ECLI:NL:RBDHA:2019:1520

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 januari 2019
Publicatiedatum
21 februari 2019
Zaaknummer
NL18.22713
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Tunesische nationaliteit wegens ongeloofwaardig relaas

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 januari 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Tunesische eiser. De eiser had op 16 november 2018 een asielaanvraag ingediend, waarin hij stelde dat hij op een gezochtenlijst in Tunesië stond vanwege zijn deelname aan een illegale demonstratie tegen de overheid. Hij beweerde dat hij hiervoor veroordeeld was tot een gevangenisstraf van twee jaar. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag echter afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat Tunesië wordt beschouwd als een veilig land van herkomst en de eiser zijn relaas niet geloofwaardig kon onderbouwen.

Tijdens de zitting op 10 januari 2019 was de eiser niet aanwezig, maar zijn gemachtigde was wel aanwezig. De rechtbank heeft overwogen dat de eiser geen documenten heeft overgelegd ter ondersteuning van zijn claims, ondanks dat hij had verklaard dat zijn moeder op de hoogte was gesteld van zijn veroordeling. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Tunesië voor hem persoonlijk onveilig is. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de verklaringen van de eiser summier en onduidelijk waren, en dat hij niet kon uitleggen waarom hij op de lijst van gezochte personen stond.

De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan door rechter J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier W.H. Mentink. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.22713
v-nummer: [nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

(gemachtigde: mr. N. Vollebergh),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N.H.T. Jansen).

ProcesverloopBij besluit van 27 november 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL18.22714, plaatsgevonden op 10 januari 2019. Eiser is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en heeft de Tunesische nationaliteit. Op 16 november 2018 heeft eiser een asielaanvraag ingediend. Aan deze aanvraag heeft hij ten grondslag gelegd dat hij in Tunesië op een gezochtenlijst is komen te staan nadat hij heeft deelgenomen aan een illegale demonstratie gericht tegen de overheid. Ook stelt eiser bij verstek hiervoor te zijn veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar.
2. Verweerder gaat uit van de door eiser gestelde nationaliteit, identiteit en herkomst. Verweerder gelooft de gestelde problemen met de Tunesische autoriteiten niet. Omdat Tunesië wordt beschouwd als een veilig land van herkomst, heeft verweerder de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. [1]
3. Op wat eiser daartegen heeft aangevoerd, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het relaas van eiser niet geloofwaardig is. Eiser heeft om te beginnen zijn relaas niet met enig document onderbouwd, terwijl dat wel van hem mocht worden verwacht. Eiser heeft immers verklaard dat zijn moeder schriftelijk op de hoogte is gesteld van de veroordeling. Hij heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij dit document niet had kunnen overleggen.
Eiser wordt reeds hierom niet gevolgd in de suggestie dat het afwijzende besluit is gebaseerd op het enkele ontbreken van documenten. Bovendien stelt verweerder terecht dat eiser summiere, vage en ongerijmde verklaringen afgelegd over de deelname aan de demonstratie en de problemen die daaruit zouden zijn gevolgd. Zo heeft eiser niet kunnen uitleggen hoe hij op de lijst van gezochte personen terecht is gekomen. Hij heeft namelijk verklaard dat hij één maal heeft deelgenomen aan een demonstratie en dat hij op de dag van de demonstratie geen contact heeft gehad met de politie. Verweerder heeft terecht opgemerkt dat onduidelijk is gebleven waarom juist eiser in de aandacht van de autoriteiten is komen te staan. Terecht is geconcludeerd dat weinig waarde toekomt aan eisers verklaring dat hij door een bij de politie werkzame wijkgenoot is gewaarschuwd dat hij wordt gezocht. Los van het feit dat verweerder dit terecht bestempelt als een verklaring van horen zeggen, heeft eiser daarmee nog niet kunnen verklaren om welke reden hij wordt gezocht.
Ten slotte heeft verweerder terecht tegengeworpen dat eiser al sinds december 2017 in Europa verblijft en eerst nu om asiel heeft gevraagd.
De enkele stelling dat eisers verklaringen zouden passen in het van Tunesië bekende algemene beeld is niet voldoende om die verklaringen alsnog geloofwaardig te achten.
5. Niet in geschil is dat Tunesië in het algemeen als een veilig land van herkomst kan worden beschouwd. Verweerder heeft, mede gelet op het bovenstaande, terecht geconcludeerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Tunesië voor hem persoonlijk niet veilig is. De aanvraag is daarom terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. W.H. Mentink, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Ingevolge artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000