ECLI:NL:RBDHA:2019:1632

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 februari 2019
Publicatiedatum
25 februari 2019
Zaaknummer
7433163/18-50697
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en toekenning transitievergoeding na ernstig verwijtbaar handelen van werkgever

In deze zaak heeft de kantonrechter op 25 februari 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen [verzoeker] en Haaklink B.V. [verzoeker] heeft verzocht om ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:671c BW, omdat Haaklink B.V. ernstig verwijtbaar heeft gehandeld door het salaris niet of te laat te betalen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Haaklink B.V. sinds mei 2017 het salaris van [verzoeker] niet of te laat heeft betaald en dat er een verstoorde arbeidsrelatie is ontstaan. De kantonrechter heeft het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst toegewezen, met ingang van 1 maart 2019.

Daarnaast heeft de kantonrechter de vordering van [verzoeker] tot betaling van een transitievergoeding van € 13.034,70 bruto toegewezen, omdat er sprake was van ernstig verwijtbaar handelen van Haaklink B.V. De kantonrechter heeft ook de verzoeken tot doorbetaling van het salaris tot de datum van ontbinding, betaling van de loonsverhoging, niet-opgenomen vakantie-uren, vakantiegeld en het afgeven van een getuigschrift toegewezen. De wettelijke verhoging van 20% over het achterstallige salaris is eveneens toegewezen.

De kantonrechter heeft echter de vordering tot toekenning van een billijke vergoeding afgewezen, omdat de financiële situatie van Haaklink B.V. slecht is en [verzoeker] niet kansloos is op de arbeidsmarkt. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Deze beschikking is gegeven door mr. I.F. Dam en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Den Haag

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
IFD
zaaknummer: 7433163/18-50697
datum beschikking: 25 februari 2019
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
gemachtigde: mr. R.E. de Blécourt,
tegen
de besloten vennootschap
HAAKLINK B.V.,gevestigd te Leidschendam-Voorburg,
verweerster,
gemachtigde: mr. B.M.M. Slaman.
Partijen worden hierna kort aangeduid als ‘ [verzoeker] ’ en ‘Haaklink BV’.

1.Het procesverloop

1.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van het op 21 december 2018 ter griffie ingekomen verzoekschrift van [verzoeker] . Vervolgens is op 5 februari 2019 het verweerschrift van Haaklink BV ontvangen. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 februari 2019. Verschenen zijn de echtgenote van verzoeker, zijn gemachtigde en een kantoorgenoot; aan de zijde van Haaklink BV zijn [betrokkene 1] en de gemachtigde verschenen. Van de mondelinge behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt; mr. De Blécourt heeft pleitnotities voorgedragen.
1.2.
Vervolgens is de uitspraak bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] is op 1 december 2003 in dienst getreden bij (de rechtsvoorganger van) Haaklink BV, laatstelijk in de functie van [functie] . Zijn salaris bedroeg € 2.069,91 bruto per maand.
2.2.
Sinds mei 2017 betaalt Haaklink BV het salaris en vakantiegeld niet of te laat aan [verzoeker] . Sinds augustus 2018 betaalt Haaklink BV hem geen salaris meer, behalve tweemaal € 1.000,00 op 12 december 2018 en 8 januari 2019.
2.3.
[verzoeker] heeft diverse sommatiebrieven aan Haaklink BV gestuurd, waarin hij aanspraak maakte op betaling van zijn salaris.
2.4.
[verzoeker] heeft Haaklink BV in kort geding gedagvaard en betaling van achterstallig salaris gevorderd. In het vonnis van 4 december 2018 heeft de voorzieningenrechter Haaklink BV veroordeeld tot betaling van het salaris tot en met oktober 2018.
2.5.
Op 24 augustus 2018 heeft [verzoeker] zich ziek gemeld.
2.6.
Tussen partijen heeft een mailwisseling plaatsgevonden. Daarin heeft de gemachtigde van [verzoeker] enige malen gemaild de mogelijkheden van een duurzame oplossing te onderzoeken en voorgesteld een betalingsregeling te treffen. Haaklink BV heeft onder andere geantwoord dat zij pas kan afronden als er een duurzame oplossing is voor de situatie met [verzoeker] . En dat zonder een dergelijke oplossing de problemen alleen maar groter worden.
2.7.
Op 18 oktober en 27 november 2018 heeft [verzoeker] aan Haaklink verzocht het voortouw voor de door de bedrijfsarts geadviseerde mediation te nemen. Op 20 december 2018 heeft Haaklink BV voorgesteld mediation te laten verrichten door DAS, na in oktober te hebben gezegd dat mediation volgens haar geen zin heeft.

3.De verzoeken en verweren

3.1.
[verzoeker] verzoekt de arbeidsovereenkomst met Haaklink BV zo spoedig mogelijk te
ontbinden op grond van artikel 7:671c BW. Voorts verzoekt hij bij de ontbinding geen rekening te houden met zijn opzegtermijn, omdat Haaklink ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Daarnaast vordert [verzoeker] toekenning van een transitievergoeding en een billijke vergoeding. Het loon over november 2018 dient volgens [verzoeker] nog te worden betaald, met de wettelijke verhoging en wettelijke rente. [verzoeker] verzoekt verklaringen voor recht, in het petitum van het verzoekschrift weergegeven onder c en g tot en met k. Tenslotte verzoekt [verzoeker] veroordeling van Haaklink in de proceskosten.
3.2.
Hij voert daartoe – samengevat – aan dat er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van Haaklink BV, in de eerste plaats omdat zij de betaling van het salaris al geruime tijd niet verricht of niet tijdig verricht dan wel niet geheel. In de tweede plaats verwijt hij Haaklink BV haar re-integratieverplichtingen niet na te komen en hem slecht te hebben behandeld.
3.3.
Haaklink BV heeft verweer gevoerd.

4.De beoordeling

Uitgangspunt
4.1.
Uitgangspunt in deze zaak is dat de kantonrechter op verzoek van de werknemer de arbeidsovereenkomst kan ontbinden wegens omstandigheden die van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen (artikel 7: 671c BW). [verzoeker] heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat Haaklink BV ten tijde van de indiening van het verzoekschrift aan [verzoeker] een bedrag verschuldigd is gelijk aan het brutoloon van 7 maanden. Dit is naar het oordeel van de kantonrechter een omstandigheid die maakt dat de arbeidsovereenkomst zo snel mogelijk dient te eindigen. De kantonrechter zal het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst toewijzen en ontbinden per 1 maart 2019.
Doorbetaling salaris, loonsverhoging, niet-opgenomen vakantie-uren, vakantiegeld en de afgifte van het getuigschrift
4.2.
De verzoeken tot een verklaring voor recht in het verzoekschrift onder g tot en met k begrijpt de kantonrechter zo dat is bedoeld te verzoeken dat Haaklink BV het salaris doorbetaalt tot de datum van ontbinding van de arbeidsovereenkomst, dat de loonsverhoging van 1 %/€ 20,70 bruto per maand met ingang van 1 juli 2018 tot de datum van ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt betaald, dat de nog niet-opgenomen vakantie-uren worden betaald en dat Haaklink BV mede dient te delen om hoeveel uren het gaat, dat het vakantiegeld nog dient te worden betaald en dat een getuigschrift dient te worden afgegeven. Tegen deze verzoeken heeft Haaklink BV geen verweer gevoerd, zodat de kantonrechter ze zal toewijzen.
Wettelijke verhoging en wettelijke rente over het te betalen salaris
4.3.
De vordering tot het toekennen van de wettelijke verhoging over het achterstallige salaris zal de kantonrechter toewijzen tot 20%, gelijk als de rechter in kort geding en in verband met de financiële positie van Haaklink BV. Tegen de gevorderde wettelijke rente is geen apart verweer gevoerd, zodat de kantonrechter dat eveneens zal toewijzen.
De transitievergoeding
4.4.
Voor toekenning van een transitievergoeding is vereist dat er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Haaklink BV (art. 7:673, eerste lid onder b BW). Uit de wetsgeschiedenis volgt dat ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een werkgever zich slechts zal voordoen in uitzonderlijke gevallen, zoals als een werkgever grovelijk de verplichtingen niet nakomt die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst en er als gevolg daarvan een verstoorde arbeidsverhouding ontstaat.
Vast dat Haaklink BV de hoofdverplichting van de werkgever, namelijk het betalen van loon, niet nakomt, ook niet nadat zij daartoe in kort geding is veroordeeld. Naar het oordeel van de kantonrechter handelt zij dan ernstig verwijtbaar. Voorts heeft de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] meer dan 24 maanden geduurd en is de arbeidsovereenkomst als gevolg van ernstig verwijtbaar nalaten van Haaklink BV op verzoek van [verzoeker] ontbonden. Dan is naar het oordeel van de kantonrechter voldaan aan alle eisen voor toekenning van een transitievergoeding.
Ter zitting heeft [verzoeker] erkend dat het door Haaklink BV in haar verweerschrift genoemde bedrag van € 13.034,70 bruto juist is. De kantonrechter zal dit bedrag toewijzen.
De billijke vergoeding
4.5.
Over de verschuldigdheid van de billijke vergoeding overweegt de kantonrechter dat deze in relatie moet staan tot het ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever en niet tot de gevolgen van het ontslag voor de werknemer (die zijn immers al verdisconteerd in de transitievergoeding). Bij het bepalen van de billijke vergoeding hoeven criteria als loon en lengte van het dienstverband geen rol te spelen, wel kan rekening worden gehouden met de financiële situatie van de werkgever.
De kantonrechter zal het verzoek tot toekenning van een billijke vergoeding afwijzen. Daarbij speelt een rol dat de financiële situatie van Haaklink BV slecht is: Haaklink BV heeft dit in het verweerschrift gemotiveerd, onder andere met overlegging van jaarcijfers, en [verzoeker] heeft vervolgens dit erkend. In het licht van de slechte financiële positie van Haaklink BV laat zich haar voorstel van 29 november 2018 om te betalen als er een duurzame oplossing wordt gevonden, verklaren. Zij beoogde een eind aan haar verplichting tot doorbetaling van het salaris. Haaklink BV is voorts reeds veroordeeld tot betaling van achterstallig salaris, niet alleen in deze procedure maar ook in kort geding. Ook dient zij een transitievergoeding te betalen. [verzoeker] is bovendien niet kansloos op de arbeidsmarkt, na zijn betermelding, want [betrokkene 2] heeft op 27 november 2018 hem een fulltime baan aangeboden, in diens nieuwe zaak in Delft. Bovendien had [verzoeker] bij het voortduren van zijn ziekte geen 14 jaren bij Haaklink BV in dienst gebleven. Ook weegt de kantonrechter mee dat Haaklink BV een kleine werkgever is met in het half jaar voorafgaand aan het jaar van ontslag gemiddeld 3 werknemers in dienst.
[verzoeker] verwijt Haaklink BV nog dat zij zijn arbeidsongeschiktheid verergert, maar dit heeft Haaklink BV betwist en [verzoeker] op geen enkele wijze onderbouwd. Wel heeft Haaklink BV niet aanstonds mediation voorgesteld, maar nadat zij dit wel had gedaan, is [verzoeker] daarop op zijn beurt niet meer ingegaan.
Proceskosten
4.6.
De kantonrechter zal bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt, omdat zij over en weer in het ongelijk zijn gesteld.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 maart 2019;
5.2.
veroordeelt Haaklink BV tot betaling van een transitievergoeding van € 13.034,70 bruto;
5.3.
veroordeelt Haaklink tot doorbetaling van het salaris tot 1 maart 2019, alsmede tot betaling van de loonsverhoging van 1 %/€ 20,70 bruto per maand met ingang van 1 juli 2018 tot 1 maart 2019 onder aftrek van het reeds betaalde bedrag van € 2.000,00, de nog niet-opgenomen vakantie-uren waarbij Haaklink BV mede dient te delen om hoeveel uren het gaat, en het vakantiegeld en veroordeelt Haaklink tot het afgeven van een getuigschrift;
5.4.
veroordeelt Haaklink tot betaling van de wettelijke verhoging van 20% over het salaris vanaf november 2018 tot 1 maart 2019;
5.5.
verklaart de veroordeling onder 5.2., 5.3. en 5.4. uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst af het meer of anders verzochte;
5.7.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. I.F. Dam en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 februari 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.