ECLI:NL:RBDHA:2019:15002

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 september 2019
Publicatiedatum
31 augustus 2021
Zaaknummer
NL19.13152
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van homoseksuele geaardheid en de integrale geloofwaardigheidstoets

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 2 september 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een man met de Sierra Leoonse nationaliteit, had op 11 oktober 2018 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Hij stelde dat hij in Sierra Leone problemen ondervond vanwege zijn homoseksuele geaardheid en vreesde voor vervolging door de overheid, de gemeenschap en zijn familie. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag echter afgewezen, omdat de geaardheid van eiser niet geloofwaardig werd geacht. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 23 juli 2019 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en zijn verklaringen werden ondersteund door getuigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de integrale geloofwaardigheidstoets, zoals voorgeschreven in de Werkinstructie (WI) 2018/9. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris de situatie van eiser in Nederland niet voldoende had meegewogen en dat de verklaringen van de getuigen overtuigend waren.

De rechtbank heeft het bestreden besluit van de Staatssecretaris vernietigd, omdat het aan een motiveringsgebrek leed. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak en heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.024,-. Deze uitspraak is openbaar gedaan en bekendgemaakt op 2 september 2019.

Uitspraak

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL19.13152
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 september 2019 in de zaak tussen

[eiser] ( [v-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. C.T.W. van Dijk),

en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

., Procesverloop

Bij besluit van 10 mei 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde asielprocedure afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden óp 23 juli 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen I. Jalloh. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Als getuigen zijn verschenen
[getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] .

Overwegingen

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. Eiser heeft de Sierra Leoonse nationaliteit. Hij is geboren op [1998] . Eiser heeft op 11 oktober 2018 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Aan zijn aanvraag heeft hij ten grondslag gelegd dat hij in Sierra Leone problemen heeft ondervonden en vreest te zullen ondervinden vanwege zijn homoseksuele geaardheid. Hij vreest voor problemen van de zijde van de overheid, de gemeenschap en zijn familie.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. de nationaliteit, identiteit en herkomst van eiser;
2. de homoseksuele geaardheid van eiser en de problemen die hij als
gevolg daarvan heeft ondervonden.
3. Verweerder heeft de nationaliteit, identiteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht. De geaardheid van eiser en de problemen die hij als gevolg daarvan zou hebben ondervonden, heeft verweerder niet geloofwaardig geacht. Om die reden heeft verweerder de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
4. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder zijn gestelde homoseksualiteit ten onrechte niet geloofwaardig heeft geacht. Volgens eiser heeft verweerder bij de beoordeling van zijn verklaringen over zijn homoseksuele geaardheid ten onrechte geen integrale geloofwaardigheidsbeoordeling toegepast.
5. De beoordelingswijze van een gestelde lhbt-gerichtheid is neergelegd in de Werkinstructie (WI) 2018/9. Volgens deze WI ligt het zwaartepunt van de beoordeling op de antwoorden op vragen over de eigen ervaringen en de persoonlijke beleving van de vreemdeling met betrekking tot zijn seksuele gerichtheid, wat dit voor hem en zijn omgeving heeft betekend, wat de situatie is voor personen met die gerichtheid in het land van herkomst van de vreemdeling en hoe diens ervaringen, ook volgens zijn asielrelaas, in het algemene beeld passen. Verweerder beziet de verklaringen van de vreemdeling over zijn gestelde seksuele gerichtheid steeds in onderlinge samenhang.
6. Eiser heeft verklaard dat hij in Sierra Leone een homoseksuele relatie met [A] heeft gehad. Verder heeft hij verklaard dat hij in Nederland sinds november 2017 een homoseksuele relatie onderhoudt met [getuige 3] ( [getuige 3] ). Ter onderbouwing van deze relatie heeft hij onder meer twee verklaringen van mevrouw [getuige 1] van Vluchtelingenwerk Nederland verstrekt. ook heeft eiser foto's verstrekt, waarop hij samen met [getuige 3] is te zien. Eiser heeft verteld over bijeenkomsten van het COC die hij in Nederland bezoekt en over zijn deelname aan evenementen voor homoseksuelen in Nederland.
7. De rechtbank constateert dat verweerder bij de beoordeling van de verklaringen van eiser de nadruk heeft gelegd op de periode dat eiser nog in Sierra Leone verbleef. Het standpunt van verweerder komt erop neer dat eiser met zijn verklaringen over die periode onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn proces van bewustwording en zelfacceptatie. Ook vindt verweerder dat in de verklaringen van eiser over die periode ongerijmdheden voorkomen. Verder stelt verweerder dat eiser onvoldoende heeft kunnen verklaren over LHBT-organisaties in Sierra Leone. Gelet hierop heeft verweerder de verklaringen van eiser over zijn ervaringen als homoseksueel in Nederland ook niet geloofwaardig geacht.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder hiermee geen blijk heeft gegeven van de integrale geloofwaardigheidstoets, zoals die door de WI 2018/9 wordt voorgeschreven. Verweerder heeft de situatie van eiser in Nederland onvoldoende meegewogen. Met name is verweerder onvoldoende gemotiveerd voorbij gegaan aan de verklaringen van mevrouw [getuige 1] . Volgens verweerder is onduidelijk waarop [getuige 1] haar verklaringen baseert. [getuige 1] heeft evenwel duidelijk verklaard dat zij eiser en [getuige 3] al twee jaar kent in verband met haar werkzaamheden in het Asielzoekerscentrum [locatie] (Azc), waar eiser en [getuige 3] verblijven. Volgens [getuige 1] heeft zij vrijwel dagelijks contact met eiser en [getuige 3] . Het standpunt van verweerder dat onduidelijk is waarop [getuige 1] haar verklaringen over eiser baseert, is dan ook niet te volgen.
9. De rechtbank is voorts van oordeel dat [getuige 1] als getuige ter zitting overtuigend en geloofwaardig heeft verklaard over de homoseksuele relatie tussen eiser en
[getuige 3] . Zij heeft onder meer verklaard dat eiser en [getuige 3] altijd samen zijn, dat zij samen in één kamer wonen en dat voor iedereen binnen het Azc duidelijk is dat zij "een stelletje" vormen. Deze verklaringen zijn ter zitting bevestigd door de getuige mevrouw [getuige 2] .
10. Gelet hierop heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom het ongeloofwaardig is dat eiser een homoseksuele geaardheid stelt te hebben. Het beroep is al hierom gegrond. Het bestreden besluit wordt vernietigd, omdat het aan een motiveringsgebrek lijdt.
11. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
12. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 512,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank::
- verklaart het beroep gegrond;;
- vernietigt het bestreden besluit;;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.024,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
mr. C.W.M. Maase-Raedts, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uit gesproken en bekend gemaakt op 2 september 2019.

Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:0 2 SEP. 2019

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.