ECLI:NL:RBDHA:2019:14673
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming
In deze zaak heeft de kinderrechter op 14 februari 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren op een onbekende datum in 2019. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd op 12 november 2019 en gold tot 17 februari 2020. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 17 november 2020, op verzoek van de Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland, de gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling. De moeder van de minderjarige, bijgestaan door haar advocaat mr. M. Cortet, was het niet eens met de verlenging, omdat zij vond dat er geen ernstige bedreiging was voor de ontwikkeling van haar kind. De vader steunde deze stelling. De kinderrechter oordeelde echter dat de gronden voor ondertoezichtstelling, zoals genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek, nog steeds aanwezig waren. De moeder was veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden voor een ernstig strafbaar feit, en het Openbaar Ministerie had hoger beroep aangetekend. Dit creëerde een serieuze bedreiging voor de ontwikkeling van de minderjarige. De kinderrechter concludeerde dat, ondanks de goede samenwerking tussen de ouders en de hulpverlenende instantie, een ondertoezichtstelling noodzakelijk was om de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de griffier P.A. Kok aanwezig. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is op 6 maart 2020 vastgesteld. Hoger beroep kan worden ingesteld door de verzoeker en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.