ECLI:NL:RBDHA:2019:1550
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijk verklaring asielaanvraag wegens internationale bescherming in Duitsland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 februari 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, die stelt de Eritrese nationaliteit te hebben en geboren te zijn in 2001, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser reeds internationale bescherming geniet in Duitsland. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar beide partijen zijn niet verschenen tijdens de zitting op 7 februari 2019.
De rechtbank overweegt dat de Staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser in Duitsland geregistreerd staat als meerderjarige en dat hij daar een uitkering heeft ontvangen, huisvesting had en een opleiding volgde. Eiser betwist niet dat hij in Duitsland internationale bescherming geniet, maar voert aan dat terugkeer naar Duitsland een schending zou inhouden van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, omdat hij daar op straat heeft geleefd. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de situatie in Duitsland zo ernstig is dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet van toepassing zou zijn.
De rechtbank concludeert dat de aanvraag van eiser terecht niet-ontvankelijk is verklaard en dat het beroep ongegrond is. Tevens wordt er geen proceskostenveroordeling opgelegd. De rechtbank wijst erop dat de beroepsgrond van eiser met betrekking tot beëindiging van verstrekkingen niet aan de orde kan komen in deze procedure. Eiser kan binnen één week na bekendmaking van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.