ECLI:NL:RBDHA:2019:1877

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 februari 2019
Publicatiedatum
1 maart 2019
Zaaknummer
C/09/566912 / KG RK 19-95
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter vanwege afwijzing verzoek tot verdaging zitting

Op 4 februari 2019 heeft de Rechtbank Den Haag een mondelinge uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. Verzoeker heeft verzocht om wraking van mr. S.E. Postema, rechter in de rechtbank Den Haag, naar aanleiding van de afwijzing van zijn tweede verzoek tot verdaging van de zitting in de hoofdzaak. Verzoeker stelt dat deze afwijzing hem benadeelt en dat de rechter een schijn van partijdigheid heeft getoond. De wrakingskamer, bestaande uit mrs. G.P. Verbeek, T.F. Hesselink en M.J. Alt-van Endt, heeft de zaak behandeld. De belanghebbende, de Inspecteur van de Belastingdienst, is niet ter zitting verschenen. De rechter heeft schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek en is niet ter zitting verschenen.

Na de toelichting van verzoeker en beantwoording van vragen door de wrakingskamer, heeft de wrakingskamer de zitting geschorst. Na hervatting is de mondelinge uitspraak gedaan. De wrakingskamer heeft geoordeeld dat de gronden van verzoeker niet voldoende zijn om het verzoek tot wraking toe te wijzen. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de rechterlijke beslissing alleen kan worden beoordeeld via een rechtsmiddel, zoals hoger beroep, en dat de wrakingsprocedure niet bedoeld is om de juistheid van de rechterlijke beslissing te toetsen. De aangevoerde gronden zijn niet voldoende om te concluderen dat er sprake is van (schijn van) vooringenomenheid. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK DEN HAAG

Wrakingskamer
Wrakingsnummer 2019/5
zaak-/rekestnummer: C/09/566912 / KG RK 19/95
zaaknummer hoofdzaak: SGR AWB 18/5478 IB/PVV/ZVW G D1
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak ter zitting van 4 februari 2019
in de zaak van:
[verzoeker], wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. S.E. Postema,
rechter in de rechtbank Den Haag,
hierna te noemen: de rechter.
Belanghebbende in deze procedure is
de Inspecteur van de Belastingdienst/Belastingen,p/a Belastingdienst PDB Den Haag.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank ter behandeling van het verzoek tot wraking.
Tegenwoordig zijn mrs. G.P. Verbeek, T.F. Hesselink en M.J. Alt-van Endt, rechters, en mr. T.A.E. Scheers, griffier.
Na uitroeping van de zaak is verschenen: verzoeker.
De belanghebbende is niet ter zitting verschenen.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en zij heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd. Zij is zoals aangekondigd niet ter zitting verschenen.
Nadat verzoeker zijn standpunt heeft toegelicht en vragen van de wrakingskamer heeft beantwoord, is de zitting voor korte tijd geschorst. Na hervatting van de zitting heeft de wrakingskamer bij monde van de voorzitter met toepassing van artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) mondeling uitspraak gedaan. Deze luidt als volgt.

1.De gronden van de beslissing

1.1.
Verzoeker heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat, kort gezegd, door de afwijzing van zijn tweede verzoek tot verdaging van de zitting in de hoofdzaak de verweerder in die zaak ten opzichte van hem wordt bevoordeeld en de rechter een schijn van partijdigheid heeft getoond. Volgens verzoeker had de rechter niet tot een afwijzing kunnen komen, gezien de door verzoeker aan zijn verzoek ten grondslag gelegde uitzonderlijke omstandigheden.
1.2.
Het verzoek komt niet voor toewijzing in aanmerking. Daartoe is het volgende redengevend.
1.3.
Verzoeker vindt de rechter vooringenomen omdat deze een onjuiste beslissing heeft genomen. De juistheid van de rechterlijke beslissing kan echter alleen worden beoordeeld als daartegen een rechtsmiddel (zoals hoger beroep) is aangewend. De wrakingsprocedure is daarvoor niet bestemd, omdat het daarin uitsluitend gaat over de (schijn van) vooringenomenheid van de rechter. Alleen als de beslissing gelet op de motivering of de wijze van totstandkoming zo onjuist of onbegrijpelijk is dat deze uitsluitend door vooringenomenheid kan worden verklaard, is er grond voor wraking. De aangevoerde grond haalt deze hoge drempel niet.

2.De beslissing

De wrakingskamer:
2.1.
wijst het verzoek tot wraking af.
2.2
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek
WAARVAN PROCES-VERBAAL,
…………………………………. …………………………………
mr. T.A.E. Scheers mr. G.P. Verbeek
griffier voorzitter