6.3Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van het feit
Verdachte heeft brand gesticht in een pand van de [instelling] waar zij verbleef. Zij heeft verklaard dat zij dit gedaan heeft uit boosheid en dat het gebouw voor haar de [instelling] symboliseerde.
Brandstichting geldt in zijn algemeenheid als een zeer ernstig en gevaarzettend strafbaar feit. De rechtbank neemt daarbij in het bijzonder in aanmerking dat de brand is gesticht tijdens de voor de nachtrust bestemde tijd en pas een paar uur later is ontdekt. Verdachte heeft door haar handelen het risico genomen dat de brand onbeheersbaar zou worden en zou overslaan naar andere panden of het nabij gelegen bos.
Hoewel geen gevaar voor personen is kunnen worden vastgesteld is door de brand grote materiële schade aan het pand ontstaan. De rechtbank rekent het verdachte aan dat zij, zonder rekening te houden met de belangen van anderen, tot haar daad is gekomen.
Strafblad
De rechtbank heeft rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie, gedateerd 25 januari 2019. Daaruit volgt dat de verdachte voorafgaand aan het begaan van het bewezen verklaarde eerder is veroordeeld ter zake van strafbare feiten, doch niet ter zake van een soortgelijk strafbaar feit.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft met betrekking tot de persoon van de verdachte kennisgenomen van de volgende stukken:
- het Pro Justitia rapport psychologisch onderzoek d.d. 27 november 2018, opgesteld door drs. B.Y. van Toorn, GZ-psycholoog;
- het Pro Justitia rapport psychiatrisch onderzoek d.d. 8 januari 2019, opgesteld door A.M.M. van der Reijken, psychiater;
- het reclasseringsadvies Tbs met voorwaarden van Reclassering Nederland d.d.
22 januari 2019;
- het reclasseringsadvies Voorgeleiding RC van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering d.d. 24 augustus 2018;
- het Voortgangsverslag toezicht aan opdrachtgever van Reclassering Nederland d.d. 14 juni 2018.
Uit het rapport van de psycholoog blijkt dat er bij verdachte een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bestaat in de vorm van een stoornis uit het autistische spectrum. Daarnaast zijn er borderline- en zelfkwellende persoonlijkheidstrekken, een recidiverende depressieve stoornis in remissie en een chronische slaapstoornis. De gebrekkige ontwikkeling beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het haar tenlastegelegde. De psycholoog adviseert om het tenlastegelegde feit in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De psycholoog doet de aanbeveling om verdachte in een gestructureerde, stabiele en rustige omgeving te laten verblijven, waar de hulpverlening zich richt op communicatie met verdachte. Om de kans op recidive te dempen dient verdachte andere vaardigheden aan te leren om haar spanningen te doen afvloeien. De psycholoog adviseert een dergelijke klinische behandeling op te leggen binnen het juridisch kader van een bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijk strafdeel.
Uit het rapport van de psychiater blijkt dat bij verdachte sprake is van kenmerken van een autismespectrumstoornis, een hechtingsstoornis, recidiverende depressies en borderlinedynamiek. Ten tijde van het tenlastegelegde waren deze stoornissen aanwezig en beïnvloedden deze de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte. De psychiater meent dat verdachte weinig mogelijkheden had om tot andere gedragskeuzes te komen en adviseert om het tenlastegelegde feit in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De psychiater adviseert een behandeling op een forensisch psychiatrische afdeling waar ook crisisopvang mogelijk is en deze behandeling op te leggen als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijk strafdeel, waarnaast ook toezicht van de reclassering van belang is.
De reclassering heeft erop gewezen dat vanuit een oogpunt van risicomanagement eerst een klinische forensische behandeling nodig is op een FPA met specialisatie in ASS, waar verdachte leert haar spanningen te doen afvloeien, te waarschuwen en anderen deelgenoot te maken van haar fantasieën zodat door hulpverlening tijdig ingegrepen kan worden. Er is een indicatiestelling voor klinische zorg verkregen en verdachte kan op 11 maart 2019 opgenomen worden bij de [instelling] te [plaats] .
De rechtbank is van oordeel dat bovengenoemde rapportages op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en dat de conclusies van het psychologisch en psychiatrisch onderzoek met betrekking tot de toerekenbaarheid van de verdachte worden gedragen door een deugdelijke en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing. De rechtbank neemt deze conclusies dan ook over en maakt deze in zoverre tot de hare. Dit betekent dat de rechtbank van oordeel is dat het bewezenverklaarde feit in verminderde mate aan verdachte moet worden toegerekend.
Straf
Gelet op al het vorenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat het opleggen van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden, zoals door de officier van justitie is gevorderd, passend en geboden is.
De rechtbank acht behandeling en begeleiding van verdachte noodzakelijk en zal de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden opleggen. De rechtbank ziet daarbij – anders dan door de verdediging is verzocht – geen aanleiding de maximale duur van de opname in [instelling] te beperken tot een half jaar. De rechtbank zal wel, zoals door de verdediging is verzocht, aan de voorwaarde van het ’s nachts niet mogen verlaten van het pand waar zij verblijft toevoegen: behoudens toestemming van haar behandelaars.
De gevorderde dadelijke uitvoerbaarheid
De deskundigen zijn van oordeel dat het risico op recidive bij verdachte aanwezig is.
Echter, uit de rapportages kan niet worden opgemaakt dat dit risico ziet op een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. In dit verband is verder van belang dat verdachte zich niet schuldig heeft gemaakt aan een dergelijk misdrijf. Ook in het verleden is daarvan geen sprake geweest. Zij heeft in 2014 ’s nachts met een luchtdrukpistool op een op dat moment niet bemand [instelling] -pand geschoten en in 2017 heeft zij ’s nachts bij de [instelling] in [plaats] op dezelfde wijze onder dezelfde omstandigheden brand gesticht als thans aan de orde is.
Nu dan ook onvoldoende grondslag bestaat voor het oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen als bedoeld in artikel 14e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, zal de rechtbank, anders dan door de reclassering verzocht en door de officier van justitie gevorderd, niet de dadelijke uitvoerbaarheid gelasten van de hiervoor bedoelde bijzondere voorwaarden.