ECLI:NL:RBDHA:2019:1860

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 februari 2019
Publicatiedatum
28 februari 2019
Zaaknummer
09/225260-18 en 09/817643-17 (tul)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van parfum met ISD-maatregel en afwijzing tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf

Op 14 februari 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal van een fles parfum (Bleu de Chanel pour homme) uit De Bijenkorf in 's-Gravenhage op 12 november 2018. De verdachte, die bijgestaan werd door zijn raadsman mr. P.B. Spaargaren, verscheen ter terechtzitting waar de officier van justitie, mr. J. Roosma, de bewezenverklaring van het feit vorderde en een ISD-maatregel voorstelde van twee jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een stelselmatige dader is, met een hoog recidiverisico, en dat hij eerder al een ISD-maatregel had opgelegd gekregen. De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van de diefstal, de problematiek van de verdachte met alcoholverslaving en ADHD, en de noodzaak van een gedwongen kader voor behandeling meegenomen. De rechtbank oordeelde dat de ISD-maatregel noodzakelijk was om de recidive te stoppen en de verdachte de kans te geven zijn problematiek aan te pakken. De rechtbank legde de ISD-maatregel op voor de maximale duur van twee jaar en wees de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden af, omdat dit niet opportuun werd geacht in het licht van de ISD-maatregel.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 09/225260-18 en 09/817643-17 (tul)
Datum uitspraak: 14 februari 2019
Tegenspraak

(Verkort vonnis)

De rechtbank Den Haag heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats] .

De terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 14 februari 2019.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. P.B. Spaargaren, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. J. Roosma heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het aan de verdachte ten laste gelegde feit. De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren.
De officier van justitie heeft voorts gepersisteerd bij de vordering tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de bij vonnis van de politierechter van 19 juni 2017 opgelegde gevangenisstraf, te weten gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.

De tenlasteleggingAan de verdachte is ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 12 november 2018 te 's-Gravenhage een fles parfum (Bleu de Chanel pour homme), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan De Bijenkorf, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

De bewijsmiddelen

De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel met een opgave daarvan, zal dit plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.

De bewezenverklaring

Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen heeft de rechtbank de overtuiging gekregen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, te weten dat:
hij op 12 november 2018 te 's-Gravenhage een fles parfum (Bleu de Chanel pour homme),
dietoebehoorde aan De Bijenkorf, heeft weggenomen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

De oplegging van de maatregel

Na te melden maatregel is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich in De Bijenkorf in Den Haag schuldig gemaakt aan diefstal van een fles parfum. Winkeldiefstal is een vervelend feit dat niet alleen het betreffende warenhuis maar ook de maatschappij veel overlast bezorgt. De kosten van de winkeldiefstal (onder meer voor beveiliging) worden doorgaans immers afgewenteld op betalende klanten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een door GGZ Reclassering Fivoor omtrent de verdachte opgemaakt ISD-maatregelrapport d.d. 14 december 2018. Uit dit rapport blijkt dat de verdachte geregistreerd staat als een stelselmatige dader. GGZ Reclassering Fivoor schat het recidiverisico als hoog in. In 2011 heeft de verdachte de maatregel van onvoorwaardelijke ISD opgelegd gekregen. De verdachte liep op de pleegdatum van het bewezen verklaarde feit in de proeftijd van een voorwaardelijke ISD-maatregel. De verdachte is in augustus 2018 opgenomen geweest bij verslavingskliniek de Weerlanden, maar heeft de kliniek in oktober 2018 moeten verlaten op verdenking van diefstal. Hierna is hij teruggevallen in overmatig alcoholgebruik.
Uit het reclasseringsrapport blijkt voorts dat de verdachte langdurig bekend is met het gebruik van middelen waarbij het alcoholgebruik op de voorgrond staat en dat de verdachte ook langdurig bekend is bij de reclassering. De verdachte heeft geprobeerd om met hulp van reclassering en een forensische polikliniek een detox en behandeling te bewerkstelligen, maar de verdachte is niet altijd afsprakentrouw geweest en recidive heeft die detox en behandeling doorkruist.
Uit het reclasseringsrapport blijkt verder dat de verdachte oprecht de wens heeft om te veranderen. Zijn gezin is hierin voor hem een motivator. Toch slaagt hij er niet in om zijn problematische alcoholgebruik daadwerkelijk te doorbreken en gedragsverandering te bewerkstelligen. Er is sprake van veel onmacht bij de verdachte en zijn gedrag wordt mede beïnvloed door de aanwezigheid van ADHD. Hierdoor kan hij impulsief reageren hetgeen ook van invloed is op zijn alcoholgebruik.
GGZ Reclassering Fivoor is van mening dat een klinische behandeling nog altijd is geïndiceerd. Het wordt van belang geacht dat de verdachte na afloop van zijn behandeling in een begeleide/beschermde woonvorm terechtkomt. Daarnaast wordt het van belang geacht dat hij na een klinische behandeling zijn ambulante behandeling voortzet en ook dat hij ondersteuning krijgt op het gebied van zijn financiën.
GGZ Reclassering Fivoor heeft geadviseerd om bij bewezenverklaring van het feit aan de verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Tijdens de intramurale fase van de maatregel zal de verdachte worden begeleid door het PPC Scheveningen of de Penitentiaire Inrichting Nieuwegein. De mogelijkheid bestaat dat de verdachte elders wordt geplaatst vanwege plaatsgebrek in het PPC Scheveningen.
Op basis van het voornoemde rapport concludeert de rechtbank dat het plegen van strafbare feiten door de verdachte samenhangt met onder meer zijn alcoholverslavingsproblematiek. De rechtbank stelt vast dat de verdachte voldoet aan de definitie van stelselmatige dader, zoals bedoeld in de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers, en dat aan alle voorwaarden voor het opleggen van een ISD-maatregel is voldaan, zoals bepaald in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht. Immers, de verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, terwijl de verdachte blijkens het hem betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 11 januari 2019 in de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane misdrijf ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld en het feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Voorts zijn in de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane misdrijf, voor meer dan tien misdrijffeiten processen-verbaal tegen hem opgemaakt, waarvan ten minste één misdrijffeit in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde misdrijffeit.
Dit maakt dat er ernstig rekening mee gehouden dient te worden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan en dat de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de ISD-maatregel eist.
De rechtbank overweegt dat het opleggen van de ISD-maatregel in beeld is, nu aan alle daarvoor geldende voorwaarden is voldaan en het strafrechtelijk verleden van de verdachte daartoe aanleiding geeft. Dat laat onverlet dat de ISD-maatregel een uiterst middel is, waartoe in beginsel slechts wordt besloten als alle mogelijkheden voor hulpverlening zijn uitgeput. Met de reclassering en de officier van justitie ziet de rechtbank geen alternatieven voor een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. Uit het voorgaande volgt dat het recidivepatroon van de verdachte hardnekkig is en dat eerdere hulpverleningstrajecten zijn ingezet, maar dat dit niet heeft kunnen voorkomen dat de verdachte zich wederom schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstal. De rechtbank acht daarom een verplicht en gedwongen kader aangewezen en noodzakelijk om de verslavingsproblematiek van de verdachte te kunnen behandelen en daarmee het plegen van strafbare feiten te beëindigen. De rechtbank ziet voor de verdachte dan ook geen andere mogelijkheid meer dan tot oplegging van een ISD-maatregel over te gaan.
Teneinde de beëindiging van de recidive van de verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de ISD-maatregel opleggen voor de maximale duur van twee jaren.

De vordering tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, waartoe de verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 19 juni 2017, met parketnummer 09/817643-17.
De rechtbank zal de vordering van de officier van justitie afwijzen. Hoewel uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd (doordat deze zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd wederom heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit), is de rechtbank, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf niet opportuun is gelet het doel van de op te leggen onvoorwaardelijke ISD-maatregel.

De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:

diefstal;

verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
legt de verdachte op:
de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (twee) jaren;
wijst afde vordering tot tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Den Haag op 19 juni 2017, onder parketnummer 09/817643-17, voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.S.M. Lubbe, voorzitter,
mr. E.J. van As, rechter,
mr. B. Hammer, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. S. Imami-Kalloemisier, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 februari 2019.