Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
Beschikking van de kinderrechter
Verzoek tot vervallen verklaren schriftelijke aanwijzing en vaststellen regeling
[verzoekster] ,
Het procesverloop
- voornoemde beschikking van 20 november 2018;
- het verweerschrift van de gecertificeerde instelling (inclusief de bijlagen).
- de heer [A] partner van de moeder en tevens de biologische vader van [minderjarige] ;
- mevrouw [B] , namens Stichting Opkomst voor het Kind, ter ondersteuning van de moeder.
Feiten
- Voorts heeft de gecertificeerde instelling de moeder op 3 december 2018 een schriftelijke aanwijzing gegeven, ertoe strekkende dat de moeder één keer per week één uur begeleid contact heeft met [minderjarige] . De data, de locatie en de naam van degene die de bezoeken begeleidt, worden iedere maand door de jeugdzorgwerker aan de ouders toegezonden.
Verzoeken en verweer
19 september 2018 een eigen woonruimte. De mogelijkheden voor uitbreiding van de contacten zijn daarom verbeterd en er kan worden gestart met een gezinsopname. Het gezag van de moeder dient te worden gerespecteerd en de gezinsband tussen de moeder en [minderjarige] dient te worden bevorderd. Mevrouw [vertegenwoordiger van de GI] is al de vierde jeugdbeschermer. De eerste jeugdbeschermer was gestart met uitbreiding van de contacten, maar dat traject is door de daaropvolgende jeugdbeschermers teruggedraaid. De gecertificeerde instelling is daarvoor door de rechtbank op de vingers getikt. Er is niets van de grond gekomen, terwijl de moeder zich binnen een jaar omhoog heeft gewerkt. Voor de moeder dient duidelijk te zijn wat er van haar verlangd wordt. Er worden door de gecertificeerde instelling weinig feiten naar voren gebracht die rechtvaardigen dat de contacten niet verder worden uitgebreid. Het netwerk van de moeder is uitgebreid en er is een beschermingsbewindvoerder.
Beoordeling
26 oktober 2018. De kinderrechter is daarom van oordeel dat de moeder ontvankelijk is in haar verzoek tot vervallenverklaring van de e-mail van 15 oktober 2018.
3 december 2018 staat vermeld dat deze op diezelfde dag aan de moeder is toegezonden. Het verzoek tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing van
3 december 2018 is bij de rechtbank binnengekomen op 28 december 2018. De moeder ontkent de schriftelijke aanwijzing tijdig te hebben ontvangen. De kinderrechter heeft niet kunnen vaststellen dat een afschrift van de schriftelijke aanwijzing op 3 december 2018 aan de moeder is toegezonden en is daarom van oordeel dat de moeder niet redelijkerwijs geoordeeld kan worden in verzuim te zijn geweest.
De kinderrechter acht de moeder dan ook eveneens ontvankelijk in het verzoek tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing van 3 december 2018.
3 december 2018. Deze schriftelijke aanwijzing, inhoudende een beperking van het contact tussen [minderjarige] en de moeder, is bovendien in het belang van [minderjarige] en dient het doel van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter overweegt daartoe dat de kinderbeschermingsmaatregelen zijn uitgesproken omdat onduidelijk was of de moeder in staat kon worden geacht om aan te sluiten bij wat [minderjarige] nodig heeft, vanwege de persoonlijke problemen van de ouders en praktische problemen, zoals het ontbreken van goede huisvesting. Hoewel de moeder naar eigen zeggen inmiddels over een woning beschikt, is er thans nog onvoldoende duidelijk over de opvoedvaardigheden van de ouders.
3 december 2018 daarom afwijzen. Gelet hierop, ziet de kinderrechter voorts geen aanleiding om een andere contactregeling vast te stellen dan reeds door de gecertificeerde instelling is gedaan.
Beslissing
3 december 2018 af;