1.4Eiseressen hebben hiertegen bezwaar gemaakt. De Commissie voor Bezwaar van de Raad voor Rechtsbijstand (hierna: de Commissie) acht artikel 6c van de Inschrijvingsvoorwaarden op zichzelf genomen niet in strijd met het recht. Wel heeft de Commissie verweerder geadviseerd het bezwaar gegrond te verklaren en artikel 6c in het geval van eiseressen voor het gehele jaar 2018 buiten toepassing te laten. Gelet op de grote financiële gevolgen voor de praktijkvoering en het feit dat eiseressen eerst vanaf de publicatie in de Staatscourant en de nieuwsbrief van 14 februari 2018 bekend konden zijn met de gewijzigde voorwaarden had verweerder eiseressen een langere periode moeten gunnen om zich op de gewijzigde situatie voor te bereiden.
2. Verweerder heeft in de bestreden besluiten de uitsluiting van de piketregeling gehandhaafd en heeft daaraan ten grondslag gelegd dat hij dient zorg te dragen voor een zo evenwichtig mogelijke spreiding van het aanbod van de verlening van rechtsbijstand in het ressort alsmede voor een zo doelmatig mogelijke besteding van de hem ter beschikking staande middelen. Verweerder dient te waken voor het dichtslibben van het aanbod van de rechtsbijstandverleners op het terrein van de BOPZ en moet tevens de kwaliteit waarborgen van de op basis van de wet gesubsidieerde rechtsbijstand. Tegen die achtergrond zijn op het terrein van de BOPZ wachtlijsten ingesteld om enerzijds te kunnen waarborgen dat voldoende advocaten zaken kunnen behandelen en anderzijds te zorgen voor een geleidelijke instroom van nieuwe rechtsbijstandverleners. Een advocaat die is toegelaten tot de rechtsbijstand op het terrein van de BOPZ behoort minimaal 25 toevoegingszaken per jaar te behandelen. Artikel 6c van de Inschrijvingsvoorwaarden heeft dan ook tot doel een meer evenwichtige verdeling van zaken over deelnemende advocaten te garanderen, zodat meer advocaten in de gelegenheid worden gesteld op dit terrein relevante werkervaring op te doen. Verweerder heeft de telling van het aantal BOPZ-toevoegingen laten ingaan per 1 maart 2018 in plaats van 1 januari 2018. Eiseressen 1 en 3 komen daardoor onder de grens van de 70 toevoegingen, zodat inroostering vanaf 1 januari 2019 tot en met 30 juni 2019 zou moeten plaatsvinden, maar omdat eiseressen in de periode van 1 maart 2018 tot en met 31 december 2018 meer dan 70 toevoegingen hebben ontvangen, zouden zij in de periode 1 juli 2019 tot en met 31 december 2019 van de planning uitgesloten moeten worden. Omdat dit feitelijk neerkomt op een uitsluiting voor een half jaar in 2019 heeft verweerder de rechtsgevolgen van de besluiten in stand gelaten.
Bij eiseres 2 komt het aantal toevoegingen ook na de gewijzigde telling uit boven de grens van 70 zaken, waardoor het besluit in stand kan blijven.
3. Eiseressen hebben in beroep primair aangevoerd dat verweerder op grond van de Wet op de Rechtsbijstand (Wrb) niet de bevoegdheid heeft tot het nemen van de bestreden maatregelen neergelegd in artikel 6c van de Inschrijvingsvoorwaarden. Daarnaast is het artikel in strijd met artikel 15, eerste lid en artikel 16 van het Handvest Grondrechten Europese Unie (hierna: het Handvest) en artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) en met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Zo is bij de totstandkoming ten onrechte voorbij gegaan aan de opvattingen van de vereniging van Patiëntrecht advocaten Nederland (vPAN) en de deelnemers van de Ronde Tafelconferentie. De regeling zal willekeurig uitpakken, nu de arrondissementen verschillende werkwijzen hebben. Doordat er teveel advocaten tot het piket zijn toegelaten, zal er geen evenrediger werkverdeling volgen. De regeling is innerlijk tegenstrijdig, nu in sub 4 is opgenomen dat de toegelaten advocaat verplicht is deel te nemen aan de piketplanning voor psychiatrie.
Subsidiair hebben eiseressen aangevoerd dat het besluit niet in stand kan blijven, omdat verweerder niet het advies van de adviescommissie heeft opgevolgd. Daarbij heeft verweerder voor eiseressen 1 en 3 ten onrechte besloten de rechtsgevolgen van de beslissing in stand te laten. Eiseressen 1 en 3 hadden de toevoegingsgrens immers niet bereikt op het moment dat het besluit werd genomen. De redenering dat eerst naderhand zou zijn gebleken dat eiseressen 1 en 3 mogelijk in het jaar 2018 toch meer dan 70 zaken zouden hebben behandeld, is geen rechtens te respecteren argument om de besluiten, dan wel de gevolgen daarvan, in stand te laten. Er hoeft niet voor gewaakt te worden dat de toevoer van het aanbod van rechtsbijstandsverleners op terrein van de BOPZ dichtslibt. Het fenomeen van de stam advocatuur bestaat in meeste arrondissementen al heel lang en heeft dan ook niets met de beleidswijziging te maken. De regeling is te snel ingevoerd en niet duidelijk is waarom van overgangsrecht is afgezien. De praktijk van eiseressen zal langzaam uitsterven, terwijl zij er op mochten vertrouwen dat zij in de gekozen richting werkzaam zouden kunnen blijven.
Tot slot hebben eiseressen zich op het standpunt gesteld dat zij onevenredig worden getroffen. Eiseres 1 heeft een eenmanskantoor en legt zich voornamelijk toe op de verlening van rechtsbijstand aan psychiatrische patiënten. Zij schat dat zij minimaal € 20.000, per jaar, incl. BTW minder aan omzet zal behalen. Als dit zo blijft, zal zij haar praktijk niet kunnen voortzetten. Eiseres 2 stelt dat zij, als zeer ervaren BOPZ advocaat, een omzet zal genereren van € 35.000,- incl. BTW, indien zij jaarlijks maar 70 toevoegingen mag doen. Dat is onvoldoende om een praktijk te kunnen financieren, waaronder de betaling van opleidingskosten. Eiseres 3 heeft een eenmanskantoor en schat dat zij op jaarbasis 25 zaken minder te behandelen zal hebben, wat een schade oplevert van minimaal € 15.000,-.
4. Op grond van artikel 7a, eerste lid aanhef en onder a van de Wrb draagt het bestuur zorg voor een zo evenwichtig mogelijke spreiding van het aanbod van de verlening van de rechtsbijstand en voor een zo doelmatig mogelijke besteding van de hem ter beschikking staande middelen.
Op grond van artikel 8 van de Wrb kan het bestuur voor de uitvoering of voorbereiding van bepaalde werkzaamheden commissies instellen, waarvan ook anderen dan leden van het bestuur deel kunnen uitmaken.
Op grond van artikel 14 van de Wrb worden alle in Nederland kantoor houdende advocaten die daartoe een aanvraag hebben ingediend, door het bestuur ingeschreven indien zij voldoen aan de in artikel 15 bedoelde voorwaarden. Het bestuur kan regels stellen met betrekking tot deze voorwaarden. Deze regels moeten worden goedgekeurd door Onze Minister.
Op grond van artikel 15 Wrb kunnen de door het bestuur te stellen regels met betrekking tot de voorwaarden betrekking hebben op:
a. het minimum en het maximum aantal zaken waarvoor een advocaat jaarlijks zal worden toegevoegd;
b. de deskundigheid van de advocaat op bepaalde rechtsgebieden;
c. de organisatie van het kantoor waar de advocaat werkzaam is;
d. de verslaglegging door de advocaat omtrent de door hem verleende rechtsbijstand.