ECLI:NL:RBDHA:2019:2023

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 januari 2019
Publicatiedatum
5 maart 2019
Zaaknummer
C/09/565025 KG ZA 18/1312
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding betreffende levering woning en verdeling gemeenschap van goederen na echtscheiding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, betreft het een kort geding tussen een vrouw en een man die eerder met elkaar gehuwd zijn geweest. Het huwelijk is op 9 april 2018 ontbonden, en de rechtbank had in een eerdere beschikking van 19 december 2017 de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap vastgesteld. De vrouw vordert in dit kort geding om haar te machtigen om zonder medewerking van de man de nodige handelingen te verrichten voor de toedeling van de voormalige echtelijke woning en een beleggingspolis, zoals vastgelegd in de beschikking. De man heeft echter geweigerd om mee te werken aan de levering van de woning, wat de vrouw ertoe heeft aangezet om juridische stappen te ondernemen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vrouw recht heeft op de levering van de woning, mits zij zorgdraagt voor het ontslag van de man uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire schuld. De man heeft geen deugdelijke redenen aangevoerd om zijn medewerking te weigeren, en de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vrouw voldoende spoedeisend belang heeft bij de levering van de woning. De vordering van de vrouw is dan ook toegewezen, en het vonnis treedt in de plaats van de medewerking van de man aan de levering.

Daarnaast heeft de man in reconventie vorderingen ingesteld die betrekking hebben op de verdeling van de gemeenschap van goederen, waaronder het verzoek om inzage in bankafschriften en informatie over bankrekeningen. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de man deels afgewezen en deels toegewezen, waarbij de vrouw verplicht werd om binnen twee weken de gevraagde informatie te verstrekken. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en iedere partij draagt zijn eigen proceskosten.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/565025 / KG ZA 18/1312
Vonnis in kort geding van 31 januari 2019
in de zaak van
[de vrouw]te [plaats 1], gemeente [gemeente],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. F.B. Kloppenburg te Leiden,
tegen:
[de man]te [plaats 2] (ZH),
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. R.W. van den Hoek te Leiden.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘de vrouw’ en ‘de man’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de door de man overgelegde conclusie van antwoord/pleitnotities, tevens houdende een eis in reconventie;
- de op 17 januari 2019 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door de vrouw pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten in conventie en in reconventie

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
De vrouw en de man zijn met elkaar gehuwd geweest. Dit huwelijk is op 9 april 2018 ontbonden door inschrijving in de burgerlijke stand van de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank van 19 december 2017 (hierna: de beschikking).
2.2.
In de beschikking heeft de rechtbank in het kader van de verdeling van de tussen partijen bestaande gemeenschap van goederen overwogen, voor zover thans relevant en samengevat weergegeven:
dat de datum van indiening van het echtscheidingsverzoek, te weten 29 december 2016, als peildatum heeft te gelden voor de omvang en samenstelling van de gemeenschap en dat voor de waardering in beginsel de datum van de feitelijke verdeling heeft te gelden;
hoe de voormalige echtelijke woning aan de [adres] (hierna: de woning) en de daaraan gekoppelde beleggingspolis moeten worden verdeeld. In beginsel dienen deze goederen aan de vrouw te worden toegedeeld, onder de voorwaarde dat de vrouw zorg draagt voor het ontslag van de man uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire schuld en waarbij de vrouw de helft van de eventuele overwaarde aan de man dient te vergoeden. De rechtbank heeft daarbij opgenomen hoe de waarde van de woning moet worden vastgesteld;
hoe de saldi van de bankrekeningen moeten worden verdeeld, waarbij is opgenomen dat partijen elkaar over en over weer inzage moeten verschaffen in die saldi per de peildatum 29 december 2016.
De rechtbank heeft vervolgens in het dictum van de beschikking de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap vastgesteld overeenkomstig haar overwegingen.
2.3.
Partijen hebben de woning overeenkomstig het bepaalde in de beschikking laten taxeren. Dit heeft geresulteerd in een taxatierapport van 17 april 2018, waarin de marktwaarde van de woning is getaxeerd op een bedrag van € 255.000,-.
2.4.
De woning is tot op heden niet aan de vrouw geleverd. Ook de saldi van de bankrekeningen zijn nog niet tussen partijen verdeeld.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
De vrouw vordert – zakelijk weergegeven – 1) haar te machtigen om zonder medewerking van de man alle handelingen te verrichten die nodig zijn voor de toedeling van de woning en de beleggingspolis aan haar conform de bij de dagvaarding gevoegde conceptakte van toedeling en levering van 14 september 2018 van notaris [de notaris] te [plaats 3] (hierna: de concept-akte) en 2) haar te machtigen om zonder medewerking van de man met het aan de man toekomende bedrag vanwege de overbedeling van de vrouw vanwege de toedeling van de woning te verrekenen wat de man aan de vrouw verschuldigd is uit hoofde van de in de beschikking vastgestelde verdeling en ter zake van achterstallige alimentatie, een en ander – zo is ter zitting verduidelijkt – overeenkomstig het overzicht dat als productie 7 aan de dagvaarding is gehecht, met veroordeling van de man in de proceskosten.
3.2.
Daartoe voert de vrouw – samengevat – het volgende aan. De man is, ondanks diverse verzoeken van de vrouw, niet bereid gebleken om mee te werken aan de levering van de woning aan de vrouw. De man verschuilt zich ten onrechte achter de stelling dat de vrouw niet alle financiële gegevens heeft verstrekt. Dat heeft zij wel, waarbij zij zelfs meer stukken heeft verstrekt dan waar de man recht op heeft. Nu probeert de man ook nog met een beroep op de door hem zelf veroorzaakte vertraging een nieuwe taxatie af te dwingen, maar daar heeft hij geen recht op. De vrouw heeft er recht op en belang bij dat de levering van de woning aan haar alsnog zo spoedig mogelijk plaatsvindt, alsmede dat ook de verdere verdeling wordt geëffectueerd en de achterstallige alimentatie wordt verrekend met het aan de man nog toekomende bedrag.
3.3.
De man voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
in reconventie
3.4.
De man vordert – zakelijk weergegeven – te bepalen dat binnen twee weken na dagtekening van dit vonnis i) NVM Makelaar [X] te [plaats 1] de huidige waarde van de woning zal bepalen, waarbij de vrouw bij de taxatie zal zorgen voor een nette, schone en opgeruimde woning, waarbij de kosten van de makelaar bij helfte tussen partijen dienen te worden verdeeld, 2) de vrouw aan de man dient over te leggen originele bankafschriften dan wel gedownloade exemplaren met daarop de volgnummers et cetera over de periode van 1 juni 2016 tot en met 29 december 2016 van de in de dagvaarding genoemde bankrekeningen en 3) de vrouw informatie dient te verstrekken over alle andere bankrekeningen van haar en/of de kinderen per de peildatum, inclusief de rekeningen die zijn geopend door derden, voor zover die op naam van de vrouw en/of de kinderen staan en daarvan ook afschriften te verstrekken over de periode van 1 juni 2016 tot en met 29 december 2016, met compensatie van de kosten.
3.5.
Daartoe voert de man – samengevat – het volgende aan. Niet alleen de woning, maar de hele gemeenschap moet verdeeld worden. De man heeft daarvoor de door hem gevraagde stukken nodig. Hij heeft de vrouw daar al vele malen om gevraagd, maar hij heeft deze niet gekregen. Het is dus de vrouw die vertraagt en niet hij. De man heeft deze stukken nodig omdat de informatie die hij heeft gekregen aanleiding geeft tot nader onderzoek naar het verloop van de bankrekeningen voorafgaand aan de peildatum. Het is opvallend hoe laag het saldo per de peildatum op de bankrekeningen op naam van de vrouw is, mede gelet op het feit dat er grote bedragen van de gezamenlijke rekeningen zijn overgemaakt naar een rekening op naam van de vrouw. Verder is de uitgevoerde taxatie inmiddels totaal achterhaald als gevolg van de weigerachtige houding van de vrouw. De waarde van de woning dient te worden vastgesteld op het moment van daadwerkelijke verdeling.
3.6.
De vrouw voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

in conventie en in reconventie
4.1.
Gezien de samenhang tussen de vorderingen over en weer, ziet de voorzieningenrechter aanleiding deze gezamenlijk te bespreken.
De woning
4.2.
De voorzieningenrechter dient zich in kort geding te richten naar het oordeel van de bodemrechter. Dat oordeel is vermeld in de beschikking. Ten aanzien van de verdeling van de woning is dat oordeel duidelijk. Deze is – mits de vrouw dit kan financieren, hetgeen tussen partijen niet in geschil is – aan de vrouw toegedeeld. De enige voorwaarde die hieraan is verbonden is dat de vrouw zorgdraagt voor het ontslag van de man uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. Daar heeft zij voor zorg gedragen, zo blijkt uit de concept-akte. De man heeft niet een andere verdeling bepleit, maar hij wil eerst diverse stukken van de vrouw ontvangen, die inzicht geven in mutaties op verschillende bankrekeningen. Hij verwijst daartoe naar de beschikking waarin is bepaald dat de vrouw daar inzage in dient te verschaffen. Dat vormt echter geen voorwaarde in het kader van de toedeling van de woning aan de vrouw en kan dan ook geen reden zijn om de medewerking daaraan te onthouden. Overigens is de vrouw op grond van de beschikking enkel gehouden om de man inzage te geven in de saldi van de rekeningen op 29 december 2016 en is tussen partijen niet in geschil dat de vrouw daaraan heeft voldaan. De wens van de man om meer inzage te krijgen in de bankrekeningen dan in de beschikking is bepaald kan – wat daar verder ook van zij – hoe dan ook geen reden vormen om geen medewerking te verlenen aan de levering van de woning.
4.3.
De man kan voorts niet worden gevolgd in zijn standpunt dat er aanleiding is voor een nieuwe taxatie. Weliswaar is het uitgangspunt bij de verdeling van een gemeenschap van goederen dat als peildatum voor de waardering heeft te gelden de datum van feitelijke verdeling, maar in dit geval heeft de rechtbank ten aanzien van het bestanddeel van de woning bepaald hoe de waarde moet worden vastgesteld. De taxatie heeft dienovereenkomstig plaatsgevonden. De man heeft geen deugdelijke grond aangevoerd waarom nu van het bepaalde in de beschikking afgeweken zou moeten worden.
4.4.
Het voorgaande leidt ertoe dat de man gehouden is om zijn medewerking te verlenen aan de levering van de woning aan de vrouw. De voorzieningenrechter ziet in hetgeen de afgelopen periode tussen partijen is voorgevallen en de omstandigheid dat voormelde gehoudenheid er al geruime tijd is, voldoende aanleiding om in dit geding een voorziening te treffen die de vrouw ertoe in staat stelt om de levering te bewerkstelligen zonder dat de medewerking van de man daarvoor nodig is. De vordering van de vrouw kan, in het licht van hetgeen in de dagvaarding staat vermeld, niet anders worden gelezen dan dat zij dat wil bereiken. De voorzieningenrechter gaat dan ook voorbij aan het formele bezwaar van de man dat de vrouw niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering sub 1. De vrouw heeft ook voldoende toegelicht dat en waarom zij daarbij een spoedeisend belang heeft. Zij heeft er onder meer op gewezen dat instandhouding van de huidige situatie ertoe zal leiden dat zij slechts belastingaftrek houdt voor de helft van de hypotheekrente.
4.5.
Verder is van belang dat de man niet heeft betwist dat de vrouw nog aanspraak kan maken op de volgende bedragen i) € 5.611 uit hoofde van de verdeling van de saldi van de bankrekeningen per de peildatum, ii) € 225,- uit hoofde van de verdeling van de taxatiekosten en iii) € 3.454,- uit hoofde van de verdeling van de spaarrekening van [A] per de peildatum. De voorzieningenrechter acht het passend om ten aanzien hiervan als ordemaatregel te bepalen dat de vrouw de totaalsom ad € 9.290,- in mindering mag brengen op de door haar aan de man uit te betalen overwaarde van de woning van € 15.591,12. Dat betekent dat de vrouw, anders dan in de concept akte van toedeling en levering staat vermeld, een bedrag van € 6.301,12 dient te storten op de kwaliteitsrekening van de notaris, welk bedrag de man zal toekomen zodra uit onderzoek uit de openbare registers is gebleken dat de levering heeft plaatsgevonden krachtens het bepaalde in de akte. Dat de man in de toekomst wellicht nog een bedrag van de vrouw te vorderen heeft omdat hij heeft gedwaald tijdens de echtscheidingsprocedure, hetgeen de man voor mogelijk houdt en naar zijn idee zou kunnen blijken uit de informatie die vrouw hem nog zal verschaffen, staat hieraan niet in de weg. De hiervoor genoemde bedragen is de man aan de vrouw verschuldigd op grond van het bepaalde in de beschikking. Dat sprake zal zijn van een vordering van de man op de vrouw zoals hiervoor bedoeld staat thans nog niet (in rechte) vast.
4.6.
In een kort geding is geen plaats voor het vaststellen van een bedrag aan door de man nog aan de vrouw te betalen achterstallige kinderalimentatie. Dat geldt temeer nu de kinderalimentatie mogelijk nog in een reeds aanhangige procedure met terugwerkende kracht gewijzigd zal worden. Het bedrag dat de vrouw in dit kader in productie 7 heeft genoemd, mag dus niet in mindering worden gebracht op het aan de man bij de toedeling van de woning toekomende bedrag.
De bankrekeningen
4.7.
Ter zitting is gebleken dat de vrouw deels al heeft voldaan aan hetgeen de man eist in zijn tweede reconventionele vordering, ondanks dat dit verder gaat dan in de beschikking is bepaald. Zij heeft kennelijk al inzicht gegeven in de af- en bijschrijvingen op de bankrekeningen in de periode van 1 juni 2016 tot en met 29 december 2016. De man wenst echter, zo begrijpt de voorzieningenrechter, in plaats van het door de vrouw opgestelde overzicht (waarin volgens de man kan zijn “geknipt”) een volledige (originele) uitdraai met volgnummers te ontvangen van alle bij- en afschrijvingen van de betaal- en spaarrekening van de vrouw bij ING Bank en van alle rekeningen op haar naam en op naam van de kinderen bij ASN Bank over voormelde periode, zoals die kan worden verkregen via internetbankieren. De vrouw heeft ter zitting verklaard bereid te zijn om dergelijke uitdraaien aan de man te verstrekken.
4.8.
De man heeft verder ter onderbouwing van zijn reconventionele vordering sub 3 toegelicht dat hij bijna zeker weet dat in het verleden door de ouders van de vrouw rekeningen zijn geopend op naam van de kinderen bij ASN Bank. De vrouw heeft verklaard dat zij geen weet heeft van verdere bankrekeningen op haar naam en/of op naam van de kinderen en dat zij geen bankrekeningen kent die door derden zijn geopend voor de kinderen, anders dan de rekeningen die zijn geopend door de ouders van de man. De man heeft er ter zitting op gewezen dat de mogelijkheid bestaat om ASN Bank te vragen welke bankrekeningen er bij haar in het verleden zijn geopend op naam van de kinderen van partijen. Beide partijen moeten daar echter wel toestemming voor geven. De vrouw heeft niet toegelicht wat haar belang is bij het weigeren van die toestemming.
4.9.
De voorzieningenrechter acht het aangewezen om ten aanzien van de twee hiervoor vermelde punten betreffende de bankrekeningen ook een ordemaatregel te treffen op de wijze zoals hierna vermeld.
De vorderingen
4.10.
Al het vorenstaande in aanmerking nemende zal de voorzieningenrechter, deels met gebruikmaking van de hem gegeven redactionele vrijheid op dit vlak:
het in conventie sub 1 gevorderde toewijzen, op grond van het bepaalde in artikel 3:300 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en de vordering in conventie sub 2 deels toewijzen, een en ander op de wijze zoals hierna vermeld;
de eis in reconventie sub 1 afwijzen;
de eisen in reconventie sub 2 en 3 toewijzen op de hierna vermelde wijze.
4.11.
In de omstandigheid dat partijen gewezen echtelieden zijn, wordt aanleiding gevonden te bepalen dat iedere partij (zowel in conventie als in reconventie) de eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
5.1.
bepaalt dat dit vonnis op de voet van artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats treedt van de medewerking van de man aan de levering van de woning, gelegen aan de [adres], aan de vrouw conform de bij de dagvaarding gevoegde conceptakte van toedeling en levering van 14 september 2018 van notaris [de notaris] te [plaats 3], met dien verstande dat – anders dan daarin is vermeld – de vrouw een bedrag van € 6.301,12 dient te storten op de kwaliteitsrekening van de notaris, welk bedrag de man zal toekomen zodra uit onderzoek uit de openbare registers is gebleken dat de toedeling en levering heeft plaatsgevonden, waarbij rekening is gehouden met de overbedeling van de vrouw uit hoofde van de toedeling van de woning, alsmede met de bedragen die de man nog aan de vrouw verschuldigd is uit hoofde van de verdeling van de saldi van de bankrekeningen per de peildatum, de taxatiekosten en de verdeling van de spaarrekening van [A], zoals onder 4.5 is overwogen;
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
5.5.
bepaalt dat de vrouw binnen twee weken na dagtekening van dit vonnis een volledige uitdraai met volgnummers van de rekeningen op haar naam en op naam van de kinderen bij ING Bank en ASN Bank over de periode van 1 juni 2016 tot en met 29 december 2016 aan de man dient over te leggen;
5.6.
bepaalt dat de vrouw binnen twee weken na het eerste verzoek van de man daartoe haar medewerking dient te verlenen aan dan wel haar toestemming dient te verlenen voor het door de man bij ASN Bank opvragen van informatie, die inzicht geeft in welke bankrekeningen er bij die bank in het verleden zijn geopend op naam van de kinderen van partijen;
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.9.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2019.
ts