ECLI:NL:RBDHA:2019:1493

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 januari 2019
Publicatiedatum
20 februari 2019
Zaaknummer
NL18.23511
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublin-overdracht naar Italië onder Salvini-decreet

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 januari 2019 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris niet in behandeling genomen. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat Italië de verantwoordelijke lidstaat is voor de behandeling van eisers verzoek om internationale bescherming. Eiser was niet verschenen op de zitting, maar de staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De rechtbank overwoog dat eiser illegaal het grondgebied van de Dublin-lidstaten was binnengekomen via Italië, dat heeft ingestemd met de overname van eiser. Eiser had aangevoerd dat hij na overdracht aan Italië geen opvang zou krijgen vanwege het Salvini-decreet. De rechtbank stelde echter vast dat Italië gehouden is aan de Europese asielrichtlijnen, waaronder de Opvangrichtlijn, en dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State eerder had geoordeeld dat de gewijzigde Italiaanse wetgeving geen aanleiding gaf voor een ander oordeel. Eiser had niet aannemelijk gemaakt dat hij in Italië geen opvang zou krijgen.

Daarnaast had eiser gesteld dat de staatssecretaris onvoldoende rekening had gehouden met zijn humanitaire omstandigheden, maar de rechtbank oordeelde dat eiser dit niet had geconcretiseerd. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris in redelijkheid niet gehouden was om de asielaanvraag inhoudelijk te behandelen. De uitspraak werd openbaar gedaan door rechter J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier W.H. Mentink, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.23511
V-nummer: [nummer]
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

(gemachtigde: mr. S. Zwiers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: N.H.T. Jansen).

Procesverloop

Bij besluit van 6 december 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL18.23512, plaatsgevonden op 10 januari 2019. Eiser is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Niet in geschil is dat Italië de verantwoordelijke lidstaat is voor de behandeling van eisers verzoek om internationale bescherming. Zoals in het bestreden besluit is overwogen, is eiser het grondgebied van de Dublin-lidstaten op illegale wijze via Italië binnengekomen. Italië heeft op die grond ingestemd met de overname van eiser.
2. Voor zover eiser in beroep heeft aangevoerd dat hij vanwege het Salvini-decreet na overdracht in Italië geen opvang zal krijgen, overweegt de rechtbank dat Italië heeft ingestemd met de behandeling van eisers asielverzoek en daarbij gehouden zal zijn aan de Europese asielrichtlijnen, waaronder de Opvangrichtlijn. Verweerder heeft er verder terecht op gewezen dat ten aanzien van Italië, ondanks de in dat land bestaande opvangproblemen, onverkort wordt uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in de uitspraak van 19 december jl. geoordeeld dat de als gevolg van het Salvini-decreet gewijzigde Italiaanse wetgeving geen aanleiding geeft voor een ander oordeel. Eiser heeft met de gronden van beroep dan ook niet aannemelijk gemaakt dat hem in Italië opvang zal worden onthouden.
4. Voor zover eiser overigens heeft gesteld dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de door eiser naar voren gebrachte humanitaire omstandigheden, heeft eiser verzuimd om dit te concretiseren.
5. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan dan ook niet leiden tot de conclusie dat verweerder in redelijkheid gehouden is om de asielaanvraag van eiser inhoudelijk te behandelen.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is in het openbaar uitgesproken door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. W.H. Mentink, griffier op 10 januari 2019.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.