Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam] , eiser
[naam 3]en
[naam 4]
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van asielaanvragen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eisers, burgers van Azerbeidzjan, hebben op 4 augustus 2018 aanvragen voor verblijfsvergunningen asiel ingediend. De staatssecretaris heeft deze aanvragen niet in behandeling genomen, omdat Slowakije verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvragen op basis van de Dublinverordening. Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 31 januari 2019, waarbij eisers werden bijgestaan door hun gemachtigde en een tolk, is het onderzoek geschorst om aanvullende stukken te overleggen. Na de behandeling van de zaak is het onderzoek op 4 februari 2019 gesloten. De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de aanvragen niet over te nemen, omdat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat er sprake is van een reëel risico op schending van hun rechten in Slowakije.
Eisers hebben aangevoerd dat de overdracht aan Slowakije in strijd is met het Unierecht, omdat eiseres medische zorg nodig heeft. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris zich op het standpunt heeft mogen stellen dat de overdracht niet getuigt van onevenredige hardheid en dat de medische zorg in Slowakije beschikbaar is. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gedaan en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.