ECLI:NL:RBDHA:2019:14599
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening wegens onbekende bestemming
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 december 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. H.L.M. Janssen, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. B.J. Pattiata. De eiser, een Marokkaanse vreemdeling, had op 6 maart 2019 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd door de staatssecretaris afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser met onbekende bestemming is vertrokken en geen contact meer onderhoudt met zijn gemachtigde of voogd. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat de eiser geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland.
De rechtbank heeft het beroep van de eiser niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De rechtbank overwoog dat de eiser, door zijn vertrek zonder bekend adres, niet kan worden geacht nog procesbelang te hebben bij zijn asielaanvraag. De uitspraak is openbaar gedaan door rechter D. Biever in aanwezigheid van griffier R. Kroes. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.