In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 29 juli 2019, wordt de aanvraag van eiser, een jongvolwassene met de Syrische nationaliteit, voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van gezinshereniging behandeld. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die zijn aanvraag had afgewezen. De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft verricht en eiser ten onrechte niet heeft gehoord voordat het bestreden besluit werd genomen. De rechtbank stelt vast dat na de tussenuitspraak een aanvullend besluit is genomen, maar dat verweerder niet onterecht heeft gesteld dat eiser niet heeft aangetoond dat de gezinsband met zijn ouders niet is verbroken. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd en dat verweerder de gebreken in de besluitvorming moet herstellen. De rechtbank geeft verweerder tien weken de tijd om dit te doen, met de mogelijkheid voor eiser om te reageren op het herstel.