ECLI:NL:RBDHA:2019:2023
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Vonnis in kort geding betreffende levering woning en verdeling gemeenschap van goederen na echtscheiding
In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, betreft het een kort geding tussen een vrouw en een man die eerder met elkaar gehuwd zijn geweest. Het huwelijk is op 9 april 2018 ontbonden, en de rechtbank had in een eerdere beschikking van 19 december 2017 de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap vastgesteld. De vrouw vordert in dit kort geding om haar te machtigen om zonder medewerking van de man de nodige handelingen te verrichten voor de toedeling van de voormalige echtelijke woning en een beleggingspolis, zoals vastgelegd in de beschikking. De man heeft echter geweigerd om mee te werken aan de levering van de woning, wat de vrouw ertoe heeft aangezet om juridische stappen te ondernemen.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vrouw recht heeft op de levering van de woning, mits zij zorgdraagt voor het ontslag van de man uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire schuld. De man heeft geen deugdelijke redenen aangevoerd om zijn medewerking te weigeren, en de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vrouw voldoende spoedeisend belang heeft bij de levering van de woning. De vordering van de vrouw is dan ook toegewezen, en het vonnis treedt in de plaats van de medewerking van de man aan de levering.
Daarnaast heeft de man in reconventie vorderingen ingesteld die betrekking hebben op de verdeling van de gemeenschap van goederen, waaronder het verzoek om inzage in bankafschriften en informatie over bankrekeningen. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de man deels afgewezen en deels toegewezen, waarbij de vrouw verplicht werd om binnen twee weken de gevraagde informatie te verstrekken. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en iedere partij draagt zijn eigen proceskosten.