Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 12 november 2018 met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- het tussenvonnis van 6 maart 2019 waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
- het buiten aanwezigheid van partijen opgemaakte proces-verbaal van comparitie van 28 juni 2019 en de reactie daarop van mr. Witting namens de Staat bij brief van 11 juli 2019.
2.De feiten
. Dit is verwoord in artikel 5 van het Besluit aanvullende invaliditeits- en arbeidsongeschiktheidsvoorzieningen (hierna: Besluit AO/IV). Op deze hoofdregel bestaat een uitzondering. In artikel 19 lid 2 onder 4e Besluit AO/IV is bepaald dat verrekening van inkomsten met het AOP en MIP van een militair die is ontslagen voor 1 januari 1998 verrekend wordt naar de regels van het oude recht. In de Algemene Militaire Pensioenwet was in artikel V4 (met de invoering van de OOW vernummerd tot V4a) bepaald dat in afwijking van de hoofdregel (verrekenen van een WAO-uitkering met het AOP en MIP) geen verrekening plaats vindt bij een militaire dienstgeïnvalideerde die na verloop van tijd arbeidsongeschikt wordt vanuit een nieuwe functie. De alsdan toe te kennen WAO-uitkering wordt dan niet gekort op het MIP.
werkloos of arbeidsongeschikt worden uit een nieuwe functie dan zal de alsdan toe te kennen WW-uitkering of WAO-uitkering niet worden gekort op het Militaire Invaliditeitspensioen en de daaraan gerelateerde invaliditeitsverhoging.
3.Het geschil
4.De beoordeling
922,00(2,0 punten × tarief € 461,00)