ECLI:NL:RBDHA:2019:1493
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublin-overdracht naar Italië onder Salvini-decreet
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 januari 2019 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris niet in behandeling genomen. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat Italië de verantwoordelijke lidstaat is voor de behandeling van eisers verzoek om internationale bescherming. Eiser was niet verschenen op de zitting, maar de staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank overwoog dat eiser illegaal het grondgebied van de Dublin-lidstaten was binnengekomen via Italië, dat heeft ingestemd met de overname van eiser. Eiser had aangevoerd dat hij na overdracht aan Italië geen opvang zou krijgen vanwege het Salvini-decreet. De rechtbank stelde echter vast dat Italië gehouden is aan de Europese asielrichtlijnen, waaronder de Opvangrichtlijn, en dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State eerder had geoordeeld dat de gewijzigde Italiaanse wetgeving geen aanleiding gaf voor een ander oordeel. Eiser had niet aannemelijk gemaakt dat hij in Italië geen opvang zou krijgen.
Daarnaast had eiser gesteld dat de staatssecretaris onvoldoende rekening had gehouden met zijn humanitaire omstandigheden, maar de rechtbank oordeelde dat eiser dit niet had geconcretiseerd. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris in redelijkheid niet gehouden was om de asielaanvraag inhoudelijk te behandelen. De uitspraak werd openbaar gedaan door rechter J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier W.H. Mentink, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.