Uitspraak
Vervangende toestemming erkenning, gezag en omgang
Beschikking op het op 5 april 2019 ingekomen verzoek van:
[Y] ,
[X]
[minderjarige] geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats]
Procedure
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift van de bijzondere curator, ingekomen op 26 april 2019;
- het bericht van 2 mei 2019 van de man;
- het bericht van 3 juni 2019 van de man;
- het bericht van 3 juli 2019 van de moeder;
- het verweerschrift van de moeder, ingekomen op 20 november 2019;
- het bericht van 22 november 2019 met bijlagen van de moeder.
Feiten
- Partijen hebben een affectieve relatie gehad.
- [minderjarige] is niet erkend.
- De moeder heeft van rechtswege het eenhoofdig gezag over [minderjarige] .
- De moeder geeft geen toestemming voor de erkenning door de man.
- De man heeft de Marokkaanse nationaliteit en staat niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen.
- De moeder en [minderjarige] hebben de Nederlandse nationaliteit.
- Bij beschikking van deze rechtbank van 16 april 2019 is mr. Van Gorkum voornoemd benoemd tot bijzondere curator om [minderjarige] op grond van artikel 1:212 van het Burgerlijk Wetboek (BW) te vertegenwoordigen.
Verzoek en verweer
- hem vervangende toestemming als bedoeld in artikel 1:204, derde lid, BW te verlenen, zodat hij [minderjarige] kan erkennen;
- hem gezamenlijk met de moeder met het gezag over [minderjarige] te belasten;
- de volgende omgangsregeling vast te stellen:
- eenmaal per week een middag, de dag in goed overleg met de moeder te bepalen, waarbij de man [minderjarige] ophaalt uit school en na het avondeten om 19.00 uur bij de moeder brengt;
- iedere twee weken een weekenddag, de dag in goed overleg met de moeder te bepalen, waarbij de man [minderjarige] om 11.00 uur ophaalt en na het avondeten om 19.00 uur weer bij de moeder brengt;
- de volgende informatieregeling vast te stellen conform het verzoekschrift.
Beoordeling
- levert omgang tussen de man en [minderjarige] ernstig nadeel op voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van [minderjarige] en/of moet de man kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat worden geacht tot omgang en/of is omgang anderszins in strijd met zwaarwegende belangen van [minderjarige] ?
- hoe dient een eventuele omgangsregeling er qua vorm, duur en frequentie uit te zien?
Beslissing
1 juli 2020 pro forma; uiterlijk op die datum dient de Raad voor de Kinderbescherming zo mogelijk zijn rapport met advies te hebben uitgebracht aan de rechtbank met kopie aan beide ouders en hun advocaten;
ten aanzien van de vervangende toestemming erkenning, de omgangsregeling en de informatieregelingaan.