ECLI:NL:RBDHA:2019:1807
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag Turkse vreemdeling en rechtsgeldigheid verlenging beslistermijn
In deze zaak heeft eiser, een Turkse vreemdeling, op 7 september 2018 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser had zijn aanvraag op 25 november 2017 ingediend, maar verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft de beslistermijn op grond van artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000 met negen maanden verlengd. Eiser stelde dat deze verlenging niet rechtsgeldig was, omdat verweerder onvoldoende rekening had gehouden met zijn individuele situatie en de complexiteit van zijn asielaanvraag. Verweerder daarentegen betoogde dat de beslistermijn nog niet was overschreden ten tijde van de ingebrekestelling en dat de verlenging van de beslistermijn voldoende gemotiveerd was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn inderdaad nog niet was verstreken op het moment van de ingebrekestelling. De rechtbank oordeelde dat verweerder zich terecht op het standpunt stelde dat de beslistermijn rechtsgeldig was verlengd, gezien de complexe feitelijke en juridische kwesties die aan de orde waren in het licht van de ontwikkelingen in Turkije. Eiser had niet gereageerd op de brief van verweerder waarin de verlenging werd gemotiveerd, noch had hij om nadere informatie verzocht. De rechtbank concludeerde dat het beroep prematuur was ingesteld en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk.
De uitspraak werd gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Kroon - Overdijk, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.