ECLI:NL:RBDHA:2019:14572

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 november 2019
Publicatiedatum
31 januari 2020
Zaaknummer
C/09/554660 / FA RK 18-4206
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en afwikkeling huwelijkse voorwaarden met opname convenant

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 november 2019 een beschikking gegeven in het kader van een echtscheiding tussen de man, aangeduid als [Y], en de vrouw, aangeduid als [X]. De procedure begon met een verzoek van de man op 6 juni 2018. De rechtbank had eerder op [beschikkingsdatum 1] 2019 de echtscheiding uitgesproken en enkele verzoeken van de vrouw afgewezen, waaronder het verzoek met betrekking tot het vergoedingsrecht en de kosten van de huishouding. Tevens werd bepaald dat de man recht had op een voorschot van € 75.000,- op de afwikkeling van het huwelijksvermogen, dat de vrouw binnen een maand moest betalen.

Tijdens de procedure hebben partijen overeenstemming bereikt over hun betrekkingen na de echtscheiding en hebben zij deze regeling vastgelegd in een convenant. De rechtbank heeft het verzoek om deze regeling in de beschikking op te nemen toegewezen, waarbij de andersluidende verzoeken als ingetrokken zijn beschouwd. De rechtbank heeft de eerdere beschikkingen gehandhaafd, voor zover deze niet in deze beschikking zijn gewijzigd.

De rechtbank heeft de regeling, zoals neergelegd in het convenant, uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beschikking is gegeven door de rechters J.C. Sluymer, L. Koper en I. Zetstra, bijgestaan door griffier M. Corver, en is uitgesproken ter openbare zitting op 27 november 2019.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige Kamer
Rekest- en zaaknummers:
C/09/554660 en FA RK 18-4206 (echtscheiding)
C/09/566189 en FA RK 19-90 (afwikkeling huwelijkse voorwaarden)
Datum beschikking: 27 november 2019

Opname convenant

Beschikking op het op 6 juni 2018 ingekomen verzoek van:

[Y] ,

de man,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. P.B. van Eck-Molenaar te Gouda.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[X] ,

de vrouw,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. K. van der Bijl te Alphen aan den Rijn.

Procedure

Bij beschikking van [beschikkingsdatum 1] 2019 van deze rechtbank is - voor zover hier nog van belang - :
  • de echtscheiding tussen de man en de vrouw uitgesproken;
  • het verzoek van de vrouw ten aanzien van het vergoedingsrecht en de kosten van de huishouding afgewezen;
  • bepaald dat de man recht heeft op een voorschot op de afwikkeling van het huwelijksvermogen ter hoogte van € 75.000,- waarbij de rechtbank de vrouw veroordeelt tot betaling van voornoemd bedrag aan de man, binnen één maand na datum van deze beschikking te voldoen op een door de man aan te wijzen rekeningnummer;
  • iedere verdere beslissing ten aanzien van de afwikkeling van het huwelijksvermogen aangehouden.
Bij beschikking van [beschikkingsdatum 2] 2019 van deze rechtbank is voormelde beschikking verbeterd, in die zin dat de bepaling ten aanzien van het voorschot uitvoerbaar bij voorraad is verklaard en aan de vrouw toestemming is gegeven om hoger beroep in te stellen tegen de beslissing in de tussenbeschikking van [beschikkingsdatum 1] 2019, inhoudende dat de waarde van de aandelen in de beheer-B.V. in de verrekening dient te worden betrokken.
De rechtbank heeft vervolgens de volgende stukken ontvangen:
  • het bericht van 26 augustus 2019 van de man;
  • het bericht van 29 augustus 2019 van de vrouw;
  • het bericht van 8 oktober 2019 van de vrouw;
  • het bericht van 10 oktober 2019 met als bijlage het door beide partijen ondertekende echtscheidingsconvenant, van de man;
  • het bericht van 4 november 2019 van de vrouw.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft al hetgeen bij genoemde beschikkingen is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.
Partijen hebben in de loop van de procedure overeenstemming bereikt en zij hebben deze overeenstemming neergelegd in een convenant. Partijen hebben verzocht de door hen getroffen onderlinge regeling, vastgelegd in het overgelegde convenant, in de beschikking op te nemen. Dit verzoek kan als op de wet gegrond worden toegewezen. De rechtbank beschouwt de andersluidende verzoeken als ingetrokken.

Beslissing

De rechtbank:
neemt op de door partijen getroffen onderlinge regeling van hun betrekkingen na de echtscheiding, zoals neergelegd in het (in fotokopie) aan deze beschikking gehechte echtscheidingsconvenant en verklaart deze bepaling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C. Sluymer, L. Koper en I. Zetstra, rechters, bijgestaan door mr. M. Corver als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van
27 november 2019.