ECLI:NL:RBDHA:2019:1854

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 februari 2019
Publicatiedatum
28 februari 2019
Zaaknummer
09/818124-18
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van diefstal van sieraden en geld door middel van een wisseltruc

Op 28 februari 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van diefstal van sieraden en geld. De tenlastelegging omvatte drie feiten: diefstal van een geldbedrag van 85 euro op 23 februari 2017 in Den Haag, diefstal van 300 euro op 29 april 2017 in Nieuwerkerk aan den IJssel, en het medeplegen van diefstal van sieraden op 17 maart 2017 in Terneuzen. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op 14 februari 2019, waarbij de officier van justitie, mr. R. Nanhkoesing, de verdachte beschuldigde van deze feiten. De verdachte heeft bekend dat hij de eerste twee feiten heeft gepleegd, maar ontkende betrokkenheid bij het derde feit, waarbij hij samen met een ander een juwelierszaak bezocht en sieraden heeft gestolen door middel van een wisseltruc.

De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de aangifte van de juwelier in overweging genomen. De juwelier verklaarde dat de verdachte en zijn medeplichtige sieraden hadden uitgezocht en deze op een bijzondere manier lieten inpakken. Tijdens het afrekenen gaven de mannen aan dat ze geld moesten pinnen, maar keerden niet terug. De juwelier ontdekte later dat een zakje met waardevolle sieraden was weggenomen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte en zijn medeplichtige samenwerkten en dat de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de diefstal.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank gelastte ook de teruggave van inbeslaggenomen goederen aan de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/818124-18
Datum uitspraak: 28 februari 2019
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in [plaats]
.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 14 februari 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R. Nanhkoesing en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. H.F. van Kregten naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 23 februari 2017, te Den Haag, Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen, een geldbedrag van 85 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte;
2.
hij op of omstreeks 29 april 2017, te Nieuwerkerk a/d IJssel, Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen, een geldbedrag van 300 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte;
3.
hij op of omstreeks 17 maart 2017, te Terneuzen, Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
- één gouden ketting en/of
- één gouden ketting en/of
- één gouden armband en/of
- één gouden ring,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele toebehorende aan Juwelier [naam bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van geld en/of van het medeplegen van diefstal van één of meer sieraden.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft ter terechtzitting de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten bekend te hebben gepleegd. De raadsman heeft met betrekking tot deze feiten geen verweer gevoerd noch vrijspraak bepleit.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde is, overeenkomstig de aan de rechtbank overgelegde en in het dossier gevoegde pleitnotities, vrijspraak bepleit. Hiertoe is aangevoerd -zakelijk weergegeven- dat de verdachte geen opzet heeft gehad op het wegnemen van sieraden. De verdachte heeft zelf geen uitvoeringshandelingen verricht bij het wegnemen van de sieraden. Zijn handelingen zijn evenmin te kwalificeren als die van een medepleger. Uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat de verdachte en de andere man die erbij was van te voren met elkaar hebben besproken dat er sieraden zouden worden gestolen. De rol van de verdachte is bovendien niet gelijkwaardig geweest aan die van de andere man.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Nu de verdachte op de terechtzitting van 14 februari 2019 heeft bekend dat hij geld heeft gestolen zoals is ten laste gelegd onder 1 en 2 en namens de verdachte hiertegen geen vrijspraak is bepleit, zal de rechtbank met een opgave van bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, volstaan.
De rechtbank bezigt de volgende bewijsmiddelen voor de bewezenverklaring:
Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde:
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van
14 februari 2019;
- het proces-verbaal van aangifte d.d. 13 juli 2017, PL1500-2017198187,
blz. 47 t/m 49.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde:
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van
14 februari 2019;
- het proces-verbaal van aangifte d.d. 30 april 2017, PL1500-2017116841-1,
blz. 31 t/m 33.
De rechtbank bezigt, gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, de volgende bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit.
[aangeefster] (hierna: [aangeefster] ) heeft op 17 maart 2017 namens juwelier [naam bedrijf] te Terneuzen aangifte gedaan van diefstal van sieraden in vereniging gepleegd. [2] Zij heeft verklaard dat zij zich op 17 maart 2017 samen met haar collega [betrokkene] in de winkel bevond. Diezelfde middag, omstreeks 14.33 uur, hebben twee – zij denkt Spaanstalige – mannen de winkel bezocht. Eén van deze mannen heeft in het Engels verteld dat een broer van één van hen ging trouwen. De twee hebben verschillende horloges en stalen en gouden sieraden uitgezocht, waaronder twee gouden colliers, één gouden armband en één gouden ring. De mannen wilden de sieraden in zes exact dezelfde zakjes verpakt hebben. [aangeefster] heeft toen gezegd dat zij dit niet wilde doen, omdat de sieraden mogelijk zouden beschadigen als ze samen in een zakje zouden worden gestopt. De mannen hebben meegedeeld dat, nu zij de sieraden wilden kopen, die verpakt moesten worden zoals zij dat wensten. [aangeefster] heeft de sieraden toen met haar collega in de zakjes gedaan. Alle zes de zakjes met sieraden zijn vervolgens in een tasje verpakt. Eén van de mannen heeft de zes zakjes weer uit het tasje gepakt. [aangeefster] heeft nog aan de man gevraagd of het er nog steeds zes waren. De man heeft de zakjes weer in de tas gestopt. De tas moest van de mannen ook dicht geniet worden. [aangeefster] heeft achterin de winkel een nietmachine gepakt en deze aan één van de mannen overhandigd, die het tasje met 20 nietjes dicht maakte. Dit tasje is op verzoek van de mannen weer in een ander soortgelijk tasje gestopt. Bij het afrekenen hebben de mannen verteld dat zij onvoldoende geld bij zich hadden en dat zij eerst zouden gaan pinnen. [aangeefster] heeft de weg gewezen naar de dichtstbijzijnde pinautomaat. Omdat het erg lang duurde voordat de twee terugkwamen en [aangeefster] en haar collega begonnen te vermoeden dat misschien sprake was van een wisseltruc, hebben zij het (dicht geniete) tasje geopend. Vervolgens zagen zij dat er slechts vijf zakjes in het tasje zaten. Het zakje met de meest waardevolle sieraden bleek te zijn weggenomen. In dit zakje zaten twee gouden colliers, één gouden armband en één gouden ring.
Bij het bestuderen van de bewakingscamera’s heeft [aangeefster] geconstateerd dat de persoon die de zakjes uit de tas heeft gehaald, er slechts vijf in terug heeft stopt op het moment dat zij aan hem vroeg of het er nog zes waren. Het zesde zakje heeft de man voor het tasje gelegd en daaroverheen heeft hij zijn portemonnee gelegd, waarna hij de portemonnee met het zakje in één van zijn zakken heeft stopt.
De politie heeft stukken van overtuiging ontvangen, waaronder een papieren tas voorzien van SIN: AAGU9754NL. Hierop is onderzoek verricht naar mogelijke aanwezigheid van dactyloscopische sporen. Dit onderzoek heeft een dactyloscopisch spoor voorzien van SIN AAKY4557NL opgeleverd. [3] Politieonderzoek heeft geleid tot individualisatie van het spoor op een persoon geregistreerd in Havank, te weten [verdachte] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , biometrienummer [nummer] . [4]
De politie heeft de beelden onderzocht die door juwelier [naam bedrijf] zijn aangeleverd en daaruit is gebleken dat de verdachte gekleed in een zwarte jas met witte strepen, op een bepaald moment de door de verkoopster in een tasje gestopte zakjes met juwelen uit dat tasje haalde en vervolgens alle zakjes op één na weer in dat tasje deed. Dit gebeurde met de rechterhand van de verdachte. Eén zakje werd door diezelfde verdachte achtergehouden doordat hij dit zakje in zijn linkerhand hield en vervolgens zijn portemonnee op dit zakje legde. Deze verdachte pakte de portemonnee met het zakje op en stopte dit weg in zijn zak. De andere verdachte was bezig met verpakkingsmateriaal van de juwelen en leidde daarmee de aandacht af van de verkoopster. Het tasje met juwelen is achtergebleven in de winkel. Aan de hand van de vingerafdrukken hierop en op de verpakkingen is de identiteit van de verdachte achterhaald. Van de beelden zijn schermafdrukken gemaakt. [5]
De verbalisant heeft bij de schermafdrukken zijn bevindingen tijdens het uitkijken van de camerabeelden weergegeven. Op de schermafdrukken is te zien dat de twee verdachten in de richting van de juwelier zijn gelopen, de winkel in zijn gelopen en naar de balie zijn gelopen. Verder is te zien dat de verdachten in gesprek zijn met de medewerkster en dat een van de twee verdachten één zakje met juwelen achterhoudt met zijn linkerhand terwijl de rest (terug) in het tasje gaat. [6]
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 17 maart 2017 in Terneuzen was. Hij stond op een terras een sigaret te roken en te telefoneren in de Roemeense taal. Hij werd vervolgens benaderd door een voor hem wildvreemde man die hem in het Roemeens vroeg of hij de Engelse taal machtig was, wat de verdachte bevestigde. Vervolgens heeft de man aan de verdachte gevraagd om met hem mee te gaan naar een juwelierszaak om goud (gouden sieraden) te kopen voor een bruiloft en het gesprek voor hem te voeren en te vertalen. De verdachte heeft verklaard dat hij dit niet vreemd vond, omdat veel Roemenen geen Engels spreken en hij wel, en hij de man kon helpen. De verdachte is met de man meegegaan naar de juwelierszaak en is erbij geweest toen er horloges en sieraden werden uitgezocht. De verdachte heeft verklaard dat hij niets afwist van de wisseltruc van de man. Hij kan zich niet meer herinneren of hij in de juwelierszaak iets in zijn handen heeft gehad, maar het kan zijn dat hij zijn hand op iets heeft gelegd of iets heeft vastgepakt. Hij heeft in elk geval niets gestolen. Weliswaar heeft hij het gesprek over de aankoop en het verpakken van de horloges en sieraden gevoerd, maar dit heeft hij uitsluitend als vertaler voor de man gedaan. De man bleek niet genoeg geld te hebben voor de aankoop van de sieraden en zou geld gaan pinnen. Ze hebben de winkel samen verlaten. Buiten de winkel zijn zij ieder hun eigen weg gegaan. De verdachte heeft verklaard dat hij niet meer nodig was, dat hij de man daarna niet meer heeft gezien en daarom niet weet of de man terug is gegaan naar de juwelierszaak. Ten slotte heeft de verdachte verklaard dat hij niet de man met de zwarte jas en witte strepen is die op de schermafdrukken van de camerabeelden van de juwelierszaak is te zien. Hij heeft zichzelf op de schermafdrukken van de camerabeelden herkend als de man in de (geheel) zwarte jas.
De rechtbank is van oordeel dat uit de aangifte en de verklaring van de verdachte, blijkt dat de verdachte op 17 maart 2017 met de onbekend gebleven man naar de juwelierszaak is gegaan, dat hij daar samen met de man sieraden heeft uitgezocht, en dat hij de persoon is geweest die het gesprek over het uitzoeken van de sieraden en het op opmerkelijke wijze laten verpakken van de sieraden heeft gevoerd met de verkoopmedewerkster in de juwelierszaak. Uit het proces-verbaal van bevindingen omtrent de camerabeelden en de schermafdrukken daarvan, blijkt eveneens dat de verdachte samen met de man naar de juwelierszaak is gegaan. De verdachte heeft zichzelf ook herkend en aangewezen op de schermafdrukken van de camerabeelden en heeft verklaard dat hij iets in zijn handen kan hebben gehad, of iets in de winkel aangeraakt kan hebben. Uit dactyloscopisch sporenonderzoek is komen vast te staan dat op een papieren tas een vingerafdruk van de verdachte is aangetroffen. De rechtbank leidt hieruit af dat de verdachte deze papieren tas heeft vastgehad. Uit het proces-verbaal van bevindingen omtrent de camerabeelden blijkt voorts dat de andere man een zakje met sieraden uit het zicht van de verkoopster heeft gebracht door dit zakje te bedekken met zijn portemonnee en vervolgens zijn portemonnee met daaronder het zakje met sieraden in zijn zak te doen. De verdachte stond op dat moment naast de man en voerde met de verkoopster een gesprek.
De rechtbank leidt uit deze gedragingen van de verdachte af dat de verdachte de verkoopster heeft afgeleid terwijl de andere man het zakje met sieraden in zijn zak deed. Uit de verklaring van aangeefster, het proces-verbaal van bevindingen en de verklaring van de verdachte blijkt dat de verdachte en de andere man, nadat deze het zakje met sieraden had weggenomen, samen de winkel hebben verlaten. De verdachte heeft tegen de verkoopmedewerkster gezegd dat zij weggingen om geld te pinnen.
De rechtbank is van oordeel dat uit deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, blijkt dat de verdachte en de andere man, gezamenlijk hebben opgetreden door samen naar de juwelierszaak te gaan, bij de verkoopmedewerkster de schijn te wekken dat zij de intentie hadden om sieraden te kopen, de verkoopmedewerkster af te leiden door de sieraden op opmerkelijke wijze te laten verpakken in zakjes en een tas die moest worden dicht geniet, en door middel van een wisseltruc een zakje met sieraden weg te nemen en samen de juwelierszaak te verlaten nog voordat de verkoopmedewerkster door had dat er sieraden waren weggenomen. Er is dan ook sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn metgezel, waarbij de verdachte met zijn handelingen een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de diefstal. De verklaring van de verdachte dat hij niet wist dat de andere man sieraden had gestolen, acht de rechtbank, gelet op de gehele gang van zaken zoals hiervoor is beschreven en de rol die de verdachte daarbij heeft gehad, onaannemelijk.
Derhalve is de rechtbank van oordeel dat het onder 3 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezenverklaard.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van verdachte bewezen dat:
1.
hij op 23 februari 2017, te Den Haag, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen, een geldbedrag van 85 euro, toebehorende aan [bedrijf 1] ;
2.
hij op 29 april 2017, te Nieuwerkerk a/d IJssel, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, een geldbedrag van 300 euro, toebehorende aan [bedrijf 2] ;
3.
hij op 17 maart 2017, te Terneuzen, tezamen en in vereniging met een ander,
- één gouden ketting en
- één gouden ketting en
- één gouden armband en
- één gouden ring,
toebehorende aan Juwelier [naam bedrijf] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft overeenkomstig de overgelegde pleitnotities, zich op het standpunt gesteld -zakelijk weergegeven- dat aan de verdachte geen langere gevangenisstraf dient te worden opgelegd dan de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast zou een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd kunnen worden om de kans op recidive verder te doen verminderen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft tot twee keer toe bij een pompstation gedaan alsof hij geld wilde wisselen. Daarbij heeft hij zich in werkelijkheid door middel van een wisseltruc meer geld toegeëigend dan hij had overhandigd om te wisselen. De verdachte heeft op deze wijze misbruik gemaakt van de behulpzaamheid van de pompstation-medewerker en het vertrouwen van de medewerker in de klant ernstig geschaad. Op enig moment in de tussen deze twee diefstallen gelegen periode heeft de verdachte zich ook nog schuldig gemaakt aan het medeplegen van diefstal van sieraden. Ook daar hebben de verdachte en zijn mededader een wisseltruc toegepast door de verkoopmedewerkster van de juwelierszaak de sieraden eerst op een opmerkelijke wijze te laten inpakken in identieke zakjes en vervolgens een zakje met sieraden uit het zicht van de verkoopmedewerkster te brengen en dit weg te nemen zonder te betalen.
De verdachte en zijn mededader hebben op deze wijze een forse inbreuk gemaakt op het vertrouwen van de verkoopmedewerkster van de juwelier in de klant en een gebrek aan respect getoond voor andermans eigendommen. De doortrapte wijze waarop de verdachte steeds te werk is gegaan, maken de diefstallen des te verwerpelijker en dit wordt de verdachte zwaar aangerekend.
De rechtbank heeft rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie, gedateerd d.d. 24 januari 2019. Daaruit volgt dat de verdachte voorafgaand aan het begaan van het bewezen verklaarde eenmaal eerder is veroordeeld ter zake van een soortgelijk strafbaar feit. Deze veroordeling is onherroepelijk. De rechtbank weegt deze omstandigheid mee bij de straftoemeting. De verdachte is ook nadien nog onherroepelijk veroordeeld voor het medeplegen van winkeldiefstal.
De rechtbank is -alles afwegende- van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur, een passende en geboden reactie vormt.

7.De inbeslaggenomen goederen

Onder de verdachte zijn een auto en geld inbeslaggenomen, zoals vermeld onder de nummers 1 en 2 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen. Een kopie van de beslaglijst is aan dit vonnis gehecht.
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat deze goederen, dan wel het geld en de opbrengst van de verkoop van de auto, dienen te worden teruggegeven aan de verdachte.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat deze goederen dienen te worden teruggegeven aan de verdachte. Voor het geval het voertuig reeds is verkocht, zou niet slechts de opbrengst, maar de dagwaarde daarvan moeten worden uitgekeerd aan de verdachte.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank ten aanzien van de op de beslaglijst onder 1 en 2 vermelde goederen de teruggave aan de verdachte gelasten.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
diefstal;
ten aanzien van feit 2:
diefstal;
ten aanzien van feit 3:
diefstal in vereniging;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
6 (zes) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de
teruggave aande verdachte van de op de beslaglijst onder 1 en 2 vermelde goederen, te weten
1. STK Personenauto 4D16 BMW Ierland en
2. Geld Euro 565,- euro IBG 08-11-2018.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P. van Essen, voorzitter,
mr. E.J. van As, rechter,
mr. B. Hammer, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. S. Imami-Kalloemisier, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 februari 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2018302042
2.Proces-verbaal van aangifte door [aangeefster] d.d. 17 maart 2017, blz. 64 t/m 66.
3.Proces-verbaal Onderzoek stuk van overtuiging d.d. 5 april 2017, blz. 73 en 74.
4.Rapport dactyloscopisch onderzoek, Forensische opsporing, d.d. 1 mei 2017, blz. 77 t/m 81 en proces-verbaal Uitslag sporen onderzoek n.a.v. dactyloscopisch onderzoek d.d. 5 mei 2017, blz. 82.
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 november 2018, blz. 159.
6.Bijlagen bij proces-verbaal van bevindingen, blz. 160 t/m 164