ECLI:NL:RBDHA:2019:1728
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in Dublin-zaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 februari 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiser, een Algerijnse nationaliteit bezittende man, een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, omdat Ierland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser had eerder op 18 mei 2015 een verzoek om internationale bescherming ingediend in Ierland, en de Ierse autoriteiten hadden op 19 oktober 2018 ingestemd met een verzoek om eiser terug te nemen.
Tijdens de zitting op 25 januari 2019, waar eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, heeft de rechtbank de argumenten van eiser gehoord. Eiser voerde aan dat er in Ierland sprake was van opvangproblematiek, wat de toegang tot de asielprocedure en rechtshulp zou bemoeilijken. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt had gesteld dat Ierland, middels het claimakkoord, had toegezegd de asielaanvraag in behandeling te nemen, en dat eiser zich bij problemen met de opvang tot de Ierse autoriteiten moest wenden.
De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer van toepassing was, en dat de staatssecretaris de aanvraag terecht niet aan zich had hoeven trekken. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan en digitaal ondertekend, met de mogelijkheid voor eiser om binnen een week hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.