ECLI:NL:RBDHA:2019:14547

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 december 2019
Publicatiedatum
31 januari 2020
Zaaknummer
C/09/571334 / FA RK 19-2568
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van kinder- en partneralimentatie na echtscheiding

In deze zaak hebben beide partijen, de man en de vrouw, verzoeken ingediend tot wijziging van de kinder- en partneralimentatie. De rechtbank heeft op 17 december 2019 uitspraak gedaan in deze kwestie. De man heeft verzocht om de partneralimentatie opnieuw vast te stellen en de kinderalimentatie op nihil te stellen, terwijl de vrouw verzocht heeft om de partneralimentatie op nihil te stellen en bij te dragen in de kosten van de minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen relevante gewijzigde omstandigheden zijn die een wijziging van de alimentatie rechtvaardigen. De rechtbank heeft de verzoeken van beide partijen afgewezen, omdat de door hen aangevoerde omstandigheden niet voldoende onderbouwd waren en niet relevant waren voor de alimentatieverplichtingen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de communicatie tussen de partijen te wensen overliet, wat heeft geleid tot onnodige procedures. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten moet dragen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 19-2568
Zaaknummer: C/09/571334
Datum beschikking: 17 december 2019

Kinder- en partneralimentatie

Beschikking op het op 2 april 2019 ingekomen verzoek van:

[Y] ,

de man,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. A.G.M. Haase te Den Haag.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[X] ,

de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M.A.J. Beers te Hendrik Ido Ambacht.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift tevens verzoekschrift, ingekomen op 15 mei 2019;
  • het verweer tegen het zelfstandig verzoek;
  • het bericht van 5 november 2019 met bijlagen van de vrouw;
  • het bericht van 13 november 2019 met bijlagen van de man;
  • het bericht van 15 november 2019 met bijlagen van de vrouw.
[voornaam minderjarige] heeft schriftelijk haar mening gegeven over het verzoek.
Op 19 november 2019 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de advocaat van de man, en de vrouw, bijgestaan door haar advocaat. De man is niet ter zitting verschenen. Door de advocaat van de man is ter zitting een pleitnotitie voorgedragen en overgelegd.

Feiten

  • De man en de vrouw zijn gehuwd geweest van [datum huwelijk] 1996 tot [datum echtscheiding] 2013.
  • Zij zijn de ouders van de volgende kinderen:
  • de jong-meerderjarige [naam jm] , geboren op [geboortedatum 2] 1998 te [geboorteplaats] ;
  • de nu nog minderjarige [naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] 2002 te [geboorteplaats] (hierna: [voornaam minderjarige] ).
  • [voornaam minderjarige] heeft haar hoofdverblijf bij de vrouw.
  • Bij beschikking van deze rechtbank van 9 oktober 2013 is – voor zover hier van belang – bepaald dat het convenant en ouderschapsplan deel uitmaken van de beschikking, dat de man € 84,- per maand per kind aan de vrouw dient te betalen als kinderalimentatie en dat de vrouw € 400,- per maand aan de man dient te betalen als partneralimentatie.
  • Als gevolg van de wijziging van rechtswege op grond van artikel 1:402a BW bedraagt de door de man te betalen kinderalimentatie voor [voornaam minderjarige] sinds 1 januari 2019 (afgerond)

Verzoek en verweer

Het verzoek van de man luidt het door de vrouw te betalen bedrag aan partneralimentatie (opnieuw) vast te stellen en het door de man te betalen bedrag aan kinderalimentatie op nihil vast te stellen dan wel op een bedrag zoals de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren, voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De vrouw voert verweer dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Verder heeft de vrouw zelfstandig verzocht, voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad:
  • te bepalen dat de man met ingang van de datum van indiening van het zelfstandig verzoekschrift dient bij te dragen in de kosten van [voornaam minderjarige] met een bedrag van € 142,- per maand, bij vooruitbetaling aan de vrouw te voldoen, althans een zodanige bijdrage met ingang van een zodanige datum als de rechtbank redelijk acht;
  • te bepalen dat de partneralimentatie met ingang van de datum van indiening van het zelfstandig verzoekschrift op nihil wordt vastgesteld, althans een zodanige bijdrage met ingang van een zodanige datum als de rechtbank redelijk acht;
  • de man te veroordelen in de proceskosten.

Beoordeling

Kinderalimentatie
Wijziging van omstandigheden
Zowel de man als de vrouw heeft verzocht de kinderalimentatie te wijzigen. De man heeft gesteld dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden, namelijk dat de vrouw is getrouwd en dat zij meer is gaan verdienen. De vrouw heeft gesteld dat er aan de zijde van de man moet worden uitgegaan van een verdiencapaciteit, dat de vrouw meer is gaan verdienen, dat zij is gaan samenwonen en dat het kindgebonden budget is weggevallen.
De rechtbank is van oordeel dat partijen ontvankelijk zijn in hun verzoeken ten aanzien van wijziging van de kinderalimentatie, nu zij hebben gesteld dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden in de zin van artikel 1:401, eerste lid, BW. De rechtbank is echter van oordeel dat alle door partijen gestelde gewijzigde omstandigheden niet rechtens relevant zijn. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank overweegt dat het door de man overgelegde e-mailbericht, waar hij zijn verzoek tot nihilstelling op heeft gegrond, dateert van 16 september 2013 en daarmee dus is gelegen voor de beschikking van 9 oktober 2013, waarin de kinderalimentatie is bepaald. Reeds om die (eerder gelegen) datum is de rechtbank van oordeel dat het bedoelde e-mailbericht niet kan leiden tot een nihilstelling. In de pleitnotitie van de advocaat van de man is bovendien aangegeven dat de man geen wijziging van de kinderalimentatie wenst, maar nakoming van afspraken en de indexering van de partneralimentatie. De rechtbank komt gelet op het voorgaande niet toe aan een verdere inhoudelijke beoordeling van het verzoek van de man tot nihilstelling van de kinderalimentatie.
Ten aanzien van de door de vrouw aangevoerde gewijzigde omstandigheden overweegt de rechtbank als volgt. Dat de verdiencapaciteit van de man is toegenomen heeft de vrouw onvoldoende onderbouwd, zodat de rechtbank aan die stelling voorbij gaat. Indien sprake is van een inkomensstijging aan de zijde van de vrouw, kan de rechtbank niet vaststellen dat dit een voor de door de man te betalen kinderalimentatie relevante wijziging is. De rechtbank kan namelijk niet vaststellen op welke uitgangspunten – behoefte, draagkracht ouders – de in de beschikking vastgestelde en in het ouderschapsplan opgenomen kinderalimentatie gebaseerd is, nu onderbouwende stukken ontbreken. Verder levert de enkele stelling dat de vrouw is gaan samenwonen geen wijziging op. De vrouw heeft ter zitting aangegeven dat zij een ‘heel klein stukje kindgebonden budget’ ontving, maar door het samenwonen niet meer. De rechtbank is niet in staat om deze stelling te beoordelen, nu de rechtbank geen gegevens heeft. Daarnaast heft het door de vrouw gestelde inkomensstijging het verlies van een klein beetje kindgebonden budget elkaar mogelijk ook op.
De rechtbank wijst op grond van het voorgaande de verzoeken van de man en de vrouw ten aanzien van de kinderalimentatie af.
Partneralimentatie
De man verzoekt de partneralimentatie opnieuw vast te stellen, omdat de vrouw geen inkomensgegevens wil overleggen. De vrouw heeft een nieuwe partner. De vrouw betaalt de indexering niet. De man heeft het LBIO ingeschakeld.
De vrouw stelt dat de man in staat is om in zijn eigen behoefte te voorzien. De vrouw stelt dat de man zijn inkomen heeft kunnen uitbreiden en daarmee zijn draagkracht. De vrouw verzoekt daarom de partneralimentatie op nihil te stellen. De man is gezond en van hem kan worden verwacht minstens € 2.159,- netto per maand te verdienen.
De rechtbank is van oordeel dat partijen ontvankelijk zijn in hun verzoeken ten aanzien van wijziging van de partneralimentatie, nu zij hebben gesteld dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden in de zin van artikel 1:401, eerste lid, BW. De rechtbank is echter van oordeel dat alle door partijen gestelde gewijzigde omstandigheden niet rechtens relevant zijn. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
In de pleitnotitie van de advocaat van de man staat dat de man alleen de indexering vordert. Naar het oordeel van de rechtbank verzoekt de man derhalve geen wijziging van de partneralimentatie (nog daargelaten dat het verzoek van de man onvoldoende gespecificeerd is, nu hij geen bedrag verzoekt). De vordering van de man ziet op een executiegeschil. Daarvoor kan de man niet bij de familierechter terecht. De rechtbank zal het verzoek van de man afwijzen.
Ten aanzien van het verzoek van de vrouw tot nihilstelling van de partneralimentatie is de rechtbank van oordeel dat de stelling dat de man een verdiencapaciteit heeft geen rechtens relevante wijziging van omstandigheden oplevert. Nog daargelaten dat de vrouw onvoldoende heeft onderbouwd dat er sprake is van een verdiencapaciteit aan de zijde van de man, kan de rechtbank ook niet vaststellen op welke uitgangspunten de in de beschikking vastgestelde en in het echtscheidingsconvenant opgenomen partneralimentatie gebaseerd is, nu onderbouwende stukken ontbreken. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw afwijzen.
Proceskostenveroordeling
De vrouw verzoekt de man te veroordelen in de proceskosten, nu de man onnodig procedeert. De man voert verweer.
De rechtbank zal het verzoek van de vrouw afwijzen. Beide partijen hebben over en weer niet gereageerd op de door hen buiten zitting gedane verzoeken. De wijze van communicatie door beide partijen heeft te wensen overgelaten. Kortom, doordat er geen constructief overleg tussen partijen is geweest, is deze procedure noodzakelijk geweest. De rechtbank zal de proceskosten compenseren als hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
wijst de verzoeken van de man en de vrouw af;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J.C. Dijkstra, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. M. Corver als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 17 december 2019.