Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[de VOF] te [plaats 2] ,
[partij A]te [plaats 3] ,
[BV I]te [plaats 2] ,
1.[de VOF] te [plaats 2] ,
[partij A]te [plaats 3] ,
[BV I]te [plaats 2] ,
1.[BV II] te [plaats 4] ,
[partij B]te [plaats 5] ,
1.De procedure in de hoofdzaak en in de vrijwaring
- de inleidende dagvaardingen van 31 januari 2017 met producties 1 t/m 17;
- de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring, tevens houdende conclusie van antwoord in de hoofdzaak met producties 1 t/m 12;
- de conclusie van antwoord in het incident tot oproeping in vrijwaring;
- het vonnis in incident van 17 mei 2017, waarin het [de VOF c.s.] is toegestaan om [partij B] in vrijwaring op te roepen;
- de dagvaardingen in vrijwaring van 3 en 4 juli 2017 met producties 1 t/m 8;
- de conclusie van antwoord in vrijwaring met producties 1 t/m 15;
- de tussenvonnissen van 27 december 2017, waarin zowel in de hoofdzaak als in de vrijwaringszaak een comparitie van partijen is bepaald;
- de akte overleggen producties, tevens houdende wijziging eis van de zijde van [eiser] met producties 18 t/m 26;
- het proces-verbaal van comparitie van 8 oktober 2018, gehouden in de hoofdzaak en in de vrijwaring en de daarin genoemde stukken.
2.De feiten in de hoofdzaak en in de vrijwaring
Voor nu geen zorgen over het verzekering”.
eef me nog een maandje”.
NB: ik heb de taxateur gevraagd zsm kontakt met je op te nemen …”
3.Het geschil
in de hoofdzaak
- i) hoofdelijke veroordeling van [de VOF c.s.] tot betaling aan [eiser] van € 274.215,42 (de schade als gevolg van de onderverzekering van de opstal, de kosten van opruiming, huurderving en tuinaanleg daaronder begrepen), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 of 20 juni 2016;
- ii) hoofdelijke veroordeling van [de VOF c.s.] tot betaling aan [eiser] van € 317.656,36 (de schade als gevolg van de onderverzekering van de inboedel, de kosten van opruiming, opslag en transport en de kosten van tijdelijk verblijf elders daaronder begrepen), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 of 20 juni 2016;
- iii) hoofdelijke veroordeling van [de VOF c.s.] tot betaling van de buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf een door de rechtbank te bepalen datum;
- iv) hoofdelijke veroordeling van [de VOF c.s.] in de proces- en nakosten.
4.De beoordeling in de hoofdzaak en de vrijwaring
de ontvankelijkheid van de vordering in vrijwaring tegen [BV II]
- a) dat [X] , na het taxatiebezoek op 24 september 2015, niet de verzekerde sommen heeft verhoogd in afwachting van het taxatierapport; en
- b) dat [X] er onvoldoende op heeft toegezien dat het taxatierapport daadwerkelijk tot stand kwam.
zeker nog 200k losse spullen”waren, niet te begrijpen dat de inboedel méér waard was dan de verzekerde som van € 155.000. Voor zover al moet worden aangenomen dat [eiser] in zijn e-mail heeft gedoeld op de waarde van de inboedel, is de rechtbank met [de VOF c.s.] van oordeel dat de tekst van die mail niet zodanig duidelijk was dat [X] daaruit had moeten begrijpen dat sprake was van een onderverzekering op de inboedel. Daarbij komt dat partijen sindsdien nog regelmatig met elkaar hebben gesproken over de verzekerde sommen, en dat [eiser] daarbij nooit is teruggekomen op zijn (gestelde) mededeling dat zijn inboedel ruim € 200.000 waard was. [X] kan dus niet verweten worden dat hij uit mededelingen van [eiser] niet heeft begrepen dat de inboedel onderverzekerd was.
“de makelaar waarvan hij het huis gekocht had, op basis van zijn kennis en tekeningen een taxatie heeft gemaakt die op 2,5 miljoen uitkomt”had moeten begrijpen dat de opstal onderverzekerd was, gaat de rechtbank daaraan voorbij. Zoals [X] in reactie op de e-mail van [eiser] terecht schrijft, betreft de prijsinschatting van de makelaar de verkoopwaarde en niet de te verzekeren herbouwwaarde. [X] hoefde er dus op basis van de e-mail van [eiser] niet vanuit te gaan dat de opstal onderverzekerd was.
- a) dat [partij B] na het bezoek op 24 september 2015 niet aan [X] kenbaar heeft gemaakt dat zowel de herbouwwaarde van de woning als de waarde van de inboedel de verzekerde som oversteeg, terwijl [partij B] bij uitstek ter zake kundig is;
- b) dat [partij B] heeft nagelaten een taxatierapport op te stellen.
- a) [eiser] heeft verzuimd [X] te informeren over de aanschaf van nieuwe, op maat gemaakte meubelen en heeft niet verteld dat hij van alle zaken het duurste had;
- b) [eiser] heeft geen bonnen aan [partij B] aangeleverd, terwijl hij wist dat het taxatierapport alleen kon worden opgesteld als [partij B] zou beschikken over facturen;
- c) [eiser] wist wat de verzekerde sommen waren, maar heeft nooit gezegd dat deze ontoereikend waren;
- d) [eiser] was onbereikbaar toen [partij B] probeerde contact met hem te leggen;
- e) [eiser] heeft (naar de rechtbank begrijpt: na 4 mei 2016) vier weken gewacht voordat hij contact opnam met [partij B] .
“zou het toch wel prettig vinden als de taxatie gedaan zou worden”,zie 2.13) noch de reactie van [partij B] (“
ik pak het volgende week op”,zie 2.16) [eiser] enige aanleiding gaf te veronderstellen dat hij haast moest maken met het plannen van een afspraak. De vertraging die is ontstaan in de periode tussen 4 en 31 mei 2016, rechtvaardigt dus niet een beroep op eigen schuld.
5.De beslissing
27 maart 2019voor het nemen van een akte door [eiser] over hetgeen is vermeld onder 4.52, waarna [de VOF c.s.] op de rol van
24 april 2019een antwoordakte kan nemen,
24 april 2019voor het nemen van een akte door [de VOF c.s.] over hetgeen is vermeld onder 4.52, waarna [BV II c.s.] op de rol van
22 mei 2019een antwoordakte kan nemen,