Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. R.M. van der Zwan.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 februari 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en gedaagde over een huurovereenkomst voor drie garageboxen. Eiser vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, alsook betaling van achterstallige huur en buitengerechtelijke kosten. Eiser stelde dat gedaagde in gebreke was gebleven met de huurbetalingen, terwijl gedaagde betoogde dat hij de volledige vordering vóór de eerst dienende dag had voldaan. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde inderdaad vóór de zitting een bedrag van € 2.845,36 had betaald, wat de vorderingen van eiser ondermijnde. De rechter oordeelde dat er geen rechtsgrond was voor de extra kosten die eiser had gevorderd, aangezien deze al waren inbegrepen in de gevorderde huur. De kantonrechter wees de vorderingen van eiser af en veroordeelde eiser in de proceskosten van gedaagde.