In deze zaak heeft de werkgever verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de werkneemster op grond van ernstig verwijtbaar handelen, omdat de werkneemster haar re-integratieverplichtingen niet nakwam. De werkgever heeft de kantonrechter op 27 september 2019 verzocht om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, na herhaalde oproepen aan de werkneemster om zich te melden bij de bedrijfsarts. De werkneemster is niet verschenen op de zittingen van 5 november en 12 december 2019, ondanks dat zij op haar woonadres was opgeroepen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werkneemster, die sinds 14 februari 2018 arbeidsongeschikt was, geen gehoor heeft gegeven aan de oproepen van de werkgever en de bedrijfsarts. De werkgever heeft haar meerdere keren schriftelijk gemaand tot nakoming van haar re-integratieverplichtingen en heeft ook het loon opgeschort. Daarnaast heeft de werkgever een deskundigenoordeel van het UWV verkregen, waaruit bleek dat de werkneemster onvoldoende meewerkte aan haar re-integratie. De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst, omdat de werkneemster zonder deugdelijke grond haar verplichtingen niet nakwam. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 21 december 2019 en de werkneemster veroordeeld in de proceskosten.