ECLI:NL:RBDHA:2019:14669
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielprocedure na uitspraak bodemprocedure
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 maart 2019 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. Y. Tamer, had een verzoek ingediend tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door drs. J.D. Albarda. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd gedaan naar aanleiding van een besluit van 28 februari 2019, waarin de aanvraag van verzoeker voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk werd verklaard. Verzoeker had tegen dit besluit beroep ingesteld en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.
Tijdens de zitting op 14 maart 2019 werd duidelijk dat de rechtbank inmiddels al had geoordeeld over het beroep van verzoeker in een andere zaak, zaaknummer NL19.4733. De voorzieningenrechter overwoog dat een voorlopige voorziening alleen mogelijk is als de rechtbank nog niet op het beroep heeft beslist. Aangezien er inmiddels een uitspraak was gedaan, was het verzoek om een voorlopige voorziening niet meer mogelijk. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek afgewezen en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak werd gedaan door mr. M. van Nooijen, in aanwezigheid van griffier mr. N.S.J. Letschert, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.