ECLI:NL:RBDHA:2019:1520
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag Tunesische nationaliteit wegens ongeloofwaardig relaas
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 januari 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Tunesische eiser. De eiser had op 16 november 2018 een asielaanvraag ingediend, waarin hij stelde dat hij op een gezochtenlijst in Tunesië stond vanwege zijn deelname aan een illegale demonstratie tegen de overheid. Hij beweerde dat hij hiervoor veroordeeld was tot een gevangenisstraf van twee jaar. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag echter afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat Tunesië wordt beschouwd als een veilig land van herkomst en de eiser zijn relaas niet geloofwaardig kon onderbouwen.
Tijdens de zitting op 10 januari 2019 was de eiser niet aanwezig, maar zijn gemachtigde was wel aanwezig. De rechtbank heeft overwogen dat de eiser geen documenten heeft overgelegd ter ondersteuning van zijn claims, ondanks dat hij had verklaard dat zijn moeder op de hoogte was gesteld van zijn veroordeling. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Tunesië voor hem persoonlijk onveilig is. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de verklaringen van de eiser summier en onduidelijk waren, en dat hij niet kon uitleggen waarom hij op de lijst van gezochte personen stond.
De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan door rechter J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier W.H. Mentink. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.