3.4De beoordeling van de tenlastelegging
Doorzoeking auto en tas
Op 21 maart 2018 omstreeks 20.00 uur zag de politie op de [locatie] te [plaats] een zwarte Volkswagen Lupo schuin in een parkeervak staan. Achter het stuur zat [naam] (hierna: [naam] ), op wier naam de auto stond. [naam] bleek veelvuldig in de politiesystemen voor te komen en antecedenten te hebben op het gebied van drugs. Naast [naam] zat een man, die later [verdachte] (hierna: verdachte) bleek te zijn. Uit het pand aan de [adres 2] kwam vervolgens een man naar buiten lopen die in de auto stapte, waarop [naam] wegreed. De politie belde vervolgens aan bij de woning. Er werd opengedaan door een man die om zijn hals een opgevouwen mondkapje droeg. De verbalisanten zagen dat de kaken van de man heen en weer gingen en hij niet stil kon blijven staan. Zij vermoedden dan ook dat hij onder invloed van drugs was en dat de persoon die kort ervoor de woning verlaten had en in de Volkswagen Lupo was gestapt, had gehandeld in verdovende middelen.Op grond van deze waarnemingen, en in aanmerking genomen dat de bestuurster antecedenten ter zake van drugs had, kon bij verbalisanten het redelijke vermoeden ontstaan dat in de woning een drugsdeal had plaatsgevonden en dat in de auto drugs aanwezig waren; ten aanzien van de inzittenden was derhalve sprake van verdenking van overtreding van de Opiumwet. De rechtbank acht op grond van voormelde feiten en omstandigheden de aanhouding van verdachte rechtmatig.
Bij haar aanhouding was [naam] bestuurster van de Volkswagen Lupo; verdachte zat op de bijrijdersstoel en achterin zat [naam] . Toen verbalisanten in de auto keken zagen zij dat op de vloer voor de bijrijdersstoel een zwarte rugtas van het merk Armani stond. Verbalisant [verbalisant] heeft gerelateerd dat hij verdachte, alvorens in de tas te kijken, gevraagd heeft of dat mocht en dat verdachte daarop bevestigend antwoordde.In deze tas werden vervolgens drugs aangetroffen (zie hierna onder feit 1). Nadien hebben [verbalisant] en verbalisant [verbalisant] , die eveneens bij de aanhouding van verdachte aanwezig was, aanvullende processen-verbaal opgemaakt over de gang van zaken. [verbalisant] heeft gerelateerd dat op zijn vraag van wie de tas was, verdachte antwoordde dat deze van hem was, waarop hij vroeg of hij in de tas mocht kijken en verdachte tegen hem zei “Kijk er maar in”.[verbalisant] heeft gerelateerd dat verdachte op de vraag van [verbalisant] van wie de sporttas was, antwoordde dat deze van hem was en zei “Kijk er maar in”.De rechtbank is van oordeel dat uit deze processen-verbaal volgt dat verdachte toestemming heeft gegeven in de tas te kijken. Zij ziet dan ook geen noodzaak om de verbalisanten nader daarover te horen, zoals de raadsvrouw van verdachte voorwaardelijk – voor het geval de rechtbank verdachte niet van feit 1 zou vrijspreken – verzocht heeft. Dat de verbalisanten ongeveer tien maanden na het incident in hun processen-verbaal niet exact dezelfde bewoordingen hebben gebruikt als in het oorspronkelijke proces-verbaal, bevreemdt – gelet op het tijdsverloop – niet en doet aan de betrouwbaarheid van de processen-verbaal niet af. Gelet op het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat het onderzoek van de tas rechtmatig heeft plaatsgevonden.
Feit 1
In de zwarte Armani rugtas die op de vloer voor de bijrijdersstoel stondwerden onder meer de volgende goederen aangetroffen:
- een sealbag met 507 ruitvormige groene tabletten met aan één zijde de indruk MAX en aan de andere zijde de indruk F1 (met een totaal netto gewicht van 273,20 gram);
- een doorzichtige vacuümzak met daarin een gripzak met rode rand gevuld met een beige substantie met een totaal netto gewicht van 96,4 gram;
- een witte plastic fles met opdruk ‘gedemineraliseerd water’ met een inhoud van 1 liter, met daarin een doorzichtige stroperige vloeistof;
- een petflesje met opdruk ‘Aquarius’ met een inhoud van 500 milliliter, gevuld met een blauwe vloeistof;
- een plastic fles met opdruk ‘Fernandes’ met een inhoud van 1 liter, gevuld met een groen/blauwe vloeistof;
- een plastic petflesje met een inhoud van 500 milliliter, gevuld met een blauwe vloeistof;
- een wit plastic flesje met een inhoud van 60 milliliter, gevuld met een doorzichtige stroperige vloeistof.
Van de tabletten, de beige substantie en de vloeistoffen in de flessen zijn monsters genomen, die zijn voorzien van de SIN-nummer AAFF8459NL (tabletten), AAFF8492Nl (vacuümzak met beige substantie), AAFF8495NL (witte plastic fles met opdruk ‘gedemineraliseerd water’), AAFF8493 (petflesje met opdruk ‘Aquarius’), AAFF8494NL (plastic fles met opdruk ‘Fernandes’), AAJD7198NL (plastic petflesje met blauwe vloeistof), AAJD7199NL (wit plastic flesje).Uit onderzoek van de monsters door het NFI is gebleken dat AAFF8495NL, AAFF8493, AAFF8494NL, AAJD7198NL en AAJD7199NL GHB bevatten, AAFF8492NL amfetamine en AAFF8459NL MDMA.Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij wist wat er in de tas zat en hij de goederen in opdracht van [naam] (de rechtbank begrijpt, bezien in samenhang met het dossier: [naam] , hierna: [naam] ) naar een ander bracht.
Bij [naam] is tijdens haar fouillering in de penitentiaire inrichting Nieuwersluis een telefoon aangetroffen. Deze telefoon is door de politie in beslag genomen en onderzocht. In de telefoon is een chatgesprek van 21 maart 2018 aangetroffen met ‘ [naam] ’. In dit gesprek zegt [naam] dat als [naam] er € 30,- bij doet zij “een halve” heeft. [naam] krijgt een halve liter voor € 50,- en dan moet ze het komen ophalen. Met € 30,- erbij krijgt ze “een hele” en dan komt ze het brengen. [naam] zegt dat zij om 21:00-22:00 uur wil afspreken.
De rechtbank acht aannemelijk dat [naam] in het gesprek, waarin gesproken wordt over het tegen betaling krijgen van een middel waarbij de inhoudsmaat van een liter wordt genoemd, [naam] GHB wilde verkopen. In aanmerking genomen dat [naam] kennelijk om 21:00-22:00 uur heeft afgesproken en omstreeks 20:00 uur met verdachte is aangehouden, waarbij in de tas van verdachte meerdere (liter)flessen GHB zijn aangetroffen, gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte en [naam] met de GHB onderweg waren naar deze [naam] en deze GHB (ten dele) voor haar bestemd was. De rechtbank gaat ervan uit dat [naam] ook op de hoogte was van de overige middelen die in de tas van verdachte, waarin zich de GHB bevond, zijn aangetroffen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich met een ander heeft schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van 273,2 gram MDMA, 96,4 gram amfetamine en 3060 milliliter GHB.
Feit 2
De rechtbank stelt vast dat er wapens zijn aangetroffen in de achterbak van een auto waarin verdachte weliswaar als bijrijder zat, maar die niet van verdachte was. Daaruit kan niet zonder meer worden afgeleid dat verdachte weet had van de wapens in de achterbak – hetgeen hij heeft ontkend. Het dossier bevat geen bewijsmiddelen waaruit dat wél buiten twijfel zou kunnen blijken. Weliswaar is op een revolver DNA van verdachte aangetroffen, maar verdachte heeft ter zitting verklaard dat [naam] hem in het verleden wapens heeft laten zien en hem die wapens ook heeft laten vasthouden. Op dat moment was verdachte verslaafd aan GHB en wist hij naar eigen zeggen niet wat hij deed. Deze voorstelling van zaken kan niet zonder meer als ongeloofwaardig terzijde worden geschoven. Nu zij evenmin door het bewijs weerlegd wordt, zal de rechtbank verdachte van dit feit vrijspreken.
Feit 3
Op 22 maart 2018 is de woning van de ouders van verdachte aan het [adres 1] doorzocht. Daarbij werd in de voormalige slaapkamer van verdachte in een kastje bij het bed een blik met onder andere twee capsules met doorzichtig/wit poeder met een bruto gewicht van 1,9 gram aangetroffen. Bij een indicatieve test reageerde deze substantie positief op de aanwezigheid van MDMA/MDA. De substantie is niet aangeboden aan het NFI voor nader onderzoek, zodat de indicatieve test niet bevestigd is. Verdachte heeft ter zitting verklaard zich niet meer te herinneren wat er in de capsules zat. Bij deze stand van zaken kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld dat verdachte (opzettelijk) MDMA aanwezig heeft gehad, zodat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde feit.
Pleegperiode
Tegenover de politie heeft [naam] verklaard dat [naam] in februari 2018 bij hem in het pand aan de [adres 3] is komen wonen. Een paar weken later is ook verdachte daar komen wonen.Nu de verklaring van [naam] wordt ondersteund door de omstandigheid dat de telefoon met het nummer [telefoonnummer] – die in gebruik was bij [naam] – eerst vanaf 6 februari 2018 een zendmast aan de [adres 3] heeft aangestraald, acht de rechtbank aannemelijk dat verdachte pas na 6 februari 2018 aan de [adres 3] is komen wonen. Zij zal dus bewezen verklaren dat de feiten 4 en 5 in de periode van 6 februari 2018 tot 21 maart 2018 begaan zijn.
Feit 4
Nu verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft bekend, hij nadien niet anders heeft verklaard en zijn raadsvrouw geen vrijspraak heeft bepleit (anders dan ten aanzien van het deel van de pleegperiode vóór 6 februari 2018), kan de rechtbank ingevolge artikel 359, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering ten aanzien van de bewezenverklaring van dit feit volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 7 februari 2019;
- het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, p. 210-211;
- het proces-verbaal van de politie Den Haag, dienst regionale recherche, team forensische opsporing wapens, munitie en explosieven, p. 228-236.
Feit 5
Bij doorzoeking van de woning aan de [adres 3] op 21 maart 2018 zijn in een ruimte tussen het plafond van de begane grond en de vloer van de eerste verdieping in een foedraal een vacuümzak met daarin een gripzak gevuld met witte brokken met een totaal netto gewicht van 97,2 gram aangetroffen.Van de brokken is een monster genomen, dat is voorzien van SIN-nummer AAJD7159 en ter hand gesteld aan het NFI.Uit onderzoek van het monster door het NFI is gebleken dat AAJD7159 cocaïne bevat.In voornoemde ruimte zijn ook twee gripzakken met in elke zak 250 ruitvormige groene tabletten met aan één zijde de indruk MAX en aan de andere zijde de indruk F1 aangetroffen. Deze tabletten zagen er wat betreft kleur, vorm en logo hetzelfde uit als tabletten die zijn aangetroffen in de rugtas die voor de bijrijdersstoel van de Volkswagen Lupo stond (zie hiervoor onder feit 1). De zakken hadden elk een netto gewicht van 135 gram. Van beide zakken zijn monsters genomen, die voorzien zijn van de SIN-nummers AAJD7161NL en AAJD7160NL en ter hand gesteld aan het NFI.Uit onderzoek van de monsters door het NFI is gebleken dat AAJD7161NL en AAJD7160NL MDMA bevatten.In de verborgen ruimte zijn ook wapens aangetroffen; verdachte heeft verklaard daarvan weet te hebben (zie hiervoor onder feit 4).
Nu verdachte in het pand woonde, voornoemde tabletten en brokken zijn aangetroffen in de verborgen ruimte waar ook de wapens zich bevonden waarover verdachte heeft verklaard, en de tabletten dezelfde kleur, vorm en logo hadden als de pillen die in de tas in de Volkswagen Lupo zijn aangetroffen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de periode van 6 februari 2018 tot 21 maart 2018 schuldig heeft gemaakt aan het aanwezig hebben van 270 gram MDMA en 97,2 gram cocaïne.
In de keuken in de woning zijn twee jerrycans aangetroffen gevuld met een kleurloze vloeistof van in totaal 14 liter. Uit onderzoek van het NFI is gebleken dat de vloeistoffen vermoedelijk GBL bevatten maar geen stoffen die zijn vermeld op een van de lijsten behorende bij de Opiumwet of op de bijlage van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën. Om die reden zal de rechtbank verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.