3.4De beoordeling van de tenlastelegging
De zaak [onderzoeksnaam 1]
Inleiding
Op 30 juni 2017 om 09:45 uur had mevrouw [slachtoffer 1] een afspraak met vriendin [naam] . Toen mevrouw [slachtoffer 1] niet op die afspraak verscheen en zij ook niet reageerde op telefoontjes, besloot [naam] naar de woning van mevrouw [slachtoffer 1] aan de [adres] te Den Haag te gaan, waar niet werd opengedaan. Uiteindelijk haalde zij samen met een andere vriendin de sleutel van de woning op bij de buurvrouw. In de woning troffen zij het levenloze lichaam aan van - naar later bleek - mevrouw [slachtoffer 1] .Die dag om 12:28 uur kwam bij de politie de melding binnen dat in de woning aan de [adres] te Den Haag een overleden persoon was aangetroffen.Toen de politie in de woning aankwam, werd de woning aangemerkt als plaats delict gelet op de omstandigheden waaronder het lichaam werd aangetroffen. Het bovenlichaam van mevrouw [slachtoffer 1] was bedolven onder een stapel kleding, een kussen en een stoel. Zij lag tussen de muur en het nachtkastje, dicht tegen de verwarming aan. Nadat de kleding van het lichaam was verwijderd, was te zien dat de polsen van mevrouw [slachtoffer 1] met tie-wraps aan een verwarmingsbuis waren vastgebonden. In haar mond was een kledingstuk gestopt en haar mond was met een stuk zwarte tape dichtgeplakt. Op het lichaam werden veel blauwe plekken aangetroffen en er was behoorlijk aangezichtsletsel waarneembaar, zoals een scheefstaande neus, wonden in de mond en blauwe ogen en jukbeenderen.
Doodsoorzaak en letsels
Op 1 juli 2017 om 03:30 uur heeft de lijkschouwer onderzoek verricht aan het lichaam van mevrouw [slachtoffer 1] , waarbij is vastgesteld dat zij niet op natuurlijke wijze is overleden, maar zeer mogelijk is overleden als gevolg van verstikking.Op 2 juli 2017 vond er sectie plaats op het lichaam van mevrouw [slachtoffer 1] , waaruit bleek dat het letsel bestond uit: (1) onderhuidse zwellingen aan het hoofd, de nek, de rug rechts en de ledematen, (2) breuken aan de neus, de ribben 2 tot en met 9 rechts voorwaarts, 2 tot en met 8 links voorwaarts, het borstbeen en de 8e borstwervel, (3) letsels aan de ogen, de neus, de linkerwang, het rechteroor en het gelaat rechts, (4) letsels aan de mond en kin (bloeduitstortingen en verscheuring van lippen), (5) letsels aan borstkas, oksellijn rechts, de buik, de rug en de linkerheup (bloeduitstortingen en gebroken ribben) en (6) letsels aan de hals (bloeduitstortingen rond hoorntjes strottenhoofd en onder tongbeen). Vastgesteld werd dat verschillende letsels bij leven zijn ontstaan. Gelet op het bloedspatpatroon op de plaats delict kan ook worden vastgesteld dat het slachtoffer is mishandeld op de plek waar haar lichaam later door de politie is aangetroffen.
De letsels die zijn vastgesteld, passen volgens de patholoog bij vier doorgemaakte geweldsvormen. Het intreden van de dood kan worden verklaard door algeheel zuurstofgebrek op grond van belemmering van de mond-neusregio (door stomp geweld, (af)drukkend geweld, belemmerende structuren), geweld op de romp (stomp geweld, (samen)drukkend geweld of een combinatie) of een combinatie van deze geweldsvormen. Indien er ook sprake is geweest van samendrukkend geweld op de hals, kan dat ook medeoorzaak zijn geweest voor het algehele zuurstofgebrek.
Eerste bevindingen m.b.t. de pinmomenten
Naar aanleiding van de omstandigheden waaronder mevrouw [slachtoffer 1] is aangetroffen en het feit dat er bloed zat op een tas in de gang, is door de politie navraag gedaan naar de betaalrekeningen van het slachtoffer. Hieruit bleek dat op 29 juni 2017 om 20:57 uur in Wateringen € 500,- was gepind met een bankpas van mevrouw [slachtoffer 1] . Ook op 30 juni 2017 om 00:12 en 00:14 uur bleek er twee keer gepind met haar bankpassen voor in totaal € 1.500,- euro in Pijnacker. Op 1 juli 2017 werd in Voorburg tussen 00:03 en 00:08 uur nogmaals meermalen gepind voor in totaal € 1.750,- euro.
In totaal zijn er zes geslaagde pintransacties uitgevoerd met de bankpassen van mevrouw [slachtoffer 1] tussen 29 juni en 1 juli 2017, waarbij in totaal € 3.750,- is gepind.
Tijdlijn overlijden mevrouw [slachtoffer 1]
Mevrouw [slachtoffer 1] is op camerabeelden van winkelcentrum [naam] voor het laatst gezien op 29 juni 2017 tussen 15:10 en 15:49 uur.Met de tag die aan haar appartement is toegewezen, is de toegangsdeur van het appartementencomplex aan de [adres] geopend om 15:53 uur.In de woning is een agenda aangetroffen waarin mevrouw [slachtoffer 1] haar bezigheden nauwgezet bijhield. Het laatste wat op 29 juni 2017 in de agenda geschreven stond, was ‘4u Jinek gekeken’. Aangezien dit in voltooid verleden tijd geschreven stond, is het volgens de politie aannemelijk dat zij dit na het bekijken van het programma heeft opgeschreven, dus na 17:00 uur.
De buurvouw, mevrouw [naam] , heeft verklaard dat zij op 29 juni 2017 rond 20:00 uur een doffe bons en een korte kreet hoorde uit de woning van mevrouw [slachtoffer 1] .Een andere buurvrouw, mevrouw [naam] , heeft verklaard dat zij die dag tussen 19:00 en 20:00 uur vanuit de woning van het slachtoffer een bons heeft gehoord.De man van mevrouw [naam] , [naam] , heeft verklaard dat hij de bons die zijn vrouw had gehoord, zelf niet heeft gehoord. Toen zijn vrouw de bons hoorde, was hij aan het telefoneren. Dit telefoongesprek duurde van 19:31 tot 19:50 uur.Aangezien er die avond om 20:57 uur voor het eerst is gepind met de bankpas van mevrouw [slachtoffer 1] , wordt door de politie aangenomen dat zij tussen 19:30 en 20:57 uur is beroofd.
Beelden derde pinmoment
De camerabeelden van de pintransacties met de pinpassen van mevrouw [slachtoffer 1] zijn door de politie opgevraagd. Op de beelden van de [bank] van 1 juli 2017 (het derde pinmoment) was een persoon met een zwarte motorhelm te zien.
De helm
Uit de camerabeelden van 1 juli 2017 bleek dat de pinner een motorhelm met dicht vizier droeg. Te zien was dat de helm van boven bewerkt was en dat er op de achterkant een wit (merk)teken stond. Ook was te zien dat er tekst op het vizier stond, wat betekende dat er nog beschermfolie op zat. Hierdoor bestond bij de politie het vermoeden dat het een nieuwe helm betrof. Een zoekslag op het internet leerde dat de helm sterke gelijkenissen vertoonde met een helm die bij de [winkel] werd verkocht. Tussen de pintransacties zonder helm en de pintransacties met helm, bleek slechts één zo’n helm te zijn verkocht bij de [winkel] in Leidschenveen.
Op de camerabeelden van de [winkel] Leidschenveen was te zien dat er op 30 juni 2017 om 09:51 uur een donkerblauwe [merk] met kenteken [kenteken] de parkeerplaats van de [winkel] op kwam rijden. Er stapte een vrouw uit aan de passagierszijde. Om 09:56 uur kocht zij een helm en rekende af met twee briefjes van € 50,-. Zij verliet vervolgens de [winkel] en stapte weer in de [merk] . Uit onderzoek bleek dat de [merk] op naam stond van [medeverdachte] . Zijn partner bleek [verdachte] te zijn, die grote gelijkenissen vertoonde met de vrouw op de beelden van de [winkel] .Zowel [medeverdachte] als [verdachte] bleken geen helmplichtige voertuigen op naam te hebben.
De politiefoto van [medeverdachte] werd vergeleken met het profiel van de pinner en dat lijkt op het eerste gezicht overeen te komen: een forse blanke man, waarvan de vorm van het gezicht, de neus en oren overeen lijken te komen met die van de pinner. Dit was voor de politie aanleiding om het onderzoek te richten op [medeverdachte] en [verdachte] .
Pinmomenten
Op 29 juni 2017 om 20:57 uur bleek voor het eerst te zijn gepind met de bankpas van het slachtoffer bij de pinautomaat van de [bank] aan de [adres] te Wateringen, waarbij € 500,- werd gepind. Op de opgevraagde camerabeelden is te zien dat de bankpas van het slachtoffer werd gebruikt door een persoon met een blanke huidskleur, een redelijk gezet postuur, een zwart jack met capuchon, een pet met klep onder de capuchon, een zonnebril, een zwart kledingstuk voor de neus en mond, een spijkerbroek, donkere schoenen met witte zolen en een plastic zak van vermoedelijk Lidl.
Op 30 juni 2017 om 00:12 uur is bij de pinautomaat van de [bank] aan [adres] te Pijnacker voor de tweede keer gepind met een pas van mevrouw [slachtoffer 1] . Hierbij werd € 500,- gepind. Op de opgevraagde camerabeelden was te zien dat om 00:10:23 uur een man in beeld komt. De man was gekleed in een donkere gewatteerde jas met capuchon, een donker gekleurde sjaal voor zijn mond, een geruite pet, een donkere zonnebril, een donkere wollen handschoen aan zijn rechterhand. De man had een grote witte plastic tas met een donkere tas erin bij zich en droeg een wit oortje in zijn oor, waarvan het draadje de jas in liep. De man hield een pinpas in zijn rechterhand en zijn linkerhand was onbedekt. Om 00:10:25 uur startte de man de pintransactie. De man schermde de camera af met zijn rechterhand en later met een plastic tas. Om 00:11:11 uur was de man klaar met pinnen en liep hij weg van de pinautomaat.Op deze beelden bleken de neus en het rechteroor van de pinner duidelijk in beeld te zijn. Om 00:11:47 uur startte de man wederom een transactie, maar nu bij de nabij gelegen pinautomaat van de [bank] . De transactie werd om 00:12:17 uur beëindigd. Bij deze transactie bleek € 1.000,- opgenomen te zijn.
De camerabeelden van de pintransactie op 30 juni 2017 en een politiefoto van [medeverdachte] zijn beschikbaar gesteld aan de Koninklijke Marechaussee voor het doen van een gezichtsvergelijkend onderzoek. Twee documentdeskundigen van de Koninklijke Marechaussee hebben vastgesteld dat de vorm en stand van de neus, met name de neusrug, neuspunt en neusvleugel aan de rechterzijde van de pinner overeenkomen met die van [medeverdachte] . Ook de verbreding aan de rechterzijde van de neus van de pinner komt overeen met die van [medeverdachte] . Verder komen de vorm en stand van de buitenrand (helix) en binnenrand (anti-helix) van het rechteroor van de pinner overeen met die van [medeverdachte] . Zij concluderen dat wegens het gedeeltelijk bedekte gelaat van de pinner het niet mogelijk was om een volledig gezichtsvergelijkend onderzoek in te stellen. Wel hebben zij overeenkomende herkenbare individualiserende gezichtskenmerken gevonden in de afbeeldingen waardoor zij ervan overtuigd zijn de pinner te kunnen herkennen in [medeverdachte] .
Ook door het TMFI in Maastricht is een gezichtsvergelijkend onderzoek gedaan. Daarin is ten eerste vastgesteld dat de afbeeldingen, ondanks de beperkingen die inherent zijn aan de beschikbare beelden, geschikt zijn voor een zinvolle vergelijking tussen de pinner en [medeverdachte] . Er zijn geen tegenstrijdige verschillen gevonden die de uitsluiting van [medeverdachte] als pinner mogelijk zouden maken. Er zijn diverse overeenkomsten gevonden tussen de afbeeldingen van [medeverdachte] en de pinner; in het bijzonder de vorm van de neus en oren voegen gewicht toe aan de bewering dat zij dezelfde persoon zijn. Gelet op het feit dat het gezicht van de pinner deels bedekt was, kon de mogelijkheid dat iemand anders dan [medeverdachte] sterke gelijkenis vertoont met de pinner niet worden uitgesloten. De conclusie is dat het bewijsmateriaal ondersteuning biedt voor de bewering dat [medeverdachte] de pinner is.
Ook is [medeverdachte] als pinner herkend door verschillende oud-collega’s, zijn ex-vrouwen een buurman.
Het derde pinmoment vond plaats op 1 juli 2017 op meerdere tijdstippen tussen 00:03 en 00:08 uur bij de pinautomaat van de [bank] aan de [adres] te Voorburg en de pinautomaat van de [bank] aan de [adres] te Voorburg. Om 00:03 uur vond een geslaagde transactie met de bankpas van mevrouw [slachtoffer 1] plaats bij de pinautomaat van de [bank] , waarbij € 250,- werd opgenomen. Op de camerabeelden is te horen dat de pinner zegt: “hoe laat is het?”, terwijl er niemand in de buurt te zien is.Vervolgens is om 00:03 uur tot tweemaal toe geprobeerd € 500,- op te nemen bij de pinautomaat van de [bank] , maar de verkeerde pincode werd ingetoetst. Om 00:04 uur is er daadwerkelijk € 500,- opgenomen bij de pinautomaat van de [bank] . Op de camerabeelden van de [bank] was te zien dat een persoon in beeld kwam met een zwarte helm op, waaronder de contouren van een zonnebril zichtbaar waren. Wat opviel was dat de beschermfolie nog op het vizier zat en dat er een wit draadje onder de helm vandaan kwam dat de jas inging. Verder had de persoon die pinde een blanke huidskleur, was het vermoedelijk een man en droeg hij een donkerkleurige jas en broek, zwarte schoenen met een witte zool en witte veters en had hij om de rechterhand een zwarte handschoen. Ook had de man een plastic tas van vermoedelijk Lidl bij zich.Om 00:06 uur is er vervolgens weer gepind bij de pinautomaat van de [bank] , waarbij € 1.000,- is opgenomen. Om 00:07 en 00:08 uur is tot tweemaal toe geprobeerd € 250,- op te nemen bij de pinautomaat van de [bank] , maar ook toen werd weer de verkeerde pincode ingetoetst.Op de beelden van [bank] bank was vermoedelijk dezelfde persoon te zien als de persoon die bij de pinautomaat van de [bank] op de [adres] had gepind.
De politie heeft de beschikbare camerabeelden van de verschillende pinmomenten met elkaar vergeleken om te kunnen achterhalen of de pinner steeds dezelfde persoon was. Zij heeft geconstateerd dat de schoenen van de pinner op 29 en 30 juni 2017 grote gelijkenissen vertoonden: beide keren waren de schoenen zwart/donker en hadden een opvallende witte rand rondom de schoen aan de onderzijde. Verder waren er tijdens alle drie de pinmomenten overeenkomsten qua gezichtsbedekkende kleding. Op 29 en 30 juni 2017 droeg de pinner een zonnebril, pet en sjaal die grote gelijkenissen met elkaar vertoonden, onder andere de vorm van de zonnebril, het model en ruitmotief van de pet en de donkere sjaal. Op 1 juli 2017 is de gezichtsbedekkende kleding weliswaar anders, maar wel was te zien dat de pinner onder het vizier een groot model zonnebril droeg. Ook had de pinner tijdens alle drie de pinmomenten een donkerkleurige handschoen aan zijn rechterhand en was zijn linkerhand onbedekt. Op 29 en 30 juni 2017 gebruikte de pinner een plastic tas om de camera af te dekken. Verder was op 30 juni 2017 te zien dat de pinner een wit dopje in zijn oor had, lijkende op een audio-oortje. Op 1 juli 2017 is te zien dat rechts onder de helm van de pinner een wit snoertje vandaan komt en via de hals onder de jas verdwijnt. Tijdens dat pinmoment op 1 juli 2017 was te horen dat de pinner zei: “hoe laat is het?”. Omdat er niemand in de omgeving was, zijn er vermoedens dat de pinner via een audio-oortje in contact stond met iemand. De politie concludeert dat, gezien de overeenkomsten tussen de persoon die op de beelden te zien is tijdens de verschillende pinmomenten, het vermoedelijk één en dezelfde persoon is.
Er is onderzocht of de identiteit van de pinner achterhaald kon worden. Er bleek op 30 juni 2017 om 23:33 uur getankt te zijn met de [merk] van [medeverdachte] en op dat moment werd bij dit tankstation betaald met de bankpas van [verdachte] . Op de beelden van het tankmoment was het onderlichaam van de bestuurder te zien, waarbij te zien was dat deze persoon donkere/zwarte schoenen droeg met een witte zool. Deze schoenen vertonen gelijkenissen met de schoenen van de pinner op 1 juli 2017. De politie komt tot de conclusie dat [medeverdachte] vermoedelijk de persoon is die op 30 juni 2017 tankt bij de [tankstation] en dat de persoon die tankt bij de [tankstation] , dezelfde persoon is als de pinner. De conclusie van de politie is dan ook dat [medeverdachte] vermoedelijk de pinner is geweest tijdens alle pintransacties met de bankpassen van mevrouw [slachtoffer 1] .
Gegevens [merk] 29 juni 2017
Ook is gekeken naar de verplaatsingen van de [merk] op naam van [medeverdachte] . Uit de rekeningafschriften van de bankrekening van [medeverdachte] bleek dat op 29 juni 2017 om 17:49 uur een pinbetaling had plaatsgevonden bij de [tankstation] in Nootdorp.Op de beschikbare camerabeelden van tankstation [tankstation] aan de [adres] te Nootdorp werd gezien dat op 29 juni 2017 om 17:49 uur wordt getankt met de auto van [medeverdachte] .
Uit de ARS-gegevens blijkt dat de [merk] van [medeverdachte] om 18:16:39 uur op de afrit A13 (richting A4) bij het knooppunt Ypenburg reed. Om 18:19:22 uur passeerde hij de ARS-paal op de oprit A4 (Plaspoelpolder).
Om 18:29:00 uur passeerde de [merk] van [medeverdachte] de ARS-paal aan de [straatnaam] (Erasmusweg). Op camerabeelden van tankstation [tankstation] [straatnaam] werd gezien dat om 18:30:53 uur een blauwe [merk] [type] , gelijkend op de [merk] van [medeverdachte] , komt vanuit de richting van de N211 en gaat in de richting van de wijk [wijk] . Om 18:32:17 uur passeerde de [merk] van [medeverdachte] de ARS-paal aan de [straatnaam] ( [straatnaam] ).
Uit deze ARS-gegevens bleek dat de [merk] van [medeverdachte] op die dag tussen 18:16 en 18:32 uur vanuit de richting van zijn woning aan het [adres] in Den Haag in de richting van de woning van het latere slachtoffer is gereden.Vanaf de laatste ARS-registratie zijn twee routes mogelijk naar de plaats delict, waarvan de reistijd tussen de 4 en 7 minuten ligt. Als de [merk] van [medeverdachte] één van die routes heeft gereden, is het aannemelijk dat de [merk] tussen 18:36 en 18:39 uur op de plaats delict zou kunnen zijn aangekomen.
Op de camerabeelden van [winkel] , gelegen aan de [adres] te Wateringen, werd gezien dat een blauwe [merk] [type] om 20:45 uur voorbij rijdt, komende uit de richting van de N211 en gaande in de richting van de [adres] . De kleur, kenmerken, model en type van de auto komen overeen met de [merk] in gebruik bij [medeverdachte] .
Het eerste pinmoment heeft om 20:57 uur plaatsgevonden aan de [adres] in Wateringen. De route vanaf de plaats delict naar de [adres] via de Houtwijklaan (ARS-palen) en [winkel] bedraagt 26 minuten.
Om 21:22 uur wordt de [merk] van [medeverdachte] voor het laatst die avond vastgelegd door de ARS-paal bij de Rijksweg A12, afrit 2 richting Prins Clauslaan.
De moeder van [medeverdachte] bleek te beschikken over een parkeerplek in de afgesloten parkeergarage aan de [adres] te Den Haag. [medeverdachte] betaalde voor dit abonnement en had de sleutel van deze parkeergarage in zijn bezit.Op 29 juni 2017 is om 21:25:28 uur gebruik gemaakt van de tag van [medeverdachte] om deze garage in te rijden en om 21:47:28 uur is de tag weer gebruikt om de garage uit te rijden. Omdat in die periode geen tag is gebruikt om de loopdeur van garage van de buitenkant te openen, kan vastgesteld worden dat niemand uit de parkeergarage is gelopen. Uit de loggingsgegevens van de tag bleek dat de tag van [medeverdachte] in de periode van 28 juni tot en met 4 juli 2017 regelmatig was gebruikt om de parkeergarage aan de [adres] in en uit te rijden, maar dat was telkens tussen 08:54 uur en 15:19 uur. Het patroon van 29 juni 2017 wijkt dus af van het normale parkeerpatroon.
De reistijd tussen de pinautomaat aan de [adres] te Wateringen en de parkeerplaats aan de [adres] werd door de politie onderzocht. Gelet op het feit dat de [merk] van [medeverdachte] de zendmast bij de afrit 2 Rijksweg A12 had aangestraald, ligt de tijdsduur van de mogelijke routes tussen de 16 en 22 minuten. Deze tijdspanne valt binnen het moment van het pinnen (20:57 uur) en het gebruik van de tag (21:25 uur) bij de parkeergarage.
Gegevens [merk] 30 juni 2017
Uit de rekeningafschriften van de bankrekening van [verdachte] bleek dat op 30 juni 2017 om 23:33 uur een pinbetaling had plaatsgevonden bij de [tankstation] in Nootdorp. Op de camerabeelden van de [tankstation] aan de [adres] te Nootdorp op dat tijdstip was een auto te zien met de kenmerken van een [merk] [type] . Het kenteken bestond uit 1 cijfer-3 letters-2 cijfers, waarvan ** [nummer] leesbaar was. Te zien was dat de bestuurder, vermoedelijk een man, uit de auto stapte. Hij droeg een donkere spijkerbroek, een donker jasje en opvallende schoenen met een witte neus, een witte rand rond de zool en witte flappen op de wreef. Om 23:34:54 uur rijdt het voertuig weer weg.De reistijd vanaf het tankstation tot de pinlocatie in Voorburg bedraagt tussen de 12 en 20 minuten. De aankomsttijden liggen dan tussen 23:46 en 23:54 uur, ruim voor het moment van pinnen op 1 juli 2017.
Telecomgegevens 29 juni t/m 1 juli 2017
Uit onderzoek bleek dat het nummer [telefoonnummer] (hierna: telefoon van [medeverdachte] ) in gebruik was bij [medeverdachte] .Uit de opgevraagde historische verkeersgegevens bleek dat in de periode van 1 juni 2017 tot en met 3 juli 2017 slechts twee keer een lange verbinding tussen het nummer van [medeverdachte] en het nummer [telefoonnummer] (hierna: [nummer] ) tot stand was gekomen en dat dit beide keren was ten tijde van een pintransactie met de bankpas van mevrouw [slachtoffer 1] .
Bij de aanhouding van [medeverdachte] bleek zijn telefoon teruggezet naar de fabrieksinstellingen en waren de lange nachtelijke gesprekken met de [nummer] niet terug te vinden in de telefoon en evenmin in de in de iCloud opgeslagen back-up gegevens. De politie heeft geconcludeerd dat deze gesprekken dus verwijderd moeten zijn.
Er is onderzoek gedaan naar de gebruiker van de [nummer] . Het nummer bleek gekoppeld aan het Marktplaatsaccount “ [naam] ” met als [postcode] , de postcode van de woning van [medeverdachte] en [verdachte] . In de telefoon zijn ook verschillende foto’s van kledingstukken aangetroffen, die overeenkwamen met informatie uit dit Marktplaatsaccount. In de woning van verdachten is een iPhone 6 aangetroffen met IMEI-nummer [nummer] . De simkaart met nummer [nummer] bleek in de periode van 28 maart 2017 tot en met 3 juli 2017 in deze telefoon te hebben gezeten.Uit de historische verkeersgegevens bleek verder dat ene [naam] op 25 april 2017 contact heeft gehad met dit nummer. Dit nummer was volgens hem voor 25 april 2017 in gebruik bij [naam] die hij via social media had leren kennen. Hij kreeg die dag [naam] niet aan de lijn, maar een vrouw die Nederlands met een Haags accent sprak en zei dat zij de moeder van [naam] was.Aangezien op dat moment de zendmast werd aangestraald binnen het bereik van de woning van [medeverdachte] en [verdachte] , is volgens de politie niet aannemelijk dat [naam] die dag de moeder van [naam] , [naam] , aan de lijn heeft gehad. Gezien de bovenstaande bevindingen kan volgens de politie worden vastgesteld dat de [nummer] in gebruik was bij een lid van de familie [medeverdachte] , wonende op de [adres] 49.
Met de telefoon van [medeverdachte] werd op 29 juni 2017 om 17:37:32 uur gebeld naar de vaste aansluiting van zijn woning ( [nummer] ). Er kwam een verbinding van 11 seconden tot stand. Vervolgens werd er van 17:37 tot 17:39 uur een internetverbinding gemaakt, waarbij de zendmast aan [adres] te Nootdorp werd aangestraald. De woning van [medeverdachte] en [verdachte] ligt binnen het bereik van deze zendmast. Om 17:39:52 uur werd deze verbinding beëindigd. Dit is een actieve handeling en kan het uitschakelen van de telefoon zijn. De
[nummer] straalde ook de zendmast aan [adres] aan, totdat om 17:39:25 uur de internetverbinding van dit nummer actief werd beëindigd.
Om 20:16:21 uur maakte de telefoon van [medeverdachte] weer een internetverbinding en straalde daarbij een zendmast aan aan [adres] te Den Haag. Om 20:16:39 uur maakte ook de [nummer] weer een internetverbinding, waarbij de zendmast aan de [adres] te Den Haag werd aangestraald. Beide zendmasten liggen op de (terug)weg van de plaats delict naar de pinautomaat in Wateringen, waar het eerst pinmoment plaatsvond.
Uit de historische verkeersgegevens is gebleken dat de telefoon van [medeverdachte] op 29 juni 2017 om 23:30 uur een verbinding van bijna 49 minuten maakte met de [nummer] . Beide telefoons straalden daarbij de zendmast aan [adres] te Nootdorp aan. De provider heeft hierover aangegeven dat als zendmast de startcel wordt geregistreerd en dat de zendmasten die tijdens een verplaatsing van het telefoontoestel worden aangestraald maar enkele uren worden opgeslagen. Het is dus mogelijk om vanuit de woning van [medeverdachte] en [verdachte] naar de pinlocaties te rijden, te pinnen en weer terug te rijden naar de woning om daar de verbinding weer te beëindigen. Het tweede pinmoment valt binnen de tijdsduur van deze telefoonverbinding.
Op de [nummer] bleek een zogenoemde gezondsheidsapp geactiveerd te zijn met daarop een stappenteller, waardoor de activiteiten van de gebruiker van de telefoon werden bijgehouden. In de nacht van 29 op 30 juni 2017 tussen 23:27:22 en 00:43:32 uur heeft de gebruiker van deze telefoon 3965 stappen, met een totale afstand van 2,5 kilometer gelopen. De telefoonverbinding met de telefoon van [medeverdachte] en het tweede pinmoment vallen binnen dit tijdvak.
Uit de historische verkeersgegevens is gebleken dat de telefoon van [medeverdachte] op 30 juni 2017 van 23:27 uur tot 00:23 uur, tijdens het derde pinmoment, een verbinding van 56 minuten maakte met de [nummer] . Hierbij werd door beide telefoons de zendmast aan [adres] te Nootdorp aangestraald.
Uit de gegevens van de stappenteller op de [nummer] bleek dat op 30 juni 2017 van 23:46 uur tot 1 juli 2017 00:16 uur 1,1 kilometer is gelopen. Om 00:23 uur is het telefoongesprek met de telefoon van [medeverdachte] beëindigd en is de stappenteller van 00:29 tot 00:42 uur weer geactiveerd. In dit tijdsbestek is 72 meter gelopen.
Opvallend was dat de [nummer] alleen gebruik maakte van de zendmast aan [adres] , met uitzondering van 13 juni en 29 juni 2017 toen zendmasten nabij de plaats delict aan de [adres] werden aangestraald.
Ook viel op dat de contacten tijdens het tweede en derde pinmoment de enige twee lange, nachtelijke verbindingen zijn geweest tussen de telefoon van [medeverdachte] en de [nummer] .
Inleveren sieraden
In de woning van mevrouw [slachtoffer 1] werden fotoalbums en nauwkeurig bijgehouden administraties aangetroffen, waaruit bleek dat zij verschillende gouden sieraden en gouden munten in bezit had. Deze sieraden en munten werden tijdens de tactische zoekingen niet in de woning van het slachtoffer aangetroffen, waardoor het vermoeden rees dat deze uit de woning waren weggenomen.
Uit observaties en onderzoek naar de historische verkeersgegevens bleek dat [verdachte] in de periode van 1 juli tot en met 19 augustus 2017 een groot aantal sieraden en munten heeft verkocht, waarvan een groot deel te herleiden was naar de sieraden die uit de woning van mevrouw [slachtoffer 1] waren weggenomen.
Uit de observaties is verder gebleken dat [verdachte] en [medeverdachte] gezamenlijk naar de betreffende juweliers reden. [medeverdachte] bleef in de auto zitten en [verdachte] verkocht de sieraden.
Op 1 juli 2017 bleek [verdachte] vier gouden munten (tientjes) ingeleverd te hebben bij juwelier [naam] , gevestigd in de [adres] te Beverwijk, welke munten qua jaartallen en beeltenissen overeenkwamen met de omschrijving opgenomen in de administratie van het slachtoffer. Diezelfde dag zijn één dikke en drie dunne gouden kettingen ingeleverd bij juwelier [naam] voor respectievelijk € 610,- en € 710,-.De dikke gouden ketting is op foto’s herkend door de juwelier als zijnde de ketting die [verdachte] had ingeleverd.De drie dunne kettingen kunnen niet aan mevrouw [slachtoffer 1] worden gelinkt. [verdachte] heeft voor de vier verkochte gouden tientjes € 750,50 ontvangen.
Op 5 juli 2017 zijn door [verdachte] vier gouden tientjes ingeleverd voor € 750,- bij Juwelier [naam] te Rotterdam, welke munten qua beeltenissen en jaartallen overeenkwamen met de omschrijving opgenomen in de administratie van het slachtoffer.Medewerker [naam] verklaarde dat [verdachte] het er niet mee eens was dat een kopie van haar legitimatiebewijs zou worden gemaakt, maar dit is uiteindelijk wel gebeurd.
Op 30 juli 2017 heeft [verdachte] wederom sieraden ingeleverd bij juwelier [naam] .Het ging toen om een Omega horloge, waarvan de unieke nummers en de uiterlijke kenmerken overeenkwamen met de omschrijving in de administratie van het slachtoffer.Ook werden die dag een gouden hanger met Egyptische symbolen, waarin de klanktekens [nummer][nummer] de roepnaam van het slachtoffer, stonden, vier gouden ringen en twee manchetknopen, die allemaal overeen kwamen met de foto’s uit de fotoalbums van het slachtoffer. In totaal heeft [verdachte] hier € 1.310,- voor ontvangen. Van deze verkoop zijn beelden veiliggesteld, waarop [verdachte] werd herkend.Ten slotte zijn er op 19 augustus 2017 ook een broche en een dasspeld ingeleverd voor € 305,-, welke sieraden overeen kwamen met sieraden op foto’s uit de woning van het slachtoffer.De politie heeft vastgesteld dat het niet anders kan zijn dan dat de ingeleverde sieraden zijn weggenomen uit de woning van mevrouw [slachtoffer 1] .
Er zijn veel sieraden uit de administratie van het slachtoffer naar voren gekomen, die de politie niet fysiek heeft aangetroffen.
In totaal hebben de verdachten € 4.435,50 ontvangen voor de ingeleverde sieraden en munten.
Contante stortingen
Uit de rekeninggegevens van de betaalrekening op naam van [verdachte] met rekeningnummer [rekeningnummer] is gebleken dat er na het delict en de daaropvolgende pintransacties, opvallende contante stortingen te zijn gedaan. Op 30 juni 2017 om 09:02 uur werd € 900,- gestort, terwijl het saldo op dat moment -/- € 874,35 was. Het bedrag werd gebruikt voor het betalen van openstaande rekeningen, benzine, vliegtickets en een spoedaanvraag voor paspoorten. Op 4 juli 2017 om 11:50 uur werd € 800,- gestort op de rekening van [verdachte] en later die dag om 14:59 uur nog eens € 700,-.De stortingen waren volgens de politie opvallend, omdat (1) uit uitgebreid financieel onderzoek bleek dat de verdachten geen inkomen en veel schulden hadden, (2) zij werden gedaan kort nadat met de pas van het slachtoffer was gepind en de vermoedelijke sieraden van het slachtoffer waren ingeleverd en (3) er met spoed paspoorten werden aangevraagd en vakanties werden geboekt, die dus niet in de planning leken te staan.
Aangetroffen DNA in woning slachtoffer
In de woning van mevrouw [slachtoffer 1] zijn tijdens het forensisch technisch onderzoek meerdere sporen en sporendragers aangetroffen en veiliggesteld. Op het lichaam van het slachtoffer werd onder andere een hoofdkussen aangetroffen. In een bemonstering van de kussensloop is DNA-materiaal aangetroffen waaruit een Y-chromosomaal DNA-profiel is vervaardigd. Dit Y-chromosomale DNA-profiel bleek te matchen met dat van [medeverdachte] . De onderzoeksresultaten van het Y-chromosomale DNA-onderzoek aan de bemonstering van de kussensloop zijn zeer veel waarschijnlijker als het mannelijk celmateriaal in de bemonstering afkomstig is van [medeverdachte] of van een in de mannelijke lijn aan hem verwante man dan dat het celmateriaal niet afkomstig is van [medeverdachte] of een in de mannelijke lijn aan hem verwante man, maar van een willekeurig persoon.
De mannelijke lijn van [medeverdachte] bestaat uit 18 personen.
Uit de aantekeningen in de agenda van het slachtoffer bleek dat het beddengoed op 22 juni 2017 was verschoond. De politie heeft geconcludeerd dat het dan ook aannemelijk is dat het aangetroffen DNA-materiaal tussen 22 en 29 juni 2017 op het kussen terecht is gekomen.
Verklaringen buren [medeverdachte] en [verdachte]
De buurman [naam] van de woning van [medeverdachte] , met adres [adres] , heeft verklaard dat hij bij de buren een ruzie heeft gehoord rond de tijd dat de vrouw in [wijk] was overleden. Hij weet niet meer precies welke dag het was. Hij schat in dat het rond 15:00-15:30 uur was. Hij heeft een flinke ruzie gehoord waarbij hij de schuifpui dicht hoorde gaan. Later in het gesprek heeft [naam] verklaard dat hij de ruzie heeft gehoord toen de zaak voor het eerst werd besproken bij Opsporing Verzocht.
De buurvrouw van [adres] , [naam] , heeft verklaard dat zij op 29 juni 2017 tussen 16:15 en 16:30 uur alleen thuis was en in haar tuin zat. Haar viel op dat de schuifpui van de woning van [medeverdachte] en [verdachte] openstond, terwijl normaal alles potdicht zit. Zij hoorde dat er een discussie gaande was tussen [medeverdachte] en [verdachte] , wat overkwam als een eenrichtingsgesprek van [medeverdachte] naar [verdachte] . Op een bepaald moment hoorde zij de schuifpui dichtgaan.Later paste zij haar verklaring aan dat zij waarschijnlijk later op de dag, rond 19:00 uur, de ruzie heeft gehoord, omdat haar man toen pas thuis was en hij heeft gezegd dat hij de ruzie heeft gehoord.
De buurman van [adres] , [naam] , heeft verklaard dat hij op 29 juni 2017 een ruzie had gehoord tussen [medeverdachte] en [verdachte] . In zijn drie afgelegde verklaringen noemde hij meerdere tijdstippen waarop de ruzie zou hebben plaatsgevonden. Na onderzoek bij de werkgever was zijn conclusie dat hij tussen 19:00 en 20:00 uur de ruzie had gehoord.
Verklaringen [medeverdachte] en [verdachte]
[medeverdachte] heeft bij de politie telkens verklaard dat hij zich niet veel kan herinneren van 29 juni 2017 en de dagen daarna. Op 19 april 2018 heeft hij bij de rechter-commissaris voor het eerst een verklaring afgelegd, die neerkomt op het volgende. Hij heeft op de avond van 29 juni 2017, nadat hij had getankt, zijn auto uitgeleend via een tussenpersoon, zijnde een grote crimineel, aan iemand met een Arabisch uiterlijk. Hij heeft de namen van de tussenpersoon en degene aan wie hij de auto heeft overgedragen niet willen noemen. Hij was vergeten zijn telefoon en de [nummer] uit de auto te halen, dus die lagen tijdens het uitlenen nog in de auto. Ook de tag van de parkeergarage van de [adres] lag in de auto. Hij had beide telefoons uitgeschakeld, omdat het de dag was dat zijn dochter [naam] het geslacht van haar ongeboren kind bekend zou maken en hij even rust wilde. Zijn zoon [zoon] was die middag met zijn ouders naar de geslachtsbekendmaking van het ongeboren kind van [naam] in Haarlem geweest. Rond 20:00 uur zijn [medeverdachte] en [verdachte] lopend naar zijn ouders gegaan om [zoon] op te halen. Hij heeft bij zijn ouders gegeten en ondertussen een aflevering van ‘Ik vertrek’ op televisie gekeken. Ondertussen had hij met de man aan wie hij zijn auto had uitgeleend contact via een prepaid telefoon, die hij ergens in juli 2017 heeft weggegooid. Hij heeft die man de pincodes van zijn, in zijn auto liggende telefoons gegeven, zodat de man die zijn auto had geleend namens hem kon reageren als [naam] hem een bericht zou sturen over de geslachtsbekendmaking. De auto is die avond teruggezet bij de school van [zoon] , die dicht bij het huis van zijn ouders staat, waarbij de sleutel in de auto werd achtergelaten. Diezelfde avond werd hij gebeld door de tussenpersoon met de mededeling dat iemand iets te koop had. Rond 22:30/22:45 uur sprak hij af op dezelfde locatie als waar hij de auto eerder die dag aan de man met het Arabisch uiterlijk had overgedragen. Twee onbekende mannen boden hem vervolgens een partij juwelen aan. Men had hem ervan overtuigd dat het goed zat met de sieraden en zij deze verkochten omdat zij geld nodig hadden. Hij heeft toen ongeveer € 4.000,- contant betaald voor de sieraden. Hij had op dat moment zeker
€ 10.000,- aan contanten thuis liggen, die hij had vergaard met het verkopen van auto’s en verkopen op rommelmarkten of kofferbakverkopen. Hij heeft [verdachte] gevraagd de sieraden te verkopen, omdat zij haar vrouwelijke charme kon gebruiken en ook uit luiheid van zijn kant. Toen zij op vakantie gingen, heeft hij de sieraden meegenomen, omdat hij die niet thuis wilde laten liggen. Op donderdagavond is hij net voordat of nadat hij de sieraden had gekocht weer gebeld door dezelfde tussenpersoon of zijn auto geleend kon worden die avond. Hij heeft dat niet gedaan, maar gezegd dat vrijdagavond (30 juni 2017) hem beter uit kwam. Hij weet niets meer over het kopen van een helm op 30 juni 2017. Op 29 en 30 juni 2017 heeft hij een telefoonverbinding tussen zijn telefoon en de [nummer] tot stand gebracht, omdat hij zijn auto toen had uitgeleend. Hij vertrouwde het niet en dacht dat als er iets raars met de auto gedaan zou worden, hij op die manier kon aantonen dat hij thuis was met zijn telefoon. De telefoons lagen naast elkaar op tafel. Over de [nummer] heeft hij verklaard dat de telefoon van [naam] is geweest en sinds haar vertrek in zijn woning lag. Deze telefoon werd door [zoon] gebruikt om spelletjes op te spelen en voor het Marktplaatsaccount.
Tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris op 1 februari 2019 heeft [medeverdachte] een aanvullende verklaring afgelegd. Met betrekking tot de bevindingen uit het onderzoek aan de stappenteller die op 26 november 2018 bekend werden, heeft hij verklaard dat hij de [nummer] telefoon en zijn eigen telefoon in zijn zak moet hebben gehad en daarmee in huis moet hebben rondgelopen. In de nacht van 30 juni op 1 juli 2017 leende hij niet alleen zijn auto uit aan een onbekende persoon, maar ook de pinpas van [verdachte] met pincode, zodat degene die de auto geleend had, zou kunnen tanken.
Ter terechtzitting heeft [medeverdachte] aanvullend verklaard dat hij op de avond van 29 juni 2017 rond 22:00 uur weer door zijn tussenpersoon werd benaderd om zijn auto uit te lenen van ongeveer 23:00 tot 01:00/02:00 uur. Hij had hier geen goed gevoel bij, omdat zij een heel specifiek tijdspad aangaven. Hij heeft dit dan ook geweigerd, maar omdat er veel druk op hem werd gezet, heeft hij wel toegezegd om zijn auto de volgende dag weer uit te lenen. Ondanks dat hij zijn auto op dat moment niet had uitgeleend, heeft hij toch met zijn telefoon de [nummer] gebeld op de avond van 29 juni 2017, omdat hij er geen goed gevoel bij had en wilde kunnen aantonen dat hij die avond gewoon thuis was.
[verdachte] heeft bij de inbewaringstelling bij de rechter-commissaris verklaard dat zij niets te maken heeft met de dood van mevrouw [slachtoffer 1] . Verder verklaarde zij dat zij de helm op 30 juni 2017 bij de [winkel] had gekocht als cadeau voor een vriendin. Zij wilde niet zeggen wie deze vriendin is. Zij is die dag naar de [winkel] gegaan met [medeverdachte] . Het klopt dat zij gouden munten heeft verkocht, maar dat die overeenkomen met die uit de woning van mevrouw [slachtoffer 1] is volgens haar toeval.
Tot het verhoor bij de rechter-commissaris op 1 februari 2019 heeft [verdachte] zich nagenoeg geheel op haar zwijgrecht beroepen. Bij de rechter-commissaris heeft zij verklaard dat hun zoon [zoon] op 29 juni 2017 met de ouders van [medeverdachte] is meegegaan naar [naam] in Haarlem voor de geslachtsbekendmaking. Zij weet niet meer wat zij en [medeverdachte] die dag hebben gedaan, maar zij waren wel de hele dag samen. Zij zijn hun zoon ’s avonds weer lopend gaan halen, omdat hun auto was uitgeleend door [medeverdachte] . Hij leende de auto wel vaker uit. Zij hebben bij de ouders van [medeverdachte] iets gegeten. Later die avond heeft [medeverdachte] op straat sieraden gekocht van iemand die geld nodig had. Zij heeft niet gevraagd naar de herkomst van de sieraden. Er was € 3.000,- of € 4.000,- euro voor de sieraden betaald met contant geld dat in huis lag. Zij heeft de sieraden en gouden munten verkocht bij de juwelier. Het geld dat op 30 juni 2017 op haar rekening is gestort, kwam uit het huis. Zij heeft op 4 juli 2017 misschien het geld van de ingeleverde sieraden op haar bankrekening gestort. Zij bewaarden de sieraden thuis. [medeverdachte] heeft de sieraden even ergens anders bewaard, maar zij weet niet waar. Zij heeft verder verklaard dat de [nummer] niet van haar is, maar bij haar en [medeverdachte] in huis lag sinds [naam] uit huis was en [zoon] er spelletjes op speelde. Zij denkt dat de telefoon in de nacht van 29 juni 2017 gewoon in huis was.
Verklaringen ouders [medeverdachte]
De moeder van [medeverdachte] , [naam] , heeft in eerste instantie verklaard dat er in de periode van 29 juni 2017 onenigheid was tussen enerzijds zijzelf en haar man en anderzijds [medeverdachte] , dat zij niets heeft met [verdachte] en dat zij in 2017 niet samen met [medeverdachte] en [verdachte] op vakantie zijn geweest.Ook heeft zij gezegd dat zij ontlastende informatie had, maar dat nog moest uitzoeken. De vader van [medeverdachte] , [naam] , heeft in eerste instantie verklaard dat hij niet meer weet of hij [medeverdachte] , [verdachte] en [zoon] heeft gezien op 29 juni 2017 en dat zij in 2017 niet met [medeverdachte] en [verdachte] op vakantie zijn geweest.Hun laatste verklaringen bij de rechter-commissaris kwamen, op een aantal kleine afwijkingen na, tot in detail overeen met de verklaringen van [medeverdachte] en [verdachte] . Zij hebben verklaard dat, nadat zij met [zoon] in Haarlem waren geweest bij de geslachtsbekendmaking van de baby van [naam] , [medeverdachte] en [verdachte] bij hen zijn komen eten. [medeverdachte] en [verdachte] waren komen lopen, omdat [medeverdachte] zijn auto had uitgeleend, zij hebben zalmsalade gegeten en [medeverdachte] had hij zijn telefoon niet bij zich. Ook hebben zij verklaard dat zij [medeverdachte] en [verdachte] in die tijd veel zagen en dat zij ook samen op vakantie zijn geweest naar Spanje.
Conclusies van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het vonnis van heden vastgesteld dat [medeverdachte] betrokken was bij de overval op en het overlijden van mevrouw [slachtoffer 1] . De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of ook [verdachte] hierbij betrokken was in de rol van medepleger. Zij overweegt hiertoe als volgt.
Is [verdachte] in de woning van het slachtoffer geweest?
Van medeplegen is al gauw sprake als [verdachte] zelf bij de overval aanwezig is geweest. De eerste vraag die de rechtbank daarom dient te beantwoorden, is of kan worden vastgesteld dat [verdachte] in de woning van het slachtoffer is geweest.
De rechtbank stelt daartoe vast dat in de woning van mevrouw [slachtoffer 1] geen DNA of andere sporen zijn aangetroffen die in de richting van [verdachte] wijzen. Vervolgens is het van belang of vastgesteld kan worden of [medeverdachte] die avond alleen was of dat hij met een ander was en dus wie op de avond van de overval de gebruiker was van de [nummer] en of er meerdere personen in de [merk] van [medeverdachte] zaten.
Uit het dossier blijkt dat de telefoon van [medeverdachte] en de [nummer] met elkaar meebewegen op de avond van de overval en kort na elkaar zijn uit- en ingeschakeld. Uit de verklaringen van [medeverdachte] en [verdachte] blijkt dat de telefoon met [nummer] in huis lag sinds de dochter van [medeverdachte] , [naam] , uit huis was. De telefoon werd gebruikt door hun zoon [zoon] voor het spelen van spelletjes. Ook gebruikten zowel [medeverdachte] als [verdachte] de telefoon voor Marktplaatsverkopen. Omdat [zoon] bij [naam] in Haarlem was op de avond van het delict, stelt de rechtbank vast dat hij de telefoon die avond in ieder geval niet heeft gebruikt. De rechtbank kan echter niet vaststellen dat [verdachte] die avond de [nummer] in gebruik had. Beide telefoons kunnen op grond van de bevindingen ook bij één persoon in gebruik zijn geweest. Zij zijn immers zeer kort na elkaar in- en uitgeschakeld (en dus niet tegelijk) op de avond van de overval. Hiermee blijft de mogelijkheid open dat [medeverdachte] beide telefoons bij zich had.
Uit het dossier en de beschikbare camerabeelden is ook niet gebleken dat er die avond meer dan één persoon in de [merk] van [medeverdachte] zat, zodat ook daaruit niet kan worden afgeleid dat [verdachte] is meegegaan naar de woning, laat staan dat zij ook daadwerkelijk in de woning is geweest.
De rechtbank is verder van oordeel dat ook niet uit de bewijsmiddelen blijkt dat [medeverdachte] wel samen met iemand gehandeld móet hebben bij de overval op mevrouw [slachtoffer 1] . Het komt de rechtbank immers niet onmogelijk voor om een dergelijke overval op een 85-jarige vrouw alleen te plegen.
Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook niet uit te sluiten dat [medeverdachte] die avond alleen op pad is geweest en alleen heeft gehandeld. Er is dan ook onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat [verdachte] in de woning van mevrouw [slachtoffer 1] is geweest.
Toch medeplegen?
Ook als [verdachte] niet in de woning van het slachtoffer is geweest, kan er sprake zijn van medeplegen. Voor medeplegen is immers niet vereist dat een verdachte daadwerkelijk de uitvoerder is geweest van (alle) handelingen van het strafbare feit. Het is van belang dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking gericht op het tot stand komen van het delict. Aan de totstandkoming van het delict moet dan een wezenlijke bijdrage zijn geleverd. Het enige wat de rechtbank kan vaststellen is dat [verdachte] vanaf 1 juli 2017, kort na de overval, de sieraden van het slachtoffer heeft verkocht en op 30 juni 2017 een helm heeft gekocht, waarmee [medeverdachte] geld heeft gepind van de rekening van het slachtoffer. Dit is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om [verdachte] als medepleger van de overval aan te merken. Ook het feit dat [verdachte] een leugenachtige verklaring, die haar een alibi zou moeten verschaffen, heeft afgelegd over de avond van de overval en de aankoop van de sieraden, is onvoldoende om te kunnen vaststellen dat zij bij het misdrijf betrokken was, omdat het ook mogelijk is dat zij haar partner [medeverdachte] een alibi heeft willen verschaffen.
De rechtbank is daarom van oordeel dat er onvoldoende wettig bewijs is dat [verdachte] als medepleger betrokken is bij de overval op en het overlijden van mevrouw [slachtoffer 1] . De rechtbank zal [verdachte] dan ook vrijspreken van dit feit.
Witwassen (feit 2)
Vast staat dat [verdachte] in de periode van 1 juli tot en met 19 augustus 2017 sieraden en gouden munten heeft ingeleverd die afkomstig bleken te zijn uit de woning van het slachtoffer. Zij heeft hiervoor in totaal € 4.435,50 ontvangen. Verder heeft de rechtbank bij vonnis van heden vastgesteld dat [medeverdachte] degene is die op 29 juni, 30 juni en 1 juli 2017 in totaal € 3.750,- van de rekening van het slachtoffer heeft gepind. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of [verdachte] wist dat deze voorwerpen van enig misdrijf afkomstig waren. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Sieraden en gouden munten
De rechtbank heeft bij vonnis van heden vastgesteld dat [medeverdachte] de overval met dodelijke afloop op mevrouw [slachtoffer 1] heeft gepleegd. Aangezien [medeverdachte] en [verdachte] partners zijn, ligt het voor de hand dat [verdachte] wist dat de sieraden en gouden munten van enig misdrijf afkomstig waren. De rechtbank wordt daarin gesterkt door het feit dat [verdachte] een leugenachtig alibi heeft afgelegd over die bewuste avond en de aankoop van de sieraden en gouden munten. Zij heeft hiermee de daadwerkelijke herkomst van de sieraden en gouden munten willen verhullen. Ook het feit dat [verdachte] op 1 juli 2017 bij Juwelier [naam] moeilijk deed over het overleggen van haar legitimatiebewijs, sterkt de rechtbank in haar overtuiging dat [verdachte] wist van de criminele herkomst van de sieraden.
Geldbedragen
De rechtbank acht ook bewezen dat [verdachte] wist dat de geldbedragen die van de rekening van mevrouw [slachtoffer 1] zijn opgenomen van enig misdrijf afkomstig waren. Kort na middernacht na de overval werd door [medeverdachte] gepind met een bedekt gezicht, waarbij hij via een audio-oortje in contact stond met een ander. Aangezien op exact dat tijdstip een telefoonverbinding tot stand komt tussen de telefoon van [medeverdachte] en de [nummer] , die in gebruik is bij [verdachte] en [medeverdachte] , is de rechtbank ervan overtuigd dat [medeverdachte] op dat moment in contact stond met [verdachte] . De volgende ochtend stort [verdachte] een bedrag op haar bankrekening. Deze storting kan enkel verklaard worden uit het feit dat die avond ervoor meerdere geldbedragen van de rekening van mevrouw [slachtoffer 1] zijn gepind door [medeverdachte] . Kort na deze storting koopt [verdachte] bij de [winkel] een helm, waarmee [medeverdachte] die nacht de wederom geldbedragen van de bankrekening van mevrouw [slachtoffer 1] zou pinnen. [verdachte] heeft [medeverdachte] dan ook gefaciliteerd om onherkenbaar te kunnen pinnen van de bankrekening van mevrouw [slachtoffer 1] . Vervolgens heeft zij ook over de aankoop van de helm een leugenachtige verklaring afgelegd. Hiermee staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat [verdachte] wist dat het niet goed zat.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van witwassen van ruim € 8.000,-, omdat zij de sieraden en geldbedragen heeft omgezet en/of overgedragen, terwijl zij wist dat deze van enig misdrijf afkomstig waren.
De zaak [onderzoeksnaam 2]
Inleiding
Op 29 juli 2016 rond 18:10 uur vond er een overval plaats in de woning gelegen aan de [adres] in Den Haag. Het betrof een appartement op de eerste woonlaag, dat te bereiken was via de centrale hal, waar een camera hing. De hal was afgesloten en de toegangsdeur kon alleen worden geopend van binnenuit door de bewoners of door middel van een sleutel. In het appartement met nummer [nummer] woonden op dat moment [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ), 71 jaar, en [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ), 64 jaar.
Om 18:41 uur kwam een melding binnen bij de politie van [slachtoffer 3] dat hij was overvallen door een man en vrouw onder bedreiging van een mes. Hij was vastgebonden met tie-wraps aan zijn rolstoel. De politie moest de deur forceren en trof [slachtoffer 3] in zijn rolstoel aan, klem tussen het bed en de muur in de slaapkamer. Hij was met zijn rechterhand vastgebonden aan zijn rolstoel en had bloed aan zijn rechterhand. Ook zagen de agenten [slachtoffer 2] gewikkeld in een deken op een stoel zitten. De matrassen op het bed waren omgekeerd. In de gang en in de woonkamer lagen bloeddruppels op de grond.
Aangiften
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat er werd aangebeld, dat hij de deur opendeed omdat hij dacht dat het de buurvrouw was en dat toen een man met een helm op en een mes in zijn hand de deur open duwde en op hem af kwam. Hij kreeg meteen het mes op zijn keel gezet en hij pakte de hand met het mes erin, waardoor er een worsteling ontstond. Hij voelde bloed en heeft toen losgelaten. [slachtoffer 3] werd de woonkamer ingeduwd en de man pakte hem bij zijn keel en bij zijn polsen. Bij de mannelijke overvaller was ook een vrouw met een zonnebril op. Hij heeft de zonnebril van haar gezicht getrokken, maar zij zette de zonnebril zo snel weer op dat hij haar gezicht niet heeft kunnen zien. De mannelijke overvaller vroeg met een Marokkaans accent aan de vrouw om de tie-wraps aan te geven. De man bond zijn handen vast aan de rolstoel. Hij kreeg een deken over zijn hoofd en de man riep om geld en sieraden, terwijl hij door de woning liep. Tegen [slachtoffer 3] werd gezegd dat hij rustig moest blijven. De man droeg een zwarte handschoen en een jas met een streep op zijn rug. Ook is [slachtoffer 3] vier keer op zijn borst getaserd door de man, nadat de man de taser aan de vrouw had gevraagd. De vrouw wilde eerst nog zijn mond aftapen, maar dat is uiteindelijk niet gebeurd. Toen de overvallers weg liepen, wezen zij naar een foto van de kleinzoon van [slachtoffer 3] en vroegen wie dat was. Zij zeiden dat als [slachtoffer 3] de politie zou bellen, zij de kleinzoon zouden vinden. De man heeft de vrouwelijke overvaller op een gegeven moment aangesproken met “je” of “zje”.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij de bel hoorde, de deur openging en dat zij toen een hoop geschreeuw hoorde. Er kwam een man met een mes de slaapkamer in lopen en hij hield het mes op 10 centimeter van haar keel. De man schreeuwde om geld, pasjes en sieraden. Zij heeft hem toen op de huishoudportemonnee gewezen met daarin ongeveer 200 euro. De man pakte de portemonnee en zei in het buitenlands iets tegen de vrouwelijke overvaller, waarop zij aangeefsters polsen aan elkaar bond met tie-wraps.
Bij de overval zijn twee afstandsbedieningen, een keukenschaar, de huishoudportemonnee, een spaarvarken en drie medicijntasjes meegenomen.
Er zijn verschillende sporen vanuit de woning veilig gesteld, maar die hebben geen resultaten opgeleverd.
Beelden en herkenningen
De beelden van de centrale hal van het appartementencomplex zijn bekeken en daarop was te zien dat om 18:10:49 uur de overvallers in beeld kwamen. Hierop waren een blank/getinte vrouw te zien, tenger tot normaal postuur, ongeveer 1.65 m lang, met een zwarte hoofddoek, donkerblauwe Abaya, witte sandalen (lijkend op Birkenstocks), zonnebril en een zwarte tas (vermoedelijk een rugtas). De man die te zien was, was blank of licht getint, droeg een helm, was ongeveer 1.80 m lang, normaal tot fors postuur, had vermoedelijk een zonnebril op, lichte spijkerbroek, zwart/grijze halfhoge sneakers met witte zolen en veters en een donkere jas van glimmende stof met op de achterkant een horizontale streep van schouder tot schouder.
Deze beelden zijn getoond aan oud-collega’s van [medeverdachte] en [verdachte] . Een aantal van hen herkende [medeverdachte] op deze beelden aan zijn postuur en zijn manier van lopen. Eén van hen verklaarde dat hij [medeverdachte] direct herkende zonder enige voorkennis. Andere oud-collega’s hebben de beelden bekeken en een herkenning gedaan, nadat zij wisten dat [medeverdachte] en [verdachte] vastzaten. Ook de zoon van de aangevers, oud-collega [naam] , ziet overeenkomsten tussen de man op de beelden en [medeverdachte] , maar pas nadat hij hoorde dat [medeverdachte] en [verdachte] met deze overval in verband werden gebracht.
De zus van [verdachte] heeft over de beelden gezegd dat het signalement van de vrouw op de beelden qua breedte van de schouders, de lichaamsvorm en de kleine voeten past bij haar zus, maar dat zij haar zus nog nooit in bedekkende kleding heeft gezien.
Netwerkmeting
Er is een netwerkmeting gedaan en alleen het telefoonnummer van [verdachte] (eindigend op
[nummer] ) is tussen 17:56:35 en 17:59:36 uur meermalen aangestraald aan de zendmast aan de [adres] . Er is in dit tijdvak vier keer gebeld en vier keer contact gemaakt met het internet. De tegencontacten waren het huisnummer van [medeverdachte] en [verdachte] en het mobiele nummer van [medeverdachte] . De plaats delict ligt binnen het bereik van deze zendmast.
Parkeergegevens
Bij Parkmobile zijn door de politie de registraties op naam van [medeverdachte] nagelopen en hieruit bleek dat de [merk] [type] op naam van [verdachte] op 29 juli 2016 van 17:59 tot 19:13 uur was aangemeld in parkeerzone [nummer] in Den Haag. Deze zone ligt op 110 meter afstand van de plaats delict.
[website]
Uit onderzoek aan de telefoon van [medeverdachte] ( [nummer] ) blijkt dat op 31 juli 2016 en op 1, 2 en 5 augustus 2016 de website van [website] is bezocht.
Overeenkomsten met [onderzoeksnaam 1]
Er zijn in het onderzoek [onderzoeksnaam 2] verschillende personen als (mogelijke) verdachten in beeld geweest, maar deze zijn door de politie snel afgeschreven als verdachten. De zaak heeft even stil gelegen, omdat de recherche in eerste instantie geen verdachten kon aanwijzen. Na het onderzoek [onderzoeksnaam 1] heeft de recherche gekeken of er nog openstaande woningovervallen waren waarbij de handelswijze/modus operandi overeen kwam. Uit dit onderzoek is gebleken dat er verschillende overeenkomsten waren tussen de onderzoeken [onderzoeksnaam 1] en [onderzoeksnaam 2] . De kleding van de mannelijke overvaller lijkt erg op de kleding van de pinner in [onderzoeksnaam 1] , namelijk een blauwe jas met een lichte horizontale streep op de rug, een donkere zonnebril, schoenen met witte zolen en een integraalhelm. Ook passen de lengtes van [medeverdachte] en [verdachte] bij de signalementen van de overvallers. In de zaak [onderzoeksnaam 2] is door de overvallers gesproken over het dichtplakken van de mond met tape en in [onderzoeksnaam 1] is dit daadwerkelijk bij het slachtoffer gebeurd. In beide zaken zijn de handen van de slachtoffers vastgebonden met tie-wraps en zijn zij bedekt met een deken of kleding. Uit onderzoek [onderzoeksnaam 1] bleek verder dat het telefoonnummer van [medeverdachte] eindigde op [nummer] en dat van [verdachte] op [nummer] . In het onderzoek [onderzoeksnaam 2] is gebleken dat de telefoon van [verdachte] een telefoonmast heeft aangestraald, welke mast ook de plaats delict onder zijn bereik had, waarbij telefooncontact is gemaakt met de telefoon van [medeverdachte] . In beide zaken gaat het om een mannelijke en vrouwelijke overvaller, is er veel geweld gebruikt en waren de slachtoffers kwetsbaar en op leeftijd. In beide zaken is kort na de overvallen waarbij geld buit is gemaakt, een vakantie geboekt of zijn vakanties bekeken.
Verklaringen [medeverdachte] en [verdachte]
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij niets met deze overval te maken heeft.
[verdachte] heeft verklaard dat zij niets met deze overval te maken heeft. Het kan dat zij haar auto in die omgeving geparkeerd heeft om naar nabij gelegen winkels te gaan. Zij kan zich herinneren dat zij ooit wilde parkeren, maar het aanmelden bij Parkmobile via haar telefoon niet lukte. Zij heeft toen [medeverdachte] gebeld, zodat hij voor haar de auto kon aanmelden bij Parkmobile. Zij weet niet of dat in deze zone en op deze dag is geweest.
Conclusies van de rechtbank
Hoewel er verschillende aanwijzingen zijn dat [medeverdachte] en [verdachte] bij deze woningoverval betrokken kunnen zijn, is de rechtbank met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat er onvoldoende wettig bewijs is. Vastgesteld kan worden dat de auto van [verdachte] ten tijde van de woningoverval in de buurt is aangemeld bij Parkmobile en haar telefoon nabij de plaats delict aanstraalde. Niet kan worden vastgesteld dat [verdachte] en [medeverdachte] in het appartementencomplex aan de [adres] zijn geweest. Daarbij speelt een belangrijke rol dat de herkenningen van [medeverdachte] door verschillende getuigen veelal zijn gedaan met voorkennis - namelijk dat het [medeverdachte] wel eens zou kunnen zijn - en dat het herkenningen zijn van een postuur en een opvallend loopje, maar niet van een gezicht. Ook hebben [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] in eerste instantie verklaard dat de overvallers buitenlands of met een buitenlands accent spraken. Dit past niet bij [medeverdachte] en [verdachte] . Bovendien is de rechtbank van oordeel dat de modus operandi niet zodanig onderscheidend is dat gezegd kan worden dat de dader(s) van [onderzoeksnaam 1] dezelfde moet(en) zijn als de dader(s) in deze zaak. De rechtbank zal [verdachte] dan ook vrijspreken van dit feit.