ECLI:NL:RBDHA:2019:14529
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige vrijheidsontneming en schadevergoeding in asielprocedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 december 2019 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring opgelegd aan een eiser van Jemenitische nationaliteit. De maatregel was opgelegd op grond van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser had verzocht om de rust- en voorbereidingstijd te verkorten en om het eerste en nader gehoor op één dag te laten plaatsvinden. Eiser stelde dat zijn identiteit, nationaliteit en herkomst bij het eerste gehoor al duidelijk waren en dat er in Jemen sprake was van een situatie die onder artikel 15c van de Definitierichtlijn valt. De rechtbank oordeelde dat de laatste twee dagen van de bewaring onrechtmatig waren, omdat verweerder de maatregel eerder had moeten opheffen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en kende eiser een schadevergoeding toe van € 160,- voor de onrechtmatige vrijheidsontneming, alsook een vergoeding van de proceskosten tot een bedrag van € 1.024,-. De uitspraak benadrukt de verplichting van verweerder om tijdig te handelen in asielprocedures en de noodzaak om de rechten van asielzoekers te waarborgen.