ECLI:NL:RBDHA:2019:14890
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.K. Mireku
- B.E. Giesen
- Rechtspraak.nl
Toewijzing voorlopige voorziening ter voorkoming van uitzetting van Marokkaanse verzoeksters tot beslissing op bezwaar
In deze zaak, behandeld door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, hebben twee Marokkaanse verzoeksters, geboren in 1996 en 1999, bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van hun aanvragen voor verblijfsvergunningen op grond van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De aanvragen werden afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 28 juni 2019. Op 24 juli 2019 hebben de verzoeksters bezwaar aangetekend en verzocht om een voorlopige voorziening om hun uitzetting te verbieden totdat er op het bezwaar is beslist.
De zitting vond plaats op 11 november 2019, maar beide partijen zijn niet verschenen. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er geen verzet van de verweerder is tegen de toewijzing van de voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen geschil meer bestaat over de uitzetting van de verzoeksters, en heeft daarom besloten om het verzoek toe te wijzen. De uitzetting van de verzoeksters wordt verboden tot vier weken na de beslissing op het bezwaar.
Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de verweerder veroordeeld in de proceskosten, vastgesteld op € 512,- voor de rechtsbijstand. Verzoeksters zijn vrijgesteld van griffierecht, waardoor de verweerder deze kosten niet aan hen hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 22 november 2019, en er staat geen hoger beroep open tegen deze beslissing.