ECLI:NL:RBDHA:2019:14815

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 november 2019
Publicatiedatum
9 juni 2020
Zaaknummer
09/767020-17
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van de invoer van een grote hoeveelheid hasjiesj vanuit Marokko naar Nederland

Op 22 november 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de invoer van een grote hoeveelheid hasjiesj. De verdachte, geboren in 1979, werd beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van ongeveer 444,6 kilogram hasjiesj in Nederland in de periode van 7 tot en met 14 september 2016. Het onderzoek naar de verdachte begon na informatie van een informant over de invoer van cocaïne, wat leidde tot het onderzoek Zomervlinder. Tijdens dit onderzoek werden meerdere telefoongesprekken afgeluisterd, waaruit bleek dat de verdachte betrokken was bij de invoer van hasjiesj. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door zijn kennis van de Franse taal en zijn rol in het begeleiden van koeriers, een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de invoer van de drugs. De rechtbank achtte het medeplegen van de invoer van hasjiesj bewezen en legde een gevangenisstraf van 8 maanden op, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder medische klachten en zijn rol in de zorg voor zijn ouders in Marokko. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wist dat hij betrokken was bij de invoer van een grote hoeveelheid hasjiesj, en dat zijn handelen ernstige gevolgen heeft voor de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/767020-17
Datum uitspraak: 22 november 2019
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1979 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 22 mei 2018 (niet inhoudelijk), 4, 5 en 7 november 2019 (de inhoudelijke behandeling) en 8 november 2019 (sluiting).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. F.A. Kuipers en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. I.N. Weski naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 07 september tot en met 14 september 2016 te 's-Gravenhage en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, (ongeveer) 444,6 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid hasjiesj;

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, zoals verwoord in haar pleitnota, ten aanzien van het ten laste gelegde feit vrijspraak bepleit. Op de specifieke (bewijs)verweren van de verdediging zal hierna – voor zover wettelijk vereist – nader worden ingegaan.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Inleiding
Op 12 mei 2016 komt via een informant bij het Team Criminele Inlichtingen van de politie Den Haag informatie binnen dat [medeverdachte 1] zich samen met zijn broer schuldig maakt aan de invoer van cocaïne vanuit de zee.
Daarop start het onderzoek Zomervlinder. Daarbij worden meerdere telefoonnummers afgeluisterd. Het blijkt dat [medeverdachte 1] twee telefoonnummers in gebruik had. Het nummer [telnr. 1] , dat op zijn naam staat geregistreerd en het nummer [telnr. 2] , een prepaid nummer. [2]
Op 22 september 2016 wordt een telefoon van het merk Alcatel in beslag genomen, eigendom van [medeverdachte 1] . [3] Het bijbehorende telefoonnummer is [telnr. 2] .
Op de simkaart werd 1 contact aangetroffen, namelijk ' [naam] ' met het telefoonnummer [telnr. 3] . In het telefoongeheugen stonden 2 contacten, namelijk: ' [naam] ' met telefoonnummer [telnr. 3] en [naam] met telefoonnummer [telnr. 4] . [4]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij deze Alcatel van [medeverdachte 2] heeft gekregen. Het nummer van [medeverdachte 2] staat in deze telefoon, waaronder een nummer voor als hij in Marokko is. [5] Hij herkent [medeverdachte 2] op een foto die hem getoond wordt. Het blijkt hierbij te gaan om [medeverdachte 2] . [6]
Uit het dossier leidt de rechtbank verder af dat [medeverdachte 2] naast deze nummers ook de telefoonnummers [telnr. 5] en [telnr. 6] in gebruik heeft. [7]
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de invoer van een grote hoeveelheid hasjiesj.
Uit de afgeluisterde telefoongesprekken blijkt het volgende.
Op 5 september 2016 geeft [medeverdachte 2] een Marokkaans telefoonnummer [telnr. 7] aan [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] moet dit nummer bellen en een afspraak maken. Enkele minuten later doet [medeverdachte 1] dat en stuurt naar dat nummer een sms “ [ locatie gegevens] ”. [8]
Op 8 september 2016 belt [medeverdachte 2] met [telnr. 7] en zegt dat de broer van zijn vrouw de taal van daar beheerst. Hij zal met de vrienden van [telnr. 7] in hun eigen taal spreken en aangeven waar en zo. [9]
Op 9 september 2016 wordt [medeverdachte 2] gebeld met het nummer [telnr. 8] . De verdachte zegt dat hij nog niets heeft vernomen waarop [medeverdachte 2] zegt “
ze hebben mij nog niet gebeld broeder, ze zijn nog niet gekomen”en
“ik weet niet wanneer ze zullen komen, broeder. Ik had je gezegd dat ik je op de hoogte zal brengen zodra ze mij bellen. [10] Voornoemd nummer staat op naam van de verdachte. De verdachte is de zwager van [medeverdachte 2] . [11]
Vervolgens wordt [medeverdachte 2] gebeld met het nummer [telnr. 9] . Dit nummer staat op naam van de [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] vraagt of die mensen uit Frankrijk al zijn gearriveerd. [medeverdachte 2] zegt dat hij naar zijn zwager gebeld heeft die de taal spreekt en dat hij niet weet waar die mensen nou blijven. [12]
Daarna heeft [medeverdachte 2] contact met [telnr. 7] . [telnr. 7] zegt dat de jongens onderweg zijn en in de avond bij [medeverdachte 2] zijn. [medeverdachte 2] wordt een beetje boos en zegt dat het vrijdag is en in de avond arriveren riskant is. [telnr. 7] zegt dat de jongens geen beginners zijn. Misschien hebben ze gemerkt dat het niet veilig is en daarom zitten ze ergens te wachten. [13]
Op 10 september 2016 wordt [medeverdachte 2] gebeld door NN met een Marokkaans telefoonnummer die zegt
“we gaan in beweging komen en samen brood verdienen (…) zodra het offerfeest voorbij is komen die mensen uit Frankrijk die dingen bij jou brengen. Het komt wel goed”.[medeverdachte 2] geeft dan aan dat het goed spul moet zijn, anders hoeft het niet. [14]
Op 12 september 2016 wordt [medeverdachte 2] gebeld door NNman die belt met een Frans telefoonnummer en die zegt dat hij dinsdag komt en dat hij vooraf zal bellen. Hij vraagt of [medeverdachte 2] hem kan opwachten in Antwerpen. [medeverdachte 2] zegt dat hij een familielid zal sturen die Frans spreekt en het contact zal onderhouden. [15]
Kort hierna belt [medeverdachte 2] met de verdachte. Hij zegt “
bel alsjeblieft die mensen wiens nummer ik je heb doorgegeven. Mijn beltegoed is op. Bel ze op en praat met hem. Ik heb je nummer al doorgegeven.”. [16]
Even later belt de verdachte met [medeverdachte 2] en zegt: “
is goed. Ik ga ze nu bellen om te kijken wat er is en dan laat ik het jou weten. (…) Ik ga nu een kaart kopen en dan ga ik ze bellen”.Daarop reageert [medeverdachte 2] met
“wel opschieten broeder”. [17] Even later belt de verdachte met [medeverdachte 2] met het prepaid nummer [telnr. 10] en zegt “
geef me dat nummer”. Hierop antwoordt [medeverdachte 2] : ”
Ik heb het in deze telefoon. Bel me zo terug”. [18] Hierop belt de verdachte met [medeverdachte 2] , waarop [medeverdachte 2] hem een telefoonnummer doorgeeft. [19] Om 00.34 uur belt de verdachte met [medeverdachte 2] en zegt :“
ik heb hem gesproken”Hierop vraagt [medeverdachte 2] “
klaar?”en waarop de verdachte reageert “
ja”. [20]
In de avond belt [medeverdachte 2] met [medeverdachte 1] en ze spreken af in Scheveningen. [21] Daarna belt [medeverdachte 2] met [telnr. 7] en vraagt of de jongens die komen een Jeep hebben. [medeverdachte 2] zegt “
ik ga kijken waar die naar binnen kan”. Volgens [telnr. 7] moet [medeverdachte 2] alleen de bak nemen. [22]
Op 14 september 2016 wordt [medeverdachte 2] om 00:25u gebeld door de verdachte met de mededeling dat het vandaag om 06:00u gaat gebeuren en dat hij “
daar” zal zijn tussen 7 en 8 uur. [23] [medeverdachte 2] belt om 08:19 uur [medeverdachte 1] en zegt dat hij over een uurtje misschien met hem koffie wil drinken. [24]
Om 9:02u belt de verdachte naar [medeverdachte 2] en zegt “
we zijn daar”waarop [medeverdachte 2] zegt dat hij hem gaat bellen en meteen daarop [medeverdachte 1] belt. [25]
Om 09:06u belt [medeverdachte 1] met zijn broer en zegt:
“ze zijn hier…volgens mij zag ik een Franse wagen staan maar alleen mijn vriend zag ik nog niet, het kan best zijn dat het een bus is, dus dan geef ik jou even een belletje”.[naam] heeft alvast een parkeerplaats geregeld. [26]
Om 9:08u belt [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 2] en vraagt of zijn zwager al “hier” is. [medeverdachte 1] ziet hem niet. [medeverdachte 2] zegt dat hij denkt dat zijn zwager bij de [naam winkel] is. [27]
Vervolgens wordt gezien dat [medeverdachte 1] om 09:20u een Franse Renault Megane achteruit de garage aan de [straatnaam] inrijdt. De Renault staat daar met geopende kofferbak. Om 09:28u wordt de Renault door [medeverdachte 1] de garage weer uitgereden. [28]
Om 09:34u wordt [medeverdachte 2] gebeld door de verdachte. [medeverdachte 2] vraagt met hoeveel ze gekomen zijn. De verdachte antwoordt met zijn zessen in “
drie dingen”. Daarop vraagt [medeverdachte 2]
“zit het in al die drie”en antwoordt de verdachte “
nee, alleen in 1”. [29]
Om 09:41u belt [medeverdachte 2] naar [medeverdachte 1] en zegt dat hij moet nakijken of het allemaal daar is en hij zegt
“geef hem maar eentje …(ovs) die meneer”. [30] Gezien wordt dat [medeverdachte 1] en de verdachte om 10:06u de garage binnen gaan. [31]
Om 10:09u belt [medeverdachte 1] met de telefoon van de verdachte naar [medeverdachte 2] en vraagt “
is het beter dat we alles effe nakijken”.[medeverdachte 2] zegt dat dat goed is. [32]
Om 10:12u verlaat de verdachte de loods. [33]
Om 10:15u belt [naam] met [medeverdachte 1] en zegt tegen [medeverdachte 1] dat hij onderweg is. [medeverdachte 1] zegt dat hij in de garage aan het opruimen is. [34]
Om 11:18u blijkt dat [naam] in de loods is en de vrouw van [medeverdachte 1] wordt binnengelaten.
Om 11:51u wordt gezien dat [medeverdachte 1] en zijn vrouw de garage verlaten.
Om 12:08u betreedt de politie de garage aan de [straatnaam] te Den Haag. [35]
Tijdens de doorzoeking werd een groot aantal goederen in de loods in een kast en achter een dekzeil aangetroffen. Uit onderzoek blijkt dat het gaat om hasjiesj. De hasjiesj was verpakt in kartonnen dozen en sporttassen. Op een verhuisdoos en een pakket stond de letter “B” vermeld. Op andere kartonnen dozen en pakketten de letter “A”. Op de blokken hasjiesj werden diverse logo's aangetroffen: 'Termonato', 'Pino' (of iets soortgelijks) en 'lhuhu'.
De hasjiesj was omwikkeld met tape en krimpfolie. In enkele dozen zaten pakketjes met hasjiesj verpakt in krantenpapier. De kranten zijn afkomstig uit Marokko. Elk pakketje bestond uit bruin tape met de letter 'H'. Sommige pakketjes waren voorzien van een wit crème/poeder laagje dat wordt gebruikt om de geur van de hasjiesj te maskeren. Het totaalgewicht aan aangetroffen hasjiesj is 444,5 kilogram. [36]
In de loods aan de [straatnaam] werd ook een handgeschreven notitie aangetroffen met daarop vermeld een aantal hoeveelheden in kilogrammen met de vermelding “A” in totaal 245, een aantal hoeveelheden in kilogrammen, met de vermelding “B”, in totaal 142.9. Boven aan de notitie staat 387.900 vermeld. [37] Volgens [medeverdachte 1] is dit wat er uit de auto kwam. Hij heeft alles geteld en de letters “A” en “B” erop gezet. Dat was in opdracht van [medeverdachte 2] en hij heeft dat samen met de verdachte gedaan. [38] De verdachte heeft toen ook monsters genomen van alle pakketten. [39]
In het begin van de nacht van 16 september 2016 wordt [medeverdachte 2] gebeld door [telnr. 7] .
Hierna vindt het volgende gesprek plaats:
A: wat staat erop die kaarten/dingen geschreven?
NN: er staat S3 en M3 op
A: S3 en M3?
NN: ja
A: van buiten of van binnen?
NN: aan de buitenkant
A: Aan de buitenkant staat S3 op
NN: aan de binnenkant staat Bio op
A: ja ik heb het gezien, Bio dat heb ik gezien
NN: Bio aan de binnenkant, wanneer heb je dat gezien?
A: ik heb dat gezien omdat mijn zwager het gisteren naar mij heeft gebracht. Ik heb hem gevraagd dat te halen. Ik heb zelf 1 heel van. (…) ik ga vandaag langs om te tellen en te kijken wat daar is. (….) [40]
Op 18 september 2016 [41] belt [medeverdachte 2] met [telnr. 7] . Dan vindt het volgende gesprek plaats:
“(…)
[telnr. 7] : wat jij daar had plus onze spullen, alles bij elkaar dat is geen 5 meter toch?
Ah: hoeveel hebben hadden jullie daar?
(…)
NN: Wij…net als jij die dag zei, het klopt, die jongens zeiden dat ze 11 hadden
(…) 11 of 12, m maar jij zei 11, ik heb het nog niet aan mijn vriend gevraagd
Ah: Kijk, luister, ik ga vanuit wat hij tegen mij zei, wat de Hollander tegen mij zei…toen ik hem vroeg: hoeveel heb je geteld en hij zei 11. Ik zei: nee je hebt daar 12. Hij zei: ik wilde ze opnieuw gaat tellen (…) ik wilde alles tellen om alles in orde te maken
(…)
Ah: kijk ik heb daar om precies te zijn: ik heb daar 35 van een andere soort (…) ik had daar 60 of 65 van dat toffe spul (…) ik heb/had daar 95 (..)”
Het verweer van de verdachte
Ter terechtzitting heeft de verdediging naar voren gebracht dat de verdachte mensen heeft opgehaald in Antwerpen omdat hij hun taal sprak waarna hij hen vervolgens naar Den Haag heeft begeleid omdat hij de weg wist. Wat zij vervoerden wist hij niet en hij wist dus niet dat het ging om hasjiesj. Hij wordt pas kort tevoren door zijn oom benaderd en was niet betrokken bij het voortraject. Daarnaast is zijn bijdrage niet van zodanig gewicht dat sprake is van medeplegen van de invoer van een grote hoeveelheid hasjiesj.
Het oordeel van de rechtbank
Uit bovengenoemde telefoongesprekken, in onderling verband en samenhang bezien, blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat [medeverdachte 2] met [telnr. 7] bezig is om een grote partij hasjiesj vanuit Marokko naar Nederland te laten komen. Hij verzoekt de verdachte – vanwege zijn kennis van de Franse taal – om de koeriers in België op te vangen en hen naar Nederland te begeleiden. De verdachte schaft een nieuw prepaid telefoonnummer aan voordat hij met deze koeriers contact opneemt.
In de avond/nacht van 13 op 14 september 2016 ontmoet de verdachte zes personen in drie auto’s met Frans kenteken in Antwerpen. Tegen [medeverdachte 2] zegt hij dat “het” om 06:00u gaat gebeuren en dat ze “daar” zijn tussen 7 en 8 uur. Die nacht is hij met de zes personen en de drie auto’s de grens over gegaan, naar Den Haag gereden en daar is hij rond 08:00u aangekomen. De auto met de partij hasjiesj is daarop de loods ingereden en de lading is meteen gelost. De verdachte weet dat “het alleen in 1 zit”. De verdachte neemt vervolgens zonder problemen uit de partij hasjiesj monsters mee voor zijn zwager.
De aanschaf van een prepaid nummer voor het contact met de koeriers, het in de avond/nacht ophalen van drie auto’s met Frans kenteken in Antwerpen, het in de nacht (06:00u) passeren van de grens tussen België en Nederland, zijn wetenschap dat de lading in één van de drie auto’s zit en het versluierd taalgebruik in alle gesprekken met [medeverdachte 2] over de koeriers en hun lading, maken dat de rechtbank van oordeel is dat de verdachte wist dat het hierbij ging om een hoeveelheid hasjiesj die werd ingevoerd in Nederland.
Met betrekking tot deze invoer is tussen de verdachte en [medeverdachte 2] sprake van een bewuste en nauwe samenwerking. Ze houden elkaar over en weer op de hoogte van de contacten met de koeriers; waar ze zijn, wanneer ze gaan rijden en wanneer ze aankomen. De verdachte heeft daarmee ook een belangrijke rol bij de invoer, want doordat hij de taal van de koeriers spreekt en de weg kent, komt de partij op de bestemde plaats (de loods aan de [straatnaam] te Den Haag) aan. Gelet op dit alles acht de rechtbank het medeplegen van invoer van hasjiesj bewezen.
Gelet verder op de handgeschreven notitie van [medeverdachte 1] waarop 387,9 staat vermeld en voornoemd telefoongesprek van [medeverdachte 2] van 18 september 2016, waaruit volgt dat [medeverdachte 2] al eerder hasjiesj in de loods van [medeverdachte 1] had ondergebracht, is de rechtbank verder van oordeel dat op 14 september 2016 387,9 kilo hasjiesj is ingevoerd. Dit betreft dus een grote hoeveelheid in de zin van artikel 11 lid 5 van de Opiumwet.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
1.
hij in de periode van 07 september tot en met 14 september 2016 te 's-Gravenhage en elders in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht
387,9kilogram, van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid hasjiesj.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte - rekening houdend met de ernst van het door haar bewezen geachte feit en de overschrijding van de redelijke termijn - wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, heeft de raadsvrouw verzocht om aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest, gelet op de overschrijding van de redelijke termijn, het blanco strafblad van de verdachte in combinatie met de huidige persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Gebleken is dat de verdachte kampt met medische klachten (o.a. rughernia), dat sprake is van problematische gezinsomstandigheden, dat de verdachte de zorg draagt voor zijn ouders in Marokko van wie de gezondheid medisch en psychisch zwak is en dat hij een baan heeft gevonden. Verder heeft de raadsvrouw, gelet op de door haar bepleite vrijspraak alsmede de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, verzocht om opheffing van de voorlopige hechtenis, omdat een situatie als bedoeld in artikel 67a lid 3 Sv aan de orde is.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van de invoer van een grote hoeveelheid (ruim 387 kilogram) hasjiesj in Nederland. De verdachte was hierbij betrokken en heeft hierin ook een belangrijke rol gespeeld. Omdat hij de (Franse) taal van de koeriers sprak, werd hij door [medeverdachte 2] ingeschakeld om de koeriers in België op te vangen en hen naar Nederland te begeleiden, waardoor de partij hasjiesj uiteindelijk op de plek van bestemming aan kwam. De rechtbank acht dit een ernstig feit en tilt hier zwaar aan. Door de invoer van drugs wordt namelijk de handel in die drugs in Nederland bevorderd. De importeurs van die verdovende middelen kunnen medeverantwoordelijk worden gehouden voor de nadelige effecten die door de handel in en het gebruik van verdovende middelen worden veroorzaakt. Het is bovendien een feit van algemene bekendheid dat met de handel in drugs aanzienlijke financiële belangen zijn gemoeid en grote winsten worden behaald en dat deze niet zelden hand in hand gaan met overige criminaliteit.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het strafblad van de verdachte van 9 oktober 2019 waaruit blijkt dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest. Ook betrekt de rechtbank bij haar oordeel dat de verdachte gedurende zijn schorsing geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd.
De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn met twee maanden is overschreden. De termijn heeft in de onderhavige procedure een aanvang genomen met de inverzekeringstelling van verdachte op 20 september 2017, terwijl het eindvonnis op 22 november 2019 wordt gewezen. Daarmee is de behandeling van de zaak ter terechtzitting in eerste aanleg niet binnen twee jaar afgerond met een eindvonnis. Nu sprake is geweest van een omvangrijk onderzoek, waarbij meerdere verdachten betrokken waren, alsmede het aantal – mede op verzoek van de verdediging – gehoorde getuigen, is de rechtbank evenwel van oordeel dat sprake is van een zeer geringe mate van overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank volstaat daarom met de constatering dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn bedoeld in artikel 6 van het EVRM, zonder daar verder nog een gevolg aan te verbinden.
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en vanuit het oogpunt van een juiste normhandhaving kan naar het oordeel van de rechtbank slechts worden volstaan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 8 (acht) maanden met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden is. Bij gebrek aan gronden zal de rechtbank het opgeschorte bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte opheffen.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 47 van het Wetboek van Strafrecht;
- 3 en 11 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst II;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op het opgeschorte bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.A.G.M. van Rens, voorzitter,
mr. S.M. van der Schenk, rechter,
mr. W.G. de Boer, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.M.M. van den Hoek, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 november 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van zaaksdossier [straatnaam] , met het onderzoeksnummer DHRAA16030 / Zomervlinder, van de politie Eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 437).
2.Proces-verbaal telefoonnummers [medeverdachte 1] , ZD [straatnaam] , p. 253-254.
3.Proces-verbaal verhoor getuige [naam] , VGL Dossier [medeverdachte 1] , p. 88.
4.Proces-verbaal van bevindingen telefoon Alcatel One Touch, ZD [straatnaam] , p.198-199.
5.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 14 februari 2018 p. 3 en p. 7, PD verdachte [medeverdachte 1] , niet doorgenummerd.
6.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 14 februari 2018 p. 4 en daarbij gevoegd bijlage 3, PD verdachte [medeverdachte 1] , niet doorgenummerd.
7.Proces-verbaal van bevindingen, ZD [straatnaam] , p. 267-268 en 271-272.
8.Een geschrift, ZD [straatnaam] , p. 10-12.
9.Een geschrift, ZD [straatnaam] , p. 16.
10.Een geschrift, ZD [straatnaam] , p. 17, 19 en 20.
11.Proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, PD [verdachte] , p. 54-55.
12.Een geschrift, ZD [straatnaam] , p. 19.
13.Een geschrift, ZD [straatnaam] , p. 20.
14.Een geschrift, ZD [straatnaam] , p. 24.
15.Een geschrift, ZD [straatnaam] , p. 25.
16.Een geschrift, ZD [straatnaam] , p. 26.
17.Een geschrift, ZD [straatnaam] , p. 27.
18.Een geschrift, ZD [straatnaam] , p. 28.
19.Een geschrift, ZD [straatnaam] , p. 29.
20.Een geschrift, ZD [straatnaam] , p. 30.
21.Een geschrift, ZD [straatnaam] , p. 31.
22.Een geschrift, ZD [straatnaam] , p. 32.
23.Een geschrift, ZD [straatnaam] , p. 39.
24.Een geschrift, ZD [straatnaam] , p. 41.
25.Een geschrift, ZD [straatnaam] , p 43.
26.Een geschrift, ZD [straatnaam] , p. 46.
27.Een geschrift, ZD [straatnaam] , p. 47.
28.Proces-verbaal van observatie woensdag 14 september 2016, p. 133-134.
29.Een geschrift, ZD [straatnaam] , p. 50.
30.Een geschrift, ZD [straatnaam] , p. 51.
31.Proces-verbaal van observatie woensdag 14 september 2016, ZD [straatnaam] p. 133-135.
32.Een geschrift, ZD [straatnaam] , p. 52.
33.Proces-verbaal van observatie woensdag 14 september 2016, ZD [straatnaam] p. 133-135.
34.Een geschrift, ZD [straatnaam] . p. 53.
35.Proces-verbaal van observatie woensdag 14 september 2016, ZD [straatnaam] p. 133-136.
36.Processen-verbaal verbaal Team Forensische Opsporing/Narcotica, ZD [straatnaam] , p. 204-209, 210-212 en 215-218.
37.Proces-verbaal van bevindingen met bijlage, ZD [straatnaam] , p. 190-191.
38.Proces-verbaal verhoor van een getuige, d.d. 21 november 2017 door de rechter-commissaris
39.Proces-verbaal verhoor verdachte 14 februari 2017, PD verdachte [medeverdachte 1] (ongenummerd), p. 4.
40.Een geschrift, ZD [straatnaam] , p. 93.
41.Een geschrift, ZD [straatnaam] , p. 124.