ECLI:NL:RBDHA:2019:14603

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 december 2019
Publicatiedatum
4 februari 2020
Zaaknummer
09/993005-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van (gewoonte)witwassen door gebruik van bankrekening en bankpas

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 9 december 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van of medeplichtigheid aan het (gewoonte)witwassen van grote geldbedragen. De verdachte werd vrijgesproken omdat de rechtbank niet kon vaststellen dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte. De verdachte had zijn bankpas afgegeven aan de medeverdachte, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet wist dat er grote geldbedragen werden witgewassen via zijn bankrekening. De verdachte was recent vanuit China naar Nederland gekomen en sprak de Nederlandse taal niet. De rechtbank nam in overweging dat het gebruikelijk was binnen het bedrijf om de bankpas aan de medeverdachte af te geven en dat de verdachte in de veronderstelling was dat dit de normale gang van zaken was. De rechtbank concludeerde dat het enkele feit dat de verdachte zijn bankrekening ter beschikking had gesteld aan de medeverdachte, niet voldoende was om opzet op het medeplegen van witwassen aan te nemen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/993005-16
Datum uitspraak: 9 december 2019
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1983 te [geboorteplaats] ),
BRP-adres: [adres 1]
De verdachte wordt hierna ook aangeduid als: [naam 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 20 maart 2018 (regie) en 25 november 2019 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R.J. Boswijk en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. R. van Leusden naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 23 december 2008 tot en met 18 januari 2016 te Den Haag, Ouderkerk aan de Amstel, Rosmalen en/of Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
a.
(telkens) van één of meer voorwerp(en), te weten
- grote girale en/of contante geldbedragen tot een totaalbedrag van (circa) 88.135 euro (DOC-0056), althans 13.000 euro, in ieder geval grote geldbedragen,
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op genoemde voorwerpen was/waren, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
b.
(telkens) één of meer voorwerp(en), te weten
- grote girale en/of contante geldbedragen tot een totaalbedrag van (circa) 88.135 euro (DOC-0056), althans 13.000 euro, in ieder geval grote geldbedragen,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet en/of van genoemde voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of een of meer onbekend gebleven personen, op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 23 december 2008 tot en met 18 januari 2016 te Den Haag, Ouderkerk aan de Amstel, Rosmalen en/of Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
a.
(telkens) één of meer voorwerp(en), te weten
- grote girale en/of contante geldbedragen tot een totaalbedrag van (circa) 88.135 euro (DOC-0056), althans 13.000 euro, in ieder geval grote geldbedragen, althans grote geldbedragen,
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op genoemde voorwerpen was/waren, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl die [medeverdachte 1] en/of een of meer onbekend gebleven personen en/of zijn/hun mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf, terwijl die [medeverdachte 1] en/of een of meer onbekend gebleven personen en/of zijn/hun mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
en/of
b.
(telkens) van één of meer voorwerp(en), te weten
- grote girale en/of contante geldbedragen tot een totaalbedrag van (circa) 88.135 euro (DOC-0056), althans 13.000 euro, in ieder geval grote geldbedragen,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet, en/of van genoemde voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl die [medeverdachte 1] en/of een of meer onbekend gebleven personen en/of zijn/hun mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf, terwijl die [medeverdachte 1] en/of een of meer onbekend gebleven personen en/of zijn/hun mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 23 december 2008 tot en met 18 januari 2016 te Den Haag, Ouderkerk aan de Amstel, Rosmalen en/of Amsterdam, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, en/of (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest door (een) bankrekening(en) op zijn/verdachtes naam te openen en/of zijn/verdachtes bankpas(sen) ter beschikking te stellen aan die [medeverdachte 1] en/of een of meer onbekend gebleven personen en/of zijn/hun mededader(s) en/of contante geldopname(s) en/of contante geldstortingen te doen.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De hieronder weergegeven feiten en omstandigheden, die volgen uit het dossier, hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan.
Naar aanleiding van diverse meldingen van ongebruikelijke transacties met betrekking tot [medeverdachte 2] , [naam 11] (hierna: [medeverdachte 3] ) en [medeverdachte 1] en na nader onderzoek door de Financial Intelligence Unit-Nederland werd door de Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst van de Belastingdienst (hierna: FIOD) een strafrechtelijk onderzoek ingesteld.
Uit dat onderzoek is onder meer gebleken dat er in de periode van 7 januari 2009 tot en met 11 december 2013 88 contante stortingen met een totaalbedrag van € 551.830,- op de bankrekening van [medeverdachte 2] hebben plaatsgevonden. Voorts hebben er in de periode van
5 juli 2012 tot en met 15 september 2013 73 contante stortingen met een totaalbedrag van
€ 861.580,- op de bankrekening van [medeverdachte 3] plaatsgevonden. Tevens zijn vanaf de bankrekeningen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] overboekingen van grote geldbedragen naar verschillende bankrekeningen in China verricht.
Omdat voornoemde contante stortingen niet in verhouding stonden met de bekende legale inkomsten van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , zijn zij als verdachten van witwassen aangemerkt.
[medeverdachte 3] bleek inmiddels teruggekeerd naar China te zijn. Hij kon niet meer verhoord worden.
[medeverdachte 2] is aangehouden en meerdere malen verhoord.
[medeverdachte 1] is in eerste instantie als getuige gehoord. [medeverdachte 2] is een oom van [medeverdachte 1] .
Uit de verklaringen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] is vervolgens de verdenking ontstaan dat [medeverdachte 1] de bankrekeningen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] heeft gebruikt om grote contante geldbedragen wit te wassen. [medeverdachte 1] is vervolgens ook als verdachte van witwassen aangemerkt.
Uit nader onderzoek is verder de verdenking ontstaan dat [medeverdachte 1] ook de bankrekening van [verdachte] (hierna: [naam 1] ) heeft gebruikt voor het witwassen van contante geldbedragen.
[verdachte] is een neef van [medeverdachte 1] .
Uit onderzoek naar de bankrekening van [verdachte] is gebleken dat er in de periode van 7 januari 2009 tot en met 1 december 2014 48 contante stortingen met een totaalbedrag van
€ 88.135,- hebben plaatsgevonden. Voorts hebben er via zijn bankrekening overboekingen van grote geldbedragen naar buitenlandse bankrekeningen plaatsgevonden. Omdat de bekende legale inkomsten van [verdachte] voornoemde contante stortingen niet konden verklaren, is [verdachte] aangemerkt als verdachte van witwassen.
Uit onderzoek is tevens gebleken dat op 18 november 2014 bij een geldautomaat in Amsterdam respectievelijk € 10.000,- en € 13.000,- contant op de bankrekeningen van [medeverdachte 2] en [verdachte] is gestort. Daarbij waren [medeverdachte 2] , [verdachte] en ook [medeverdachte 1] aanwezig.
De verdachte wordt ervan verdacht dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan – kort samengevat – het medeplegen van (gewoonte)witwassen van een geldbedrag van € 88.135,-, althans € 13.000,-. Subsidiair wordt de verdachte ervan verdacht dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan het (gewoonte)witwassen van voornoemde geldbedragen door zijn bankrekening en zijn bankpas voor contante geldstortingen en overboekingen aan [medeverdachte 1] ter beschikking te stellen.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich – zoals verwoord in zijn schriftelijke requisitoir – op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. De verdachte heeft zijn bankrekening door zijn werkgever laten gebruiken, terwijl daar geen enkele goede reden voor was. De verdachte wist van de contante stortingen op zijn bankrekening, waarvoor de verdachte geen logische verklaring heeft. Voorts was de verdachte betrokken bij het storten van € 13.000,- op zijn bankrekening op 18 november 2014. Daarom is de officier van justitie van mening dat het medeplegen van gewoontewitwassen wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – zoals verwoord in zijn pleitnota – vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde feit bepleit. Voor zover nodig zal de rechtbank hieronder ingaan op de door de raadsman gevoerde verweren.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
De bewijsmiddelen
[medeverdachte 1] was in de ten laste gelegde periode mede-eigenaar van het wokrestaurant Rosarium gelegen in het Westbroekpark te Den Haag. [1] Hij heeft geregeld dat [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [verdachte] vanuit China naar Nederland zijn gekomen om te komen werken in zijn restaurant als gastarbeiders. [medeverdachte 2] en [verdachte] zijn in 2008 naar Nederland gekomen, [medeverdachte 3] in 2011. Hun werkvergunningen en verblijfplaatsen in Nederland werden door [medeverdachte 1] geregeld. [2]
Na aankomst in Nederland hebben [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [verdachte] een bankrekening bij de ABN AMRO geopend. [3] [medeverdachte 2] en [verdachte] hebben verklaard dat [medeverdachte 1] samen met hen naar de bank is gegaan om de rekening te openen. Verder hebben zij verklaard dat hun verkregen bankpassen gedurende een lange periode door [medeverdachte 1] werden bewaard. [medeverdachte 2] verklaarde dat het briefje waarop zijn pincode stond bij zijn neef (de rechtbank neemt aan: [medeverdachte 1] ) lag. [verdachte] verklaarde dat hij misschien een keer zijn pincode aan [medeverdachte 1] heeft gegeven. [4] [medeverdachte 1] heeft ook verklaard dat het beleid van zijn bedrijf was om de bankpassen van de werknemers één jaar in te houden. Verder werden alle brieven van de banken door het bedrijf in ontvangst genomen. [5]
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaringen van [medeverdachte 2] en [verdachte] , inhoudende dat hun bankpassen gedurende een lange periode in het bezit waren van [medeverdachte 1] en dat de pincodes van [medeverdachte 2] en [verdachte] bij [medeverdachte 1] bekend waren. Hun verklaringen worden in voldoende mate ondersteund door de eigen verklaring van [medeverdachte 1] .
Tussenconclusie I
Op grond van het vorenstaande gaat de rechtbank ervan uit dat [medeverdachte 1] gedurende een lange periode de bankpassen van [medeverdachte 2] en [verdachte] in zijn bezit heeft gehad.
De bankrekening van [medeverdachte 2]
Op 23 december 2008 heeft [medeverdachte 2] een bankrekening bij de ABN AMRO bank geopend. [6] In de periode van 7 januari 2009 tot en met 11 december 2013 hebben er bij geldautomaten in Rosmalen en Den Haag 88 contante stortingen met een totaalbedrag van € 551.830,- op die bankrekening (met nummer [bankrekening2] ) plaatsgevonden. Deze stortingen zijn, met uitzondering van drie stortingen in 2013 met een totaalbedrag van € 600,-, telkens gedaan met de bankpas met het nummer [bankpasnummer] . [7] De drie stortingen in 2013 zijn gedaan met de bankpas met het nummer [bankpasnummer2] .
Voorts is 18 november 2014 een bedrag van € 10.000,- contant op deze rekening gestort bij een geldautomaat gelegen aan het [adres 2] te Amsterdam. [8]
Contante stortingen
Op 20 september 2012 om 9.51 uur is een contante storting van € 20.250,- gedaan bij een geldautomaat aan de [adres 3] te Den Haag. Voornoemd bedrag bestond uit 25 biljetten van 50 euro, 105 biljetten van 100 euro en 16 biljetten van 500 euro.
Op 25 september 2012 om 15.46 uur is een contante storting van € 37.290,- gedaan bij een geldautomaat aan de [adres 3] te Den Haag. Voornoemd bedrag bestond uit 29 biljetten van 10 euro, 25 biljetten van 20 euro, 66 biljetten van 50 euro, 17 biljetten van 100 euro en 63 biljetten van 500 euro.
Op 5 december 2012 om 16.03 uur is een contante storting van € 30.400,- gedaan bij een geldautomaat aan de [adres 4] te Den Haag. Voornoemd bedrag bestond uit 5 biljetten van 20 euro, 6 van 50 euro en 60 biljetten van 500 euro. [9]
Overboekingen
In de periode van 25 februari 2011 tot en met 28 maart 2013 is door middel van 20 overboekingen een bedrag van in totaal € 408.200,- overgeboekt naar verschillende bankrekeningen in China, bestaande uit:
- een totaalbedrag van € 110.000,- naar [naam 2] ;
- een totaalbedrag van € 240.200,- naar [naam 4] ;
- een totaalbedrag van € 25.000,- naar [naam 5] ;
- een bedrag van € 30.000,- naar [naam 7] ;
- een bedrag van € 3.000,- naar [naam 8] . [10]
Op 18 november 2014 is een bedrag van € 10.000,- overgeboekt naar de bankrekening met het nummer [bankrekening3] met de omschrijving " [naam 9] LENING". [11]
Bij deze overboeking is gebruik gemaakt van een IP-adres dat in gebruik is bij Hotel [naamhotel] gevestigd op het adres [adres 5] te Amsterdam. [12] [bedrijf 1] is enig aandeelhouder en bestuurder van dat hotel. De vrouw van [medeverdachte 1] is de directeur/bestuurder van [bedrijf 1] . [13]
Betalingen
Op de bankafschriften van de bankrekening van [medeverdachte 2] is te zien dat er in de periode van 1 september 2009 tot en met 22 januari 2014 diverse betalingen hebben plaatsgevonden, die te relateren zijn aan [medeverdachte 1] , te weten betalingen van het schoolgeld van de dochter van [medeverdachte 1] , leasetermijnen van de auto van [medeverdachte 1] , diverse betalingen aan Dunea en Eneco met betrekking tot de woning van [medeverdachte 1] , betalingen aan de gemeente Den Haag voor onder andere erfpacht, betalingen aan Nationale Nederlanden voor de premie van de levensverzekering van [medeverdachte 1] en diverse betalingen aan het CJIB voor boetes die op naam staan van (de vrouw van) [medeverdachte 1] . [14]
De bankrekening van [medeverdachte 3]
Op 10 april 2012 heeft [medeverdachte 3] bij de ABN AMRO bank een bankrekening geopend. [15]
In de periode van 5 juli 2012 tot en met 15 september 2013 hebben er bij geldautomaten in Den Haag en Bergen op Zoom 73 contante stortingen met een totaalbedrag van
€ 861.580,- op die bankrekening (met nummer [bankrekening] ) plaatsgevonden. [16]
Contante stortingen
Op 26 april 2013 te 11.34 uur is een contante storting van € 37.750,- gedaan bij een geldautomaat aan de [adres 6] te Den Haag. Voornoemd bedrag bestond uit 79 biljetten van 50 euro, 2 biljetten van 100 euro, 13 biljetten van 200 euro en 62 biljetten van 500 euro.
Op 15 september 2013 te 0.43 uur is een contante storting van € 100.000,- gedaan bij een geldautomaat aan de [adres 4] te Den Haag. Voornoemd bedrag bestond uit 200 biljetten van 500 euro.
Op 20 september 2012 te 9.43 uur is een contante storting van € 20.150,- gedaan bij een geldautomaat aan de [adres 3] te Den Haag. Voornoemd bedrag bestond uit 3 biljetten van 50 euro, 150 biljetten van 100 euro en 25 biljetten van 200 euro.
Op 20 september 2012 te 9.45 uur is een contante storting van € 21.000,- gedaan bij een geldautomaat aan de [adres 3] te Den Haag. Voornoemd bedrag bestond uit 20 biljetten van 50 euro, 100 biljetten van 100 euro en 20 biljetten van 200 euro.
Op 5 december 2012 te 15.58 uur is een contante storting van € 42.500,- gedaan bij een geldautomaat aan de [adres 4] te Den Haag. Voornoemd bedrag bestond uit 50 biljetten van 100 euro, 55 biljetten van 200 euro en 53 biljetten van 500 euro.
Op 11 april 2013 te 2.35 uur is een contante storting van € 21.750,- gedaan bij een geldautomaat aan de [adres 4] te Den Haag. Voornoemd bedrag bestond uit 60 biljetten van 20 euro, 11 biljetten van 50 euro en 40 biljetten van 500 euro.
Op 26 april 2013 te 11.32 uur is een contante storting van € 38.000,- gedaan bij een geldautomaat aan de [adres 6] te Den Haag. Voornoemd bedrag bestond uit 65 biljetten van 200 euro en 50 biljetten van 500 euro. [17]
Overboekingen
In de periode van 10 juli 2012 tot en met 16 september 2013 hebben er in totaal 23 overboekingen plaatsgevonden naar personen in China voor een totaalbedrag van
€ 874.500,-, bestaande uit:
- een totaalbedrag van € 506.000,- naar [naam 2] ;
- een totaalbedrag van € 318.000,- naar [naam 4] ;
- een totaalbedrag van € 10.000,- naar [naam 6] ;
- een bedrag van € 40.500,- naar [naam 7] . [18]
Betalingen
Op de bankafschriften van de bankrekening van [medeverdachte 3] is voorts te zien dat er in de periode van 3 april 2013 tot en met 6 september 2013 diverse betalingen hebben plaatsgevonden, die te relateren zijn aan [medeverdachte 1] , te weten betalingen aan Dunea met betrekking tot de woning van [medeverdachte 1] , betalingen aan de gemeente Den Haag en betalingen aan Nationale Nederlanden voor de premie van de levensverzekering van [medeverdachte 1] . [19]
Tijdstip van contante stortingen en overboekingen
Na vergelijking van de contante stortingen op de bankrekening van [medeverdachte 2] met de contante stortingen op de bankrekening van [medeverdachte 3] is gebleken dat verschillende contante geldstortingen op de bankrekeningen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] op dezelfde dag en bij dezelfde stortingsautomaat zijn gedaan. Tussen deze contante stortingen op dezelfde datum zat slechts enkele minuten tijdsverschil. Ook werden op dezelfde datum op zowel de bankrekening van [medeverdachte 2] als op de bankrekening van [medeverdachte 3] meerdere malen geldbedragen ten gunste van dezelfde personen in China overgeboekt. Tussen deze overboekingen op dezelfde datum zat ook slechts enkele minuten tijdsverschil. [20]
De bankrekening van [verdachte]
Op 23 december 2008 heeft [verdachte] bij de ABN AMRO bank een bankrekening geopend. [21]
In de periode van 7 januari 2009 tot en met 1 december 2014 hebben er bij geldautomaten in Den Haag, Rosmalen en Amsterdam 48 contante stortingen met een totaalbedrag van
€ 88.135,- op die bankrekening (met nummer [bankrekening4] ) plaatsgevonden. Eén van de contante stortingen betrof een contante storting van € 13.000,- op 18 november 2014 bij een geldautomaat gelegen aan het [adres 8] te Amsterdam. [22]
Op de bankafschriften van de bankrekening van [verdachte] is verder het navolgende te zien.
Op 30 september 2011 is een bedrag van € 7.000,- bijgeschreven afkomstig van bankrekening [bankrekening5] met de omschrijving “ [medeverdachte 1] [adres 7] ’s-Gravenhage”. Op dezelfde dag wordt € 7.000,- overgemaakt naar de bankrekening [bankrekening6] met de omschrijving “ [naam 4] ”. [23]
Op 2 maart 2009 wordt een bedrag van € 4.700,- afgeschreven met de omschrijving " [bankomschrijving] [medeverdachte 1] ". Op 5 maart 2009 wordt een bedrag van € 4.700,- bijgeschreven met de omschrijving " [bankomschrijving] [medeverdachte 1] [adres 7] 's-Gravenhage". [24]
Op 28 augustus 2009 wordt een bedrag van € 5.000,- afgeschreven met de omschrijving " [bankomschrijving2] PAID EUR 5.000,00/21116256 [naam 9] ". [25]
Op 18 november 2014 wordt een bedrag van € 13.000,- afgeschreven met de omschrijving " [naam 9] . [26]
Bij de hiervoor genoemde overboeking van € 13.000,- is gebruik gemaakt van een IP-adres dat in gebruik is bij Hotel [naamhotel] gevestigd op het adres [adres 5] te Amsterdam. [27] [bedrijf 1] is enige aandeelhouder en bestuurder van dat hotel. De vrouw van [medeverdachte 1] is de directeur/bestuurder van [bedrijf 1] . [28]
Betalingen
In de periode van 3 april 2009 tot en met 5 januari 2012 hebben diverse betalingen plaatsgevonden, die te relateren zijn aan [medeverdachte 1] , te weten betalingen van leasetermijnen van de auto van [medeverdachte 1] , diverse betalingen aan de gemeente Den Haag, betalingen aan Nationale Nederlanden voor de premie van de levensverzekering van [medeverdachte 1] , diverse betalingen aan het CJIB en een betaling van een bedrag van € 18.841,66 als huur met betrekking tot een onderneming van de echtgenote van [medeverdachte 1] , te weten [bedrijf 2] . Ook heeft op deze bankrekening een bijschrijving plaatsgevonden naar aanleiding van te veel betaalde hypotheek door [medeverdachte 1] . [29]
Tussenconclusie II
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen kan geconcludeerd worden dat gedurende een lange periode grote contante geldbedragen op de bankrekeningen van [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [verdachte] werden gestort. Vanaf deze bankrekeningen zijn grote geldbedragen vervolgens overgeboekt naar diverse bankrekeningen van verschillende personen in China en Amerika.
Wie heeft deze contante stortingen en overboekingen verricht?
De verklaringen van [medeverdachte 1]
heeft verklaard dat [naam 2] een dorpsgenoot van hem in China is. Zij handelt in valuta. [naam 4] is de zus van zijn vader. Hij weet niet wie [naam 5] en [naam 6] zijn. [naam 7] is de broer van zijn moeder. [naam 8] is de schoonzoon van zijn oom. Hij woont in Griekenland. [naam 9] is de man van zijn zus. Zijn zus en [naam 9] wonen in Amerika.
In 2011 heeft [medeverdachte 1] [medeverdachte 3] als gastarbeider naar Nederland laten komen. Na afloop van zijn contract in september 2014 is [medeverdachte 3] teruggegaan naar China. [medeverdachte 3] verdiende € 1.500,- per maand. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij niets weet van de contante stortingen op en de overboekingen naar China via de bankrekening van [medeverdachte 3] . Hij weet niet waarom [medeverdachte 3] geld heeft overgemaakt naar de familie van [medeverdachte 1] .
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij zijn oom [medeverdachte 2] als gastarbeider vanuit China naar Nederland heeft laten komen. [medeverdachte 2] verdiende ongeveer € 1.700,- netto per maand. Zijn salaris werd contant uitbetaald. Volgens [medeverdachte 1] heeft [medeverdachte 2] zes jaar voor hem gewerkt en gedurende die jaren ongeveer € 100.000,- gespaard.
Over de contante stortingen op de bankrekening van [medeverdachte 2] voor een totaalbedrag van
€ 551.830,- heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij en [medeverdachte 2] geld hebben geïnvesteerd in de woningen van hun familie in China. [medeverdachte 1] heeft hiervoor € 300.000,- van zijn € 600.000,- spaargeld aan zijn oom gegeven. Het resterende bedrag is van [medeverdachte 2] . Van de € 300.000,- heeft [medeverdachte 1] een bedrag van in totaal € 130.000,- geleend van restaurant [naamrestaurant] . [medeverdachte 2] heeft ongeveer € 110.000,- van zijn eigen geld overgemaakt voor de verbouwing van zijn eigen woning in China. Dit geld heeft [medeverdachte 2] gespaard van zijn salaris.
Over de stortingen op de bankrekening van [verdachte] heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij alleen op de hoogte is van de € 10.000,- die in Rosmalen is gestort en de € 13.000,- die op 18 november 2014 is gestort.
Het geld dat op 18 november 2014 op de bankrekeningen van [medeverdachte 2] en [verdachte] werd gestort, was zijn spaargeld. Dat geld hebben [medeverdachte 2] en [verdachte] van hem geleend zodat zij het konden uitlenen aan de zus van [medeverdachte 1] in Amerika. [30]
De verklaringen van [medeverdachte 2]
heeft verklaard dat hij niets te maken heeft met de contante stortingen op zijn bankrekening. Hij heeft verklaard dat hij per maand ongeveer € 1.400,- verdiende en dat hij zijn salaris grotendeels vergokte. Hij heeft geen spaargeld. De verklaring van
[medeverdachte 1] dat hij van zijn salaris € 100.000,- gespaard zou hebben, klopt niet. Het klopt ook niet dat hij samen met [medeverdachte 1] voor € 500.000,- in woningen van hun familie in China heeft geïnvesteerd.
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat, toen hij in 2008 in Nederland kwam, [medeverdachte 1] zijn bankpas in bewaring heeft genomen. [medeverdachte 1] wist ook zijn pincode. Sinds [medeverdachte 2] een nieuwe bankpas heeft gekregen, heeft [medeverdachte 2] zijn (nieuwe) bankpas terug. Voorts heeft [medeverdachte 2] verklaard dat [medeverdachte 3] een collega van hem was en dat hij niet een vermogend man was. [medeverdachte 3] kreeg zijn salaris contant.
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij geen grote bedragen naar China heeft overgemaakt, ook niet naar [naam 4] , zijn oudere zus in China. Hij weet niets van de privébetalingen van of voor [medeverdachte 1] via zijn bankrekening.
Op 18 november 2014 is [medeverdachte 2] op verzoek van [medeverdachte 1] naar Amsterdam gegaan. Hij heeft [medeverdachte 1] daar € 10.000,- contant op zijn bankrekening laten storten. Op die dag was ook [verdachte] aanwezig. [medeverdachte 1] heeft aan hem gevraagd om zijn bankpas te mogen gebruiken.
[medeverdachte 2] heeft bij de geldautomaat de pincode ingetoetst en [medeverdachte 1] heeft het geld, dat hij uit zijn broekzak haalde, gestort. Daarna zijn zij naar het hotel van [medeverdachte 1] gegaan. In het hotel vroeg [medeverdachte 1] nogmaals om de bankpas van [medeverdachte 2] . Na een korte periode heeft [medeverdachte 2] zijn bankpas weer teruggekregen. [31]
De verklaringen van [verdachte]
heeft verklaard dat hij in 2008 naar Nederland is gekomen en dat hij van 2008 tot februari 2013 in het restaurant [naamrestaurant] heeft gewerkt. Hij is door zijn neef [medeverdachte 1] en zijn compagnon gevraagd om naar Nederland te komen. Hij verdiende ongeveer € 1.700,- per maand. Nadat hij een bankrekening heeft geopend, waarbij [medeverdachte 1] aanwezig was, heeft [medeverdachte 1] aan hem gevraagd om zijn bankpas aan hem te geven, omdat hij bang was dat hij zou gaan vluchten. Zijn bankpas is van 2008 tot ergens in 2011 bij [medeverdachte 1] geweest. [verdachte] verklaarde ook dat hij misschien een keer zijn pincode aan [medeverdachte 1] heeft gegeven.
Met betrekking tot de contante stortingen op zijn bankrekening heeft [verdachte] verklaard dat een deel van de stortingen door hem is gedaan. Dit betroffen de stortingen vanaf 2011 nadat hij zijn bankpas had teruggekregen van [medeverdachte 1] . Van de stortingen voor 2011 weet hij niets. Hij weet dat er in 2011 via zijn bankrekening € 7.000,- naar zijn moeder [naam 4] is overgemaakt voor een verbouwing. Hij weet echter niet hoe dat bedrag op zijn bankrekening terecht is gekomen.
Op 18 november 2014 is [verdachte] samen met [medeverdachte 1] naar Amsterdam gegaan. [verdachte] heeft toen een bedrag van € 13.000,-, dat hij van [medeverdachte 1] had geleend, contant op zijn bankrekening gestort. [verdachte] toetste de pincode in en [medeverdachte 1] heeft het geld in de automaat gestopt. Dat bedrag is vervolgens overgemaakt naar de zus van [medeverdachte 1] . Hij weet niets van de betaling van de huur voor [bedrijf 2] . Ook weet hij niets van de betalingen van de leasetermijnen voor de auto van [medeverdachte 1] . [32]
Overwegingen ten aanzien van de verklaringen
Zoals hiervoor al is overwogen, ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaringen van [medeverdachte 2] en [verdachte] omtrent het afgeven van hun bankpassen aan [medeverdachte 1] .
Gelet op hun beperkte inkomsten, acht de rechtbank het voorts niet aannemelijk dat [medeverdachte 2] en [verdachte] de contante stortingen zelf hebben kunnen verrichten. [medeverdachte 2] en [verdachte] hebben ook ontkend dat zij deze contante stortingen hebben verricht. Gezien het feit dat [medeverdachte 1] over hun bankpas beschikte en gezien het beperkte inkomen van [medeverdachte 2] en [verdachte] , vindt de rechtbank de verklaringen van [medeverdachte 2] en [verdachte] ook op dit punt niet ongeloofwaardig.
De rechtbank gaat er gelet op het bovenstaande van uit dat [medeverdachte 1] gedurende een lange periode de bankpassen van [medeverdachte 2] en [verdachte] in zijn bezit heeft gehad en dat hij ook gebruik maakte van de bankpassen en de bankrekeningen van [medeverdachte 2] en [verdachte] om contant geld op deze rekeningen te storten en om geld over te boeken naar het buitenland.
Dat [medeverdachte 1] gebruik maakte van de bankrekeningen van [medeverdachte 2] en [verdachte] wordt ook bevestigd door het feit dat op beide bankrekeningen diverse privébetalingen van
[medeverdachte 1] hebben plaatsgevonden. Een bevestiging van het gebruik van de bankrekeningen van [medeverdachte 2] en [verdachte] door [medeverdachte 1] ziet de rechtbank ook in het feit dat geldbedragen zijn overgeboekt naar bankrekeningen van personen die, op twee na, familieleden, dan wel kennissen van [medeverdachte 1] in China en Amerika betreffen. [medeverdachte 1] heeft voorts zelf verklaard dat in ieder geval een deel van het geld dat op de bankrekening van [medeverdachte 2] is gestort, afkomstig is van hem.
De handelwijze van [medeverdachte 1] , te weten het storten van contant geld op andermans bankrekeningen en het geld vervolgens overboeken naar een bankrekening in het buitenland, wordt ook bevestigd door wat op 18 november 2014 heeft plaatsgevonden.
Dit alles maakt dat de rechtbank van oordeel is dat [medeverdachte 1] in ieder geval de contante stortingen met de oude bankpas van [medeverdachte 2] met het nummer 481 op de rekening van [medeverdachte 2] heeft verricht. Dit betreffen contante stortingen met een totaalbedrag van € 551.230,-.
[verdachte] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] tot 2011 zijn bankpas in zijn bezit had. De rechtbank is van oordeel dat [medeverdachte 1] in ieder geval de contante stortingen tot 1 januari 2011 op de bankrekening van [verdachte] heeft verricht. Dit betreffen contante stortingen met een totaalbedrag van € 31.255,-. Daarnaast heeft [medeverdachte 1] op 18 november 2014 een bedrag van € 13.000,- contant op de bankrekening van [verdachte] gestort. In totaal is er door [medeverdachte 1] een bedrag van € 44.255,-- contant op de rekening van [verdachte] gestort.
Ondanks het ontbreken van een verklaring van [medeverdachte 3] , is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte 1] ook gebruik maakte van de bankpas en de bankrekening van [medeverdachte 3] en dat hij de contante stortingen op en de overboekingen naar China via de bankrekening van [medeverdachte 3] heeft verricht. Daarbij overweegt de rechtbank in het bijzonder dat een deel van de stortingen en overboekingen op en van deze bankrekening qua datum en tijdstip zo goed als gelijktijdig hebben plaatsgevonden als de stortingen op en overboekingen via de bankrekening van [medeverdachte 2] . De rechtbank acht het niet aannemelijk dat dit door een ander persoon dan [medeverdachte 1] is gedaan. De overboekingen van de rekening van [medeverdachte 3] zijn daarbij eveneens ten dele verricht aan familieleden en een bekende van [medeverdachte 1] . Voorts hebben ook op de bankrekening van [medeverdachte 3] privébetalingen van [medeverdachte 1] plaatsgevonden.
Tussenconclusie III
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank bewezen dat [medeverdachte 1] in de periode van 23 december 2008 tot en met 18 november 2014 een contant geldbedrag van € 551.230,- op de bankrekening van [medeverdachte 2] , een geldbedrag van € 861.580,- op de bankrekening van [medeverdachte 3] en een geldbedrag van € 44.255,- op de bankrekening van [verdachte] heeft gestort en dat hij deze bedragen (deels) heeft overgemaakt naar diverse bankrekeningen in China.
Vervolgens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of dit handelen van [medeverdachte 1] gekwalificeerd kan worden als (gewoonte)witwassen, al dan niet in vereniging gepleegd.
Daartoe overweegt de rechtbank het navolgende.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf", niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Ook indien van een voorwerp op grond van minder direct gerelateerde feiten en omstandigheden niet kan worden vastgesteld dat dit met legale middelen is verworven, kan bewezen worden geacht dat een voorwerp “uit enig misdrijf” afkomstig is.
Van een verdachte die inkomsten heeft verworven of geld en/of voorwerpen voorhanden heeft gehad die niet passen bij zijn (bekende) reguliere bronnen van inkomen en vermogen, mag een concrete, verifieerbare en niet op voorhand als hoogst onwaarschijnlijk aan te merken verklaring worden verwacht.
De rechtbank zal bij de beoordeling het navolgende toetsingskader hanteren.
Toetsingskader
1. Allereerst dient de rechtbank vast te stellen of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn, dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen.
2. Is dat het geval, dan mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van het geld of de goederen.
3. Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de uit de verklaring van de verdachte blijkende alternatieve herkomst van het geld of de goederen.
4. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met een voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen en goederen, waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare herkomst kan gelden.
5. Als de verdachte, hoewel daarnaar gevraagd, een dergelijke verklaring niet verstrekt, dan wel uit nader onderzoek is gebleken dat die verklaring niet deugdelijk is, kan sprake zijn van witwassen.
Ad 1. Vermoeden van witwassen
[medeverdachte 1] heeft een geldbedrag van bijna anderhalf miljoen euro contant voorhanden gehad. Dit geldbedrag heeft hij op verschillende bankrekeningen van derden gestort. De gestorte geldbedragen bestonden in sommige gevallen uit een groot aantal biljetten van 200 euro en 500 euro. Voorts hebben bepaalde stortingen midden in de nacht plaatsgevonden, waarbij in een korte periode geldbedragen tussen de € 100.000,- en € 200.000,- met coupures van 200 euro en 500 euro op twee verschillende bankrekeningen zijn gestort. [33]
Deze feiten en omstandigheden zijn van dien aard, dat naar het oordeel van de rechtbank zonder meer gesproken kan worden van een vermoeden van witwassen.
Ad 2. Een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring
Van [medeverdachte 1] mag gezien het voorgaande verlangd worden dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van het geld. [medeverdachte 1] heeft dat echter niet gedaan. Hij heeft zijn stelling dat hij door de jaren heen € 600.000,-, dan wel € 300.000,- heeft gespaard op geen enkele wijze onderbouwd, dan wel geconcretiseerd. Uit onderzoek door de FIOD is gebleken dat [medeverdachte 1] gedurende de periode van 1 januari 2009 tot 31 mei 2014 slechts een bedrag van
€ 103.264,03 heeft opgenomen uit [naamrestaurant] . [34] De rechtbank acht het voorts niet aannemelijk dat het gestorte geld spaargeld betrof, nu de gestorte bedragen deels uit een groot aantal biljetten van 500 euro bestonden. Het is een feit van algemene bekendheid en vaste jurisprudentie dat de banken geen coupures van € 500,- meer uitgeven en dat deze coupures nagenoeg uitsluitend (nog) in het criminele circuit worden gebruikt.
De verklaring van [medeverdachte 1] dat [medeverdachte 2] van zijn salaris € 100.000,- heeft gespaard, wordt ook niet onderbouwd. De verklaring wordt ook niet bevestigd door de verklaring [medeverdachte 2] .
Zoals reeds overwogen gaat de rechtbank ervan uit dat [medeverdachte 1] ook het bedrag van
€ 861.580,- op de bankrekening van [medeverdachte 3] heeft gestort. Hiervoor heeft [medeverdachte 1] helemaal geen verklaring gegeven.
Uit het dossier is tevens gebleken dat [medeverdachte 1] samen met [medeverdachte 2] op 3 januari 2013 bij de ABN AMRO Bank een gesprek heeft gehad over de herkomst van de contante stortingen op de bankrekening van [medeverdachte 2] . [medeverdachte 1] fungeerde als tolk en hij deelde mede dat [medeverdachte 2] een goede spaarder is en dat hij het geld bij elkaar heeft gespaard. Het geld is ook deels familiegeld. [medeverdachte 1] deelde voorts mede dat [medeverdachte 2] voor enkele miljoenen aan vastgoed in China bezit en dat het geld bestemd zou zijn voor de aan-/verbouwing van een nieuw aangekocht pand. [35] Deze verklaring is op haar beurt tegenstrijdig met de hiervoor weergegeven stellingen van [medeverdachte 1] , en bij de bank heeft hij dus in ieder geval een andere verklaring afgelegd dan tegenover de FIOD.
De conclusie moet dan ook zijn dat [medeverdachte 1] meerdere, tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd die niet stroken met de in het dossier onderzochte gegevens noch met de verklaringen van [medeverdachte 2] en [verdachte] , en dat hij zijn verklaringen niet met stukken of anderszins heeft onderbouwd.
Tussenconclusie IV
[medeverdachte 1] heeft, hoewel daarnaar gevraagd, niet een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring verstrekt over de herkomst van de geldbedragen. Daarom acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van € 551.230,-, € 861.580,- en € 44.255,- door de herkomst van dat geld te verhullen, het voorhanden te hebben en het om te zetten.
Gelet op de hoogte van het geldbedrag en de lange periode waarin het witwassen heeft plaatsgevonden, acht de rechtbank ook wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 1] van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Medeplegen
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen kan naar het oordeel van de rechtbank niet geconcludeerd worden dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte 1] en respectievelijk [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 3] . Niet kan worden vastgesteld dat zij wisten dat er grote geldbedragen werden witgewassen door middel van hun bankrekening.
[medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 3] hebben slechts hun bankpassen afgegeven aan [medeverdachte 1] . Gezien de aard van de relatie met [medeverdachte 1] was er daarbij sprake van een zekere afhankelijkheid van [medeverdachte 1] . Voorts kan uit de verklaringen van [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 1] afgeleid worden dat het gebruikelijk was binnen het bedrijf om de bankpas aan [medeverdachte 1] af te geven. De rechtbank twijfelt niet aan de verklaringen van [medeverdachte 2] en [verdachte] dat zij in de veronderstelling waren dat dit de gebruikelijke gang van zaken was. Daarbij neemt de rechtbank mede in overweging dat [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 3] de Nederlandse taal niet spraken en net vanuit China naar Nederland waren overgekomen om hier als gastarbeider in een restaurant als kok te werken.
Het enkele feit dat zij hun bankrekening ter beschikking hebben gesteld aan [medeverdachte 1] met alle risico’s van dien is in bovenstaande geschetste omstandigheden onvoldoende om te komen tot het vereiste opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, op het medeplegen tot het gewoontewitwassen.
Ditzelfde geldt ook voor het plegen van schuldwitwassen al dan niet in vereniging.
Ten aanzien van de € 13.000,- die op 18 november 2014 op de bankrekening van [verdachte] is gestort, overweegt de rechtbank voorts dat zij de verklaring van [verdachte] omtrent het storten van het dit contante bedrag op zijn bankrekening niet op voorhand volstrekt onaannemelijk acht. Het is niet ondenkbaar dat het inderdaad om een door [verdachte] uit te lenen bedrag ging. Daarbij heeft de rechtbank mede in overweging genomen dat een enkele storting van
€ 13.000,- in contanten niet een dermate hoog bedrag is voor een horeca-ondernemer als [medeverdachte 1] , dat bij [verdachte] het vermoeden moest ontstaan dat dit geld mogelijk van enig misdrijf afkomstig was. Ook ten aanzien van dit bedrag is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] met betrekking tot het (gewoonte)witwassen van die € 13.000.-.
Medeplichtigheid
De rechtbank acht ook het subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen kan niet geconcludeerd worden dat er bij [verdachte] sprake was van het voor medeplichtigheid vereiste dubbel opzet, te weten het opzet op het misdrijf dat hij ondersteunt en het opzet op die ondersteuning. Zoals reeds overwogen heeft [verdachte] slechts zijn bankpas afgegeven aan [medeverdachte 1] van wie hij afhankelijk was, terwijl hij als gastarbeider net vanuit China naar Nederland was aangekomen. Enig opzet, ook niet in de voorwaardelijke zin, op de medeplichtigheid aan het (gewoonte)witwassen door het afgeven van zijn bankpas aan [medeverdachte 1] , is niet gebleken. Het vorenstaande geldt – zoals hiervoor is uiteengezet - ook voor het bedrag van € 13.000,- dat op 18 november 2014 op de bankrekening van [verdachte] werd gestort.
Eindconclusie
De rechtbank zal de verdachte van het primair en subsidiair ten laste gelegde vrijspreken.

4.De beslissing

De rechtbank verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder primair en subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.W. de Wit, voorzitter,
mr. A.M.A. Keulen, rechter,
mr. J. Holleman, rechter,
in tegenwoordigheid van W.H. Ng, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 december 2019.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 1] , blz. 543, en een geschrift, te weten een kopie van een uittreksel uit de Kamer van Koophandel, blz. 656 (DOC-0001).
2.Proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 1] , blz. 541, proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , blz. 586, proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , blz. 591, 597 en blz. 628, en proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 1] , blz. 639 en 640.
3.Geschriften, te weten een overeenkomst privé pakket DOC-0018, blz. 948-950 en een kopie van een handtekeningenkaart [medeverdachte 2] , blz. 933 (DOC-0011), een overeenkomst privé pakket DOC-0017 blz. 944-947 en een kopie van een handtekeningenkaart H. [medeverdachte 3] , blz. 932 (DOC-0010) en een overeenkomst privé pakket DOC-0057 blz. 1288-1290 en een kopie van een handtekeningenkaart [verdachte] blz. 1292 (DOC-0059).
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , blz. 594 en proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 1] , blz. 641.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , blz. 625.
6.Geschriften, te weten een overeenkomst privé pakket (DOC-0018), blz. 948-950 en een kopie van een handtekeningenkaart, blz. 933 (DOC-0011).
7.Een geschrift, te weten een overzicht contante stortingen bankrekening [medeverdachte 2] , blz. 748-751 (DOC-0006a).
8.Proces-verbaal van ambtshandeling, blz. 191(AMB-0020), en een geschrift, te weten een kopie van een rekeningafschrift van [medeverdachte 2] , blz. 1050 (DOC-0028).
9.Een geschrift, te weten een overzicht coupures storting bankrekening t.n.v. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] , blz. 1073 (DOC-0041).
10.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 133 (AMB-0007).
11.Een geschrift, te weten een kopie van een rekeningafschrift van [medeverdachte 2] , blz. 1049 en 1050 (DOC-0028).
12.Proces-verbaal van ambtshandeling, blz. 191 (AMB-0020), en, een geschrift, te weten een “Antwoord Details Afdrukrapport”, blz. 1064 (DOC-0036).
13.Een geschrift, te weten een kopie van een uittreksel uit de Kamer van Koophandel, blz. 1069 (DOC-0039), en een geschrift, te weten een kopie van een uittreksel uit de Kamer van Koophandel, blz. 1066 (DOC-0038).
14.Geschriften, te weten kopieën van rekeningafschriften van [medeverdachte 2] , blz. 825, 843, 844, 854, 856, 859, 866, 867, 869, 870, 877, 878, 879, 880, 899, 907, 908, 928 (DOC-0009)
15.Geschriften, te weten een overeenkomst privé pakket (DOC-0017) blz. 944-947 en een kopie van een handtekeningenkaart [medeverdachte 3] , blz. 932 (DOC-0010).
16.Een geschrift, te weten een overzicht contante stortingen bankrekening [medeverdachte 3] , blz. 722-725 (DOC-0005a).
17.Een geschrift, te weten een overzicht coupures storting bankrekening t.n.v. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] , blz. 1073 en 1074 (DOC-0041).
18.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 132 en 133 (AMB-0007).
19.Geschriften, te weten kopieën van rekeningafschriften van [medeverdachte 3] , blz. 793, 799, 800 en 806 (DOC-0007).
20.Proces-verbaal verband geldstortingen en overboekingen bankrekeningen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , blz. 197 en 198 (AMB-0023), een geschrift, te weten een overzicht data en tijdstippen contante geldstortingen rekening [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , blz. 1052-1054 (DOC-0030), en een geschrift, te weten overzicht data en tijdstippen overboekingen van rekeningen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] naar China, blz. 1055 (DOC-0031).
21.Geschriften, te weten een overeenkomst privé pakket DOC-0057 blz. 1288-1290 en een kopie van een handtekeningenkaart, blz. 1292 (DOC-0059).
22.Een geschrift, te weten een overzicht contante stortingen bankrekening [verdachte] , blz. 1287 (DOC-0056).
23.Een geschrift, te weten een kopie van een rekeningafschrift van [verdachte] , blz. 1144 (DOC-0048).
24.Een geschrift, te weten een kopie van een rekeningafschrift van [verdachte] , blz. 1091 (DOC-0048).
25.Een geschrift, te weten een kopie van een rekeningafschrift van [verdachte] , blz. 1101 (DOC-0048).
26.Een geschrift, te weten een kopie van een rekeningafschrift van [verdachte] , blz. 1265 (DOC-0048).
27.Proces-verbaal, blz. 40, en, een geschrift, te weten een “Antwoord Details Afdrukrapport”, blz. 1064 (DOC-0036).
28.Een geschrift, te weten een kopie van een uittreksel uit de Kamer van Koophandel, blz. 1069 (DOC-0039), en een geschrift, te weten een kopie van een uittreksel uit de Kamer van Koophandel, blz. 1066 (DOC-0038).
29.Geschriften, te weten kopieën van rekeningafschriften van [verdachte] , blz. 1093, 1104, 1105, 1107, 1152 en 1153 (DOC-0048).
30.Proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 1] , blz. 541, 543, 545, 546, 548, en proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , blz. 611, 612, 613, 616, 621, 624, 625, 626, 628, 629, 630, 633.
31.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , blz. 586, 589, 592, 594, 597, 598, 600-603, 605-606.
32.Proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 1] , blz. 639-642, 644, 645, 646, 647, 648, 651.
33.Een geschrift, te weten een overzicht data en tijdstippen contante geldstortingen rekening [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , blz. 1052-1054 (DOC-0030).
34.Proces-verbaal Ambtshandeling inzake contante opnames verdachte [medeverdachte 1] en echtgenote uit ondernemingen, blz. 247 (AMB-0045).
35.Een geschrift, te weten Handelingen in chronologische volgorde van de ABN AMRO bank, blz. 936 en 937 (DOC-0013).