Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[gedaagde A] , te [plaats] ,
[gedaagde B], te [plaats] ,
1.De procedure
- de dagvaarding van 5 februari 2018, met producties;
- de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie, met producties;
- het tussenvonnis van 27 juni 2018 waarin een comparitie van partijen is bevolen;
- de ambtshalve beschikking van 29 juni 2018 waarin een plaatsopneming is bepaald;
- de conclusie van antwoord in reconventie met producties;
- het proces-verbaal van de plaatsopneming en aansluitende comparitie, gehouden op 31 oktober 2018.
2.De feiten
aan Vebra b.v. voornoemd, de gevraagde sloopvergunning te verlenen, overeenkomstig de dezerzijds gewaarmerkte situatieschets K-13-11B, d.d. januari ’76, onder voorwaarde dat:
eventueel door de sloop vrijgekomen bouwmuren in overleg met en ter goedkeuring van Bouw- en Woningtoezicht waterdicht wordt afgewerkt en, voor zover het muren van woningen betreffen, deze tevens worden voorzien van een thermische isolatie met een warmteweerstand van 2,5 m2 K/W.”
3.Het geschil
In conventie
- tot medewerking aan de notariële vestiging van een erfdienstbaarheid ten gunste van het Perceel [gedaagde A c.s.] , inhoudende dat [gedaagde A c.s.] het recht hebben om zonder toestemming van Vebra het Perceel Vebra te (doen) betreden om onderhoud aan de Muur te verrichten, op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van Vebra in de kosten van de procedure en de nakosten;
- voor zover de verweren van [gedaagde A c.s.] in conventie niet slagen, meewerking aan de notariële eigendomsoverdracht aan [gedaagde A c.s.] van de strook grond van het Perceel Vebra waarop de Stuclaag rust, met veroordeling van Vebra in de kosten van de procedure en de nakosten.
4.De beoordeling
In conventie
NJ1994/118 (
Severin/Detam)). Voorts overweegt de rechtbank dat de vordering van Vebra gegrond is op de inbreuk op een eigendomsrecht, het meest omvattende recht dat een (rechts)persoon op een zaak kan hebben. De beëindiging van de inbreuk, althans een rechterlijk oordeel daarover, biedt op zichzelf een voldoende belang om (in rechte) een rechtsvordering te kunnen instellen.