In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 december 2019 een beschikking gegeven inzake de erkenning van een minderjarige door de man, [Y]. De rechtbank heeft het verzoek van de bijzondere curator om de erkenning van de minderjarige, geboren op [geboortedatum] 2017, door de man te vernietigen, toegewezen. Dit verzoek volgde uit een DNA-onderzoek dat had aangetoond dat de man niet de biologische vader van de minderjarige is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man niet de biologische vader is en dat de vernietiging van de erkenning de minderjarige niet zal belemmeren in zijn sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling. De rechtbank heeft ook de kosten van het DNA-onderzoek, uitgevoerd door Verilabs, besproken. De man en de moeder zijn ieder voor de helft verantwoordelijk gesteld voor deze kosten, ondanks de verschillende verklaringen die zij hebben afgelegd over hun relatie en de omstandigheden rondom de erkenning. De bijzondere curator, die de minderjarige vertegenwoordigde, is in deze procedure niet langer nodig geacht, en zijn werkzaamheden zijn beëindigd. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met uitzondering van de vernietiging van de erkenning.