Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
de Inspecteur van de Belastingdienst/Belastingen,p/a Belastingdienst PDB Den Haag.
Rechtbank Den Haag
Op 4 februari 2019 heeft de Rechtbank Den Haag een mondelinge uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. Verzoeker heeft verzocht om wraking van mr. S.E. Postema, rechter in de rechtbank Den Haag, naar aanleiding van de afwijzing van zijn tweede verzoek tot verdaging van de zitting in de hoofdzaak. Verzoeker stelt dat deze afwijzing hem benadeelt en dat de rechter een schijn van partijdigheid heeft getoond. De wrakingskamer, bestaande uit mrs. G.P. Verbeek, T.F. Hesselink en M.J. Alt-van Endt, heeft de zaak behandeld. De belanghebbende, de Inspecteur van de Belastingdienst, is niet ter zitting verschenen. De rechter heeft schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek en is niet ter zitting verschenen.
Na de toelichting van verzoeker en beantwoording van vragen door de wrakingskamer, heeft de wrakingskamer de zitting geschorst. Na hervatting is de mondelinge uitspraak gedaan. De wrakingskamer heeft geoordeeld dat de gronden van verzoeker niet voldoende zijn om het verzoek tot wraking toe te wijzen. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de rechterlijke beslissing alleen kan worden beoordeeld via een rechtsmiddel, zoals hoger beroep, en dat de wrakingsprocedure niet bedoeld is om de juistheid van de rechterlijke beslissing te toetsen. De aangevoerde gronden zijn niet voldoende om te concluderen dat er sprake is van (schijn van) vooringenomenheid. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.