ECLI:NL:RBDHA:2019:14727

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 december 2019
Publicatiedatum
2 april 2020
Zaaknummer
C/09/579721 / FA RK 19-6522
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing van minderjarige kinderen en hoofdverblijfplaats

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 16 december 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een moeder en een vader over de gezagsuitoefening en de hoofdverblijfplaats van hun minderjarige kinderen. De moeder verzocht om vervangende toestemming om met de kinderen te verhuizen naar [woonplaats X], waar zij eerder had gewoond en waar haar familie en vrienden zich bevinden. De vader voerde verweer en vroeg om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen, aangezien zij momenteel bij hem in [woonplaats Y] wonen. De rechtbank heeft de belangen van de kinderen, de moeder en de vader zorgvuldig afgewogen. De moeder heeft gesteld dat haar psychische gesteldheid verbeterd is en dat het beter voor haar en de kinderen zou zijn om naar [woonplaats X] te verhuizen. De vader daarentegen heeft betoogd dat de kinderen in [woonplaats Y] goed gedijen en dat een verhuizing naar [woonplaats X] hen uit hun vertrouwde omgeving zou halen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen momenteel een stabiele opvoedsituatie hebben bij de vader en dat het in hun belang is om in deze omgeving te blijven. De rechtbank heeft daarom het verzoek van de moeder om vervangende toestemming voor de verhuizing afgewezen en de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader bepaald. Tevens is er een verzoek gedaan aan de Raad voor de Kinderbescherming om onderzoek te verrichten naar de zorgregeling tussen de moeder en de kinderen, aangezien de rechtbank zich onvoldoende geïnformeerd voelde over de mogelijkheden voor contact.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 19-6522
Zaaknummer: C/09/579721
Datum beschikking: 16 december 2019

Gezagsuitoefening

Beschikking op het op 5 september 2019 ingekomen verzoek van:

[X]

de moeder,
wonende te [woonplaats X] ,
advocaat: mr. J. Zeegers te Doetinchem.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[Y] ,

de vader,
wonende te [woonplaats Y] ,
advocaat: mr. D.H.P.C. Glaudemans te Delft.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek.
Op 12 november 2019 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: partijen met hun advocaten en [medew. RvdK] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).

Verzoek en verweer

De moeder heeft in het kader van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) verzocht aan haar vervangende toestemming te verlenen om de minderjarige kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verhuizen naar [woonplaats X] , voor inschrijving van [minderjarige 1] bij basisschool Het [naam school] te [woonplaats X] en voor inschrijving van beide kinderen bij de gemeente [woonplaats X] , een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vader heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Tevens heeft de vader zelfstandig verzocht de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen en een contactregeling van de moeder met de kinderen vast te stellen die wordt begeleid door Jeugdformaat.

Feiten

  • De moeder en de vader hebben een affectieve relatie gehad, die in of rond mei 2019 is beëindigd.
  • Zij zijn de ouders van de volgende nog minderjarige kinderen:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] , en
- [minderjarige 2] geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats]
  • Na of rondom de beëindiging van de relatie is de moeder verhuisd naar [woonplaats X] .
  • De kinderen verblijven bij de vader in [woonplaats Y] en staan op zijn adres ingeschreven.
  • De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over de kinderen uit.

Beoordeling

Vervangende toestemming voor verhuizing
De moeder heeft gesteld dat zij indertijd voor de vader is verhuisd naar [woonplaats Y] en dat het nu, in verband met haar psychische gesteldheid, het beste voor haar is om terug te keren naar [woonplaats X] . In [woonplaats X] liggen haar wortels en wonen haar familieleden en vrienden. In [woonplaats Y] heeft de vrouw geen bekenden en was zij niet gelukkig. Toen de relatie tussen haar en de vader voorbij was heeft de moeder in mei 2019 besloten tot terugkeer naar [woonplaats X] . Haar besluit om samen met de kinderen naar [woonplaats X] te verhuizen heeft zij met de vader en met het Sociaal Kernteam Team (SKT) van de gemeente [woonplaats Y] besproken en voorbereid. De vader heeft toen ingestemd met de verhuizing van de kinderen naar [woonplaats X] . In juli 2019 is de moeder zonder de kinderen naar [woonplaats X] verhuisd, omdat de vader alsnog weigerde toestemming te verlenen voor de verhuizing. De moeder stelt dat het nu veel beter met haar gaat dan in [woonplaats Y] . Zij heeft haar leven in [woonplaats X] inmiddels vorm gegeven. Zo heeft zij daar een eigen woning, een bijstandsuitkering en een nieuwe relatie. Voorts is een vervolgbehandeling in het kader van haar psychische gesteldheid via de GGZ in de regio [woonplaats X] gestart en gaat zij proberen weer aan het werk te komen. Sinds haar vertrek uit [woonplaats Y] heeft de moeder wekelijks telefonisch contact met de kinderen gehad. Vanaf mei 2019 heeft zij de kinderen sporadisch en onder begeleiding van een medewerker van het SKT gezien. Zij wenst dat de kinderen, voor wie zij altijd de zorg droeg, bij haar komen wonen. Zij stelt dat zij er voor kan zorgen dat de kinderen regelmatig de vader bezoeken.
Volgens de vader zijn door de moeder geen feiten en omstandigheden aangevoerd die maken dat een wijziging van de huidige hoofdverblijfplaats van de kinderen in het belang van de kinderen kan worden geacht. Hij heeft gesteld dat het met de moeder minder goed gaat dan zij doet voorkomen, wat ook aanleiding is voor een vervolgbehandeling. Hij stelt voorts dat de moeder – zelfs met ondersteuning – niet in staat is om de zorg voor de kinderen te dragen. Immers, na de geboorte van [minderjarige 2] kon de moeder helemaal niet meer voor de kinderen zorgen en vanaf juni 2017 is het SKT al intensief bij het gezin betrokken vanwege de psychische problematiek van de moeder. Sindsdien neemt de vader een groot deel van de zorg op zich en sinds het vertrek van de moeder heeft de vader de zorg nu al geruime tijd alleen. Hij wordt daarin bijgestaan door de zorgregisseur van het SKT die ook contact heeft met de leerkracht van [minderjarige 1] . Er is sprake van een vertrouwensband van de zorgregisseur met de vader en [minderjarige 1] . [minderjarige 1] heeft een forse ontwikkelingsachterstand en krijgt logopedie. Ook [minderjarige 2] krijgt logopedie. Hij gaat voor zijn sociale en emotionele ontwikkeling sinds 1 november 2019 naar de peuterspeelzaal. De wortels van de vader liggen in [woonplaats Y] . Hij heeft daar een woning en een sociaal vangnet van familie en vrienden. Op dit moment leeft de vader van een uitkering, maar zodra [minderjarige 2] naar school gaat wil hij weer aan het werk. Een verhuizing van de kinderen naar de moeder zou voor de kinderen het vertrek betekenen uit hun vertrouwde omgeving en uit de familiale omgeving. De kinderen hebben daarbij een hechte band met hun oma van vaderszijde. De kinderen zullen in [woonplaats X] in een voor hen vreemde omgeving en bij nog onbekende familie moeten aarden. Daarnaast zou een verhuizing van de kinderen voor de vader met zich brengen dat hij de kinderen alleen nog in de weekenden en vakanties bij zich kan hebben, vanwege de grote afstand tussen [woonplaats Y] en [woonplaats X] (165 kilometer). Dit belemmert de vader en de kinderen in hun onderlinge contact, wat volgens de vader niet acceptabel is. De vader is verder van mening dat er, als de kinderen bij de vader blijven wonen, een veilige contactregeling tussen de moeder en de kinderen moet worden vastgesteld, waarbij het contact plaatsvindt onder begeleiding van Jeugdformaat, met daarnaast elke woensdag om 19.00 uur een belcontact.
Ter zitting heeft de Raad gesteld dat – gezien de hiervoor weergegeven problematiek – een raadsonderzoek wenselijk is om de belangen van beide kinderen en ook de opvoedvaardigheden van de ouders goed in kaart te brengen. Nu de kinderen geworteld zijn in [woonplaats Y] en daar in het vrijwillig kader al hulp aan de vader en de kinderen wordt verleend, is het niet in het belang van de kinderen om op dit moment een definitieve beslissing te nemen over de hoofdverblijfplaats van de kinderen. De Raad heeft daarbij opgemerkt dat, indien nu al wordt beslist tot verhuizing van de kinderen naar de moeder, dit een voor de kinderen onomkeerbare beslissing zal zijn. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben belang bij stabiliteit en voorspelbaarheid.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of één van hen aan de rechter worden voorgelegd.
Op grond van artikel 1:253a BW dient de rechtbank in een geschil als het onderhavige, waarbij de ouders met het gezamenlijk gezag over de kinderen belast zijn en er een verschil van mening bestaat over een verhuizing van een verzorgende ouder en de kinderen, een zodanige beslissing nemen als de rechtbank in het belang van de kinderen wenselijk voorkomt. Uit vaste rechtspraak volgt dat, hoezeer het belang van de kinderen een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen. In een geschil als het onderhavige dient de rechtbank – overeenkomstig vaste rechtspraak – alle omstandigheden van het geval in aanmerking te nemen en alle betrokken belangen af te wegen.
De rechtbank stelt voorop dat de moeder zonder meer een belang heeft om de kinderen te laten verhuizen naar [woonplaats X] , zodat zij bij haar kunnen wonen. Het belang van de moeder is daarin gelegen dat zij haar leven naar eigen inzicht kan inrichten op een plek waar zij gelukkig is. Zij heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat het voor haar – mede vanwege haar psychische problematiek – beter is om in [woonplaats X] te wonen. Zij heeft daar haar familie en vrienden en heeft nooit goed kunnen aarden in [woonplaats Y] . Bovendien is het van groot belang voor de moeder om de kinderen zoveel als mogelijk bij zich te hebben. De belangen van de moeder moeten echter worden afgewogen tegen de belangen van de vader en van de kinderen.
Voor de vader is van groot belang dat hij in voldoende mate contact kan hebben met de kinderen. Hij is gewend de kinderen bij zich te hebben en heeft de afgelopen periode grotendeels alleen de zorg voor de kinderen gedragen. De afstand tussen de vader en de kinderen als gevolg van een verhuizing naar [woonplaats X] zou met zich brengen dat de vader doordeweeks geen fysiek contact met de kinderen kan hebben en dat de reistijd van het halen en brengen voor bezoeken van de kinderen aan de vader in het weekend een grote belasting zal vormen. De moeder heeft weliswaar aangeboden om de kinderen te halen en te brengen, of in ieder geval de kosten van het halen en brengen voor haar rekening te nemen, maar dit weegt niet op tegen het feit dat het contact tussen de vader en de kinderen sterk verminderd zal worden en meer tijd en organisatie zal kosten.
Voor de kinderen is van belang dat zij hun ontwikkeling ongestoord kunnen voortzetten in een voor hen vertrouwde omgeving, in de nabijheid van de vader en familieleden met wie zij een band hebben opgebouwd. Zij verblijven – sinds het vertrek van de moeder – met de vader in de woning waar zij met de vader en de moeder als gezin hebben gewoond. De kinderen zijn nog erg jong en hebben belang bij rust en stabiliteit, zodat de rechtbank het meer in hun belang acht dat hun huidige woonsituatie wordt voortgezet, dan dat zij naar [woonplaats X] gaan verhuizen om bij de moeder te gaan wonen. Bovendien is van belang dat zij in een stabiele omgeving opgroeien. In dat verband is van belang dat de moeder kampt met psychische problematiek, waarbij niet duidelijk is of zij in staat is zelf de zorg voor de kinderen te dragen en daarmee ook niet of de kinderen in een stabiele woonsituatie terecht komen. De moeder heeft de door de vader geuite zorgen met betrekking tot haar geestelijke gesteldheid onvoldoende gemotiveerd weersproken. De moeder is nog onder (vervolg)behandeling van specialisten. De rechtbank neemt verder in aanmerking dat het in sociaal opzicht, op school en op de kinderopvang op dit moment goed gaat het met de kinderen in [woonplaats Y] . Zowel [minderjarige 1] als [minderjarige 2] , maar ook de vader, krijgen daar de ondersteuning die zij nodig hebben, zowel van professionals maar ook van familie en vrienden, waardoor in [woonplaats Y] een voor de kinderen veilige en stabiele opvoedsituatie bestaat. Daarbij komt dat [minderjarige 1] bij een vertrek naar [woonplaats X] zal moeten starten op een nieuwe school, terwijl juist in [woonplaats Y] de nodige stappen zijn genomen om er voor te zorgen dat hij, ondanks zijn achterstand, op zijn eigen vertrouwde school kan blijven. Dit alles neemt overigens niet weg dat het verre van ideaal is voor de kinderen dat de moeder in [woonplaats X] woont, terwijl zij in [woonplaats Y] verblijven. Dit zal het contact tussen hen en de moeder beperken, wat de rechtbank ook niet in het belang van de kinderen acht. Het is echter de moeder die deze situatie heeft laten ontstaan.
Alle belangen en omstandigheden in aanmerking nemende is de rechtbank van oordeel dat de belangen van de kinderen en de vader om de huidige woonsituatie van de kinderen voort te zetten zwaarder wegen dan het belang van de moeder om de kinderen naar [woonplaats X] te laten verhuizen. De rechtbank acht daarbij het voortzetten van de ontwikkeling van de kinderen in de voor hen vertrouwde omgeving en het continueren van de rol die de vader heeft in het leven van de kinderen doorslaggevend.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek van de moeder tot het verkrijgen van vervangende toestemming voor de verhuizing van de kinderen naar [woonplaats X] afwijzen.
Inschrijvingen
Omdat de rechtbank het verzoek van de moeder ten aanzien van de verhuizing afwijst, zullen ook haar verzoeken om haar vervangende toestemming te geven voor de inschrijving van [minderjarige 1] op een school in [woonplaats X] en voor de inschrijving van de kinderen in de gemeente [woonplaats X] worden afgewezen.
Hoofdverblijfplaats
Nu de moeder al is verhuisd naar [woonplaats X] en de rechtbank haar geen vervangende toestemming zal geven om de kinderen daar ook naartoe te laten verhuizen, zal de rechtbank het verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen toewijzen.
Zorgregeling
Vooralsnog beschouwt de rechtbank zich onvoldoende geïnformeerd over de (on)mogelijkheden van contact van de moeder met de kinderen en over de wijze waarop dat contact zou kunnen worden vormgegeven. De rechtbank zal daarom een beslissing met betrekking tot het vaststellen van een zorgregeling aanhouden en de Raad verzoeken op dit punt onderzoek te verrichten en te rapporteren en te adviseren. Het onderzoek dient gericht te zijn op de vraag welke regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken in het belang van de kinderen is en hoe de belcontacten het meest in het belang van de kinderen kunnen worden vorm gegeven.
De rechtbank acht het wel van groot belang dat er in afwachting van de uitkomsten van het raadsonderzoek contact is tussen de moeder en de kinderen. De rechtbank is gebleken dat het SKT is gestart met de begeleiding van de moeder bij de contacten met de kinderen. De rechtbank gaat ervan uit dat de ouders – gedurende de uitvoering van het raadsonderzoek – onder regie van het SKT de begeleide contacten voortzetten en dat ook de wekelijkse telefonische contacten van de moeder met de kinderen worden voortgezet en zo mogelijk worden uitgebreid.
De rechtbank beslist als volgt.

Beslissing

De rechtbank:
wijst af de verzoeken van de moeder strekkende tot het verkrijgen van vervangende
toestemming om [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] , en [minderjarige 2] geboren op [geboortedatum] 2017 te ’ [geboorteplaats] te verhuizen naar [woonplaats X] , om [minderjarige 1] in te schrijven op de basisschool Het [naam school] te [woonplaats X] en om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in te schrijven in de gemeente [woonplaats X] ;
bepaalt dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] de hoofdverblijfplaats hebben bij de vader, en verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming een onderzoek te verrichten met het hiervoor omschreven doel en daarover aan de rechtbank te rapporteren en advies uit te brengen; de Raad kan daartoe telefonisch een eerste afspraak maken met de ouders, die te bereiken zijn op de volgende telefoonnummers: [tel. nr.] (advocaat moeder) en [tel. nr.] (advocaat vader);
bepaalt dat de griffier een afschrift van de processtukken aan de Raad voor de Kinderbescherming zal toesturen;
houdt de behandeling aan tot
1 juli 2020 pro forma; uiterlijk op die datum dient de Raad voor de Kinderbescherming zo mogelijk zijn rapport met advies te hebben uitgebracht aan de rechtbank met kopie aan beide ouders en hun advocaten;
bepaalt dat de behandeling ter terechtzitting, na ontvangst van het rapport en advies, zal worden voortgezet op een nader te bepalen datum en tijdstip in aanwezigheid van de Raad voor de Kinderbescherming;

houdt iedere verdere beslissing ten aanzien van de zorgregeling aan.

Deze beschikking is gegeven door mrs. I. Zetstra, L. Koper en Y.C. Bours, rechters tevens kinderrechters, bijgestaan door V. van den Hoed-Koreneef als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 december 2019.