Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] ,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
Procesverloop
Overwegingen
2.1 Bij besluit van 24 augustus 2017 is referent in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, Vw. Deze is geldig van 23 juni 2017 tot 23 juni 2022.
2.2 Op 15 november 2017 heeft referent de voorliggende aanvraag voor eiser ingediend. Gelijktijdig heeft hij een mvv-aanvraag voor zijn echtgenote en zijn ouders (de heer [naam 2] en mevrouw [naam 3] ) ingediend.
2.2.1 De aanvraag van zijn echtgenote is ingewilligd. Na deze inwilliging is zij nog een paar maanden in Syrië gebleven om (naar eigen zeggen) voor eiser en haar schoonouders te zorgen. Zij is op de uiterste geldigheidsdatum van de mvv naar Nederland gereisd. Sindsdien is zij nog meerdere keren naar Syrië gereisd om (naar eigen zeggen) voor hen te zorgen.
2.2.2 Bij besluit van 15 april 2019 is de aanvraag van de ouders afgewezen. Vervolgens is bij uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 19 september 2019 (ECLI:RBNHO:2019:8277) het beroep tegen dit besluit gegrond verklaard en is het besluit vernietigd. Hiertegen is geen rechtsmiddel ingesteld zodat deze uitspraak in rechte vaststaat. In deze uitspraak is het volgende overwogen:
“4.3 Verweerder heeft in het bestreden besluit overwogen dat niet is gebleken van banden tussen referent en eisers die zo sterk zijn dat als gevolg van de scheiding de betreffende gezinsleden niet in staat zijn zelfstandig te functioneren. Ook is niet aangetoond dat de medische klachten van eisers ernstig zijn toegenomen als gevolg van de scheiding. Verweerder heeft daarbij in aanmerking genomen dat enkel is gebleken dat de feitelijke zorg voor eisers na het vertrek van referent is overgenomen door zijn echtgenote tot het moment dat zij Syrië heeft verlaten. Niet onderbouwd is dat eisers zich voor de feitelijke zorg niet op derden kunnen beroepen. Hieruit maakt verweerder op dat de feitelijke zorg voor eisers niet specifiek afhankelijk is van referent zodat geen sprake is van een meer dan normale afhankelijkheidsrelatie. Naar het oordeel van de rechtbank hanteert verweerder hiermee een te strenge maatstaf. Immers, uit hetgeen hiervoor is overwogen is voor de beoordeling of sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie van belang dat er daadwerkelijk hechte persoonlijke banden bestaan tussen eisers en referent. Daarbij dient onder meer te worden betrokken de samenwoning van eisers en referent, de mate van emotionele afhankelijkheid tussen eisers en referent over en weer, de financiële afhankelijkheid, de gezondheid van eisers, de banden met het land van herkomst en de overige door eisers en referent genoemde omstandigheden, zoals de gedeelde zorg voor het broertje van referent en de oorlogssituatie in Syrië waardoor eisers steeds moeten verhuizen. Voor zover verweerder deze omstandigheden in zijn overwegingen heeft betrokken, is de rechtbank van oordeel dat verweerder hierbij steeds van doorslaggevend belang heeft geacht of eisers exclusief van referent afhankelijk zijn. Een en ander in strijd met de hiervoor genoemde jurisprudentie.
3.1 In het verweerschrift stelt verweerder zich op het standpunt dat iedere zaak op zijn eigen merites wordt beoordeeld. Dit klemt temeer nu het gaat om de beoordeling van een specifieke relatie. Ter zitting heeft verweerder desgevraagd nog gesteld dat het gehoor dat recent in de zaak van de ouders is gehouden, niet relevant is voor de beoordeling van de zaak van eiser en dat het gehoor daarom in deze zaak buiten beschouwing moet worden gelaten.
Daarnaast heeft referent bij de voorliggende aanvraag reeds toegelicht dat eiser bang is om mensen te ontmoeten en liever bij mensen is die hij al kent en waar hij zich vertrouwd bij voelt. Voor de beoordeling of referent feitelijk de primaire of vervangende verzorger van eiser is, is het niet nodig om vast te stellen dat eiser autisme heeft. Immers, er dient te worden gekeken naar de feitelijke situatie. Niet in geschil is dat eiser een trauma heeft opgelopen als gevolg van een bombardement en vanwege dit trauma extra verzorging nodig heeft. Ook is niet door verweerder betwist dat referent een groot deel van de zorgtaken van eiser voor zijn rekening heeft genomen in Syrië. Dat de ouders van eiser ook nog in beeld waren, maakt dit niet anders, nu bij de beoordeling van hechte persoonlijke banden niet is vereist dat de ouders uit beeld zijn dan wel helemaal geen zorgtaken meer verrichten.
Voorts is niet aannemelijk gemaakt dat referent de feitelijke primaire of vervangende verzorger van eiser is, nu niet aannemelijk is gemaakt dat eiser autisme heeft. Het is hierdoor niet mogelijk om vast te stellen of hij hulpbehoevend is. Ook indien het autisme van eiser wel aannemelijk was gemaakt, is niet aannemelijk geworden dat referent in Syrië de feitelijke primaire of vervangende verzorger van eiser was.
Verder is niet in geschil dat eiser in Syrië in zijn dagelijkse behoeftes werd ondersteund door referent. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende duidelijk geworden dat eiser zelfs in grote mate werd ondersteund door referent gelet op zijn minderjarigheid en beperkingen. Hieruit volgt voldoende dat eiser in grote mate emotioneel afhankelijk is van referent. Ten onrechte heeft verweerder een te grote nadruk gelegd op de stelling van eiser dat hij de ondersteuning van referent nodig had vanwege zijn autisme. Zowel in beroep als ter zitting is door eiser toegelicht dat niet zozeer de oorzaak van zijn problemen van belang is, maar met name de dagelijkse problemen zelf (zoals de problemen met betrekking tot het leggen van contact met personen die hem niet vertrouwd zijn). Het feit dat eiser niet officieel is gediagnostiseerd met autisme en niet onder behandeling van een specialist staat, sluit niet uit dat hij hulpbehoevend is. Deze hulpbehoevendheid en de geboden hulp door referent, zijn toegelicht en onderbouwd door referent. Verweerder heeft zich hier onvoldoende rekenschap van gegeven. Niet alleen uit de problematiek van eiser zelf maar ook uit de niet betwiste medische situatie van de ouders, kan opgemaakt worden dat eiser (emotioneel) afhankelijk is van referent. Zo lijdt de vader aan oogproblemen, diabetes en een hoge bloeddruk. De moeder lijdt aan hartproblemen en een hoge bloeddruk. Verder is niet betwist dat referent de kostwinner van het gezin was en dat het hele gezin derhalve in hoge mate financieel afhankelijk van hem was. Dit is nog steeds het geval, nu referent zijn ouders en eiser financieel is blijven ondersteunen. Dat eiser en zijn ouders afhankelijk zijn van referent, blijkt ook uit het feit dat de echtgenote van referent na de inwilliging van haar mvv-aanvraag nog maanden in Syrië is gebleven en na inreis in Nederland nog meermalen is teruggekeerd. De rechtbank acht het aannemelijk dat de reden hiervan de behoefte aan ondersteuning van eiser en de ouders is. Referent is daar zelf niet toe in staat omdat zijn verblijfsvergunning asiel is verleend op de zogenaamde ‘a-grond’.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen een termijn van zes (6) weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiser met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op € 174,- te betalen aan eiser als vergoeding voor het betaalde griffierecht;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt verweerder op € 1.024,- te betalen.