarige [minderjarige 2] zoals verzocht onder punt 8 van het verweerschrift;
indien de rechtbank de verzoeken van de vrouw onder punt 6. en punt 7. toewijst:
3. bepaling dat de vrouw binnen 31 dagen na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking dient te regelen dat de Rabobank de man ontslaat uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid met betrekking tot de hypotheekschuld;
4. bepaling dat partijen binnen 31 dagen na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking opdracht geven aan de notaris om een notariële akte te verlijden waarbij de onroerende zaak aan de [echtelijke woning] te [plaats ew] aan de vrouw wordt geleverd;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.